ECLI:NL:GHARL:2021:1549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
21-006639-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkeersdelicten met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 31 mei 2019 te Balkbrug, waarbij een ander (slachtoffer 1) om het leven kwam en een tweede persoon (slachtoffer 2) zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaren. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onder invloed van amfetamine verkeerde en roekeloos heeft gereden. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar het subsidiair tenlastegelegde, dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, is bewezen verklaard. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 4 jaren, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen daarvan voor slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006639-19
Uitspraak d.d.: 16 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 10 december 2019 met parketnummer 08-133011-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 10 december 2019 ter zake van:
- overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood (feit 1 subsidiair);
- overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht (feit 2 subsidiair);
- overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opgelegd voor de duur van 5 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primair:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg opzettelijk een voor hem, verdachte onbekend persoon, te weten ( [slachtoffer 1] , bestuurder Toyota), van het leven heeft beroofd, door met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) in te halen en/of op dat weggedeelte te blijven rijden en/of te botsen tegen of in aanrijding te komen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of door de inwerking van vorenstaande botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) in botsing of aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford);
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusden en/of gaande in de richting Balkbrug, daarmede rijdende over de weg, de N377, roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van drugs, te weten amfetamine of één of meer amfetamine-achtige stoffen, met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en/of op dat weggedeelte is blijven rijden en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of door welke botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en/of gezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood, zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
2. primair:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon/personen, genaamd [slachtoffer 2] (inzittende Ford), althans één of meer voor hem, verdachte onbekende personen van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en/of op dat weggedeelte is blijven rijden en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of door de inwerking van vorenstaande botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) in botsing of aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusden en/of gaande in de richting Balkbrug, daarmede rijdende over de weg, de N377, roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van drugs, te weten amfetamine of één of meer amfetamine-achtige stoffen, met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één of meer voor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdende andere motorrijtuigen via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en/of op dat weggedeelte is blijven rijden en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en/of door welke botsing of aanrijding dit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en/of gezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg een voertuig, te weten een motorrijtuig (personenauto)heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 875 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde

Het hof is - met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Het hof zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerequireerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, waarbij het rijgedrag van de verdachte, op basis van de omstandigheden zoals in het vonnis vermeld, dient te worden aangemerkt als ‘zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam’.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank het rijgedrag van de verdachte ten onrechte heeft aangemerkt als ‘zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam’. De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken dat de verdachte kort voor het ongeluk erg gevaarlijk heeft ingehaald. De rechtbank heeft dit onder meer gebaseerd op verklaringen van getuigen die hebben verklaard dat de verdachte eerder over een doorgetrokken streep heeft ingehaald, maar de verdachte betwist dat. Bovendien volgt uit het dossier dat het op de plek van het ongeval was toegestaan om in te halen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte te hard heeft gereden. Uit het dossier volgen juist aanwijzingen dat de verdachte niet te hard heeft gereden. Verdachte heeft een verkeerde inschatting gemaakt bij zijn inhaalmanoeuvre. Niet is gebleken dat de verdachte deze inschatting heeft gemaakt als gevolg van de ingenomen verdovende middelen. Het rijgedrag van de verdachte dient dan ook te worden aangemerkt als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam’, aldus de verdediging.
Oordeel hof
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 31 mei 2019 op de Zwolseweg (N377) te Balkbrug een verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen of en in welke mate de verdachte schuld heeft aan dit verkeersongeval.
Het hof overweegt als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor schuld in het kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen.
Voor de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn verschillende factoren van belang. Het komt aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hiervoor bedoelde zin.
Bij de beoordeling zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 31 mei 2019 heeft in de gemeente Balkbrug op de N377, een tweebaansweg, een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij drie voertuigen waren betrokken. Verdachte is op die weg met de door hem bestuurde Volkswagen Golf gaan inhalen en heeft daarbij de hem tegemoetkomende (rode) Toyota, die door [slachtoffer 1] werd bestuurd, niet meer kunnen ontwijken. Nadat beide voertuigen elkaar geraakt hebben, is de Toyota Starlet uit koers geraakt en op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terecht gekomen. Daar is de Toyota frontaal gebotst op de Ford, die door [slachtoffer 2] werd bestuurd. Verdachte is na de botsing doorgereden en heeft zijn auto verderop bij een bushalte geparkeerd. Hij is weggelopen en later door de politie in de buurt van de N377 aangehouden.
De N377 betreft een voorrangsweg waar een snelheid van maximaal 100 kilometer per uur geldt. Op het moment van het ongeval was er sprake van daglicht, was het droog weer en was het zicht helder. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat het op dat tijdstip druk was op de weg, dat hij geen haast had en dat hij niet weet waarom hij is gaan inhalen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij die ochtend amfetamine had gebruikt en dat hij niet beschikte over een geldig rijbewijs. Na het ongeluk heeft verdachte een bloedonderzoek ondergaan, met als uitslag 875 microgram amfetamine per liter bloed. Over het moment van inhalen heeft verdachte eerst verklaard dat ‘hij geen tegemoetkomende auto heeft gezien’ en later ‘dat de tegemoetkomende auto nog heel ver weg was’.
Op grond van de getuigenverklaringen stelt het hof vast dat er op het moment dat verdachte de inhaalmanoeuvre inzette die tot het fatale ongeluk heeft geleid, onvoldoende ruimte was om in te halen. Daarenboven blijkt uit die getuigenverklaringen en uit de verklaring van verdachte zelf, dat hij zijn snelheid bij het inhalen nauwelijks verhoogde, om de inhaalmanoeuvre zo kort mogelijk te laten duren.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte vertoonde gedrag - in en onder de geschetste omstandigheden - hiermee substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Dit oordeel geldt temeer omdat diverse getuigen die voor én achter verdachte reden hebben verklaard dat ze wel hebben gezien dat er een tegenligger aankwam en dat ze zagen dat het inhalen door verdachte niet mogelijk was. Bovendien volgt uit de getuigenverklaringen dat de verdachte kort vóór de fatale inhaalmanoeuvre op zeer gevaarlijke wijze had ingehaald over een doorgetrokken streep, terwijl ook daarvoor in die situatie, gelet op het tegemoetkomend verkeer, te weinig ruimte was. Getuige [getuige 1] verklaart daarover dat de auto van verdachte het tegemoetkomend verkeer bijna raakte en getuige [getuige 2] dat een tegemoetkomend busje moest remmen en in de berm moest om een ongeval te voorkomen. Deze manoeuvre, die door het ingrijpen van medeweggebruikers nog maar net goed ging, had de verdachte er op z’n minst van moeten weerhouden om een tweede keer op zeer gevaarlijke wijze in te halen. Ten aanzien van het geconstateerde amfetaminegebruik van verdachte, voorafgaand aan het als bestuurder van een auto deelnemen aan het verkeer, is voorts opmerkelijk dat verdachte zo’n anderhalve maand voor 31 mei 2019 ook onder invloed van amfetamine aan het verkeer heeft deelgenomen.
Op grond van het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het verkeersongeval dientengevolge aan zijn schuld te wijten is.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair:
hij op
of omstreeks31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusden en
/ofgaande in de richting Balkbrug, daarmede rijdende over de weg, de N377,
roekeloos,zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van drugs, te weten amfetamine
of één of meer amfetamine-achtige stoffen, met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één
of meervoor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdend
eandere motorrijtuig
envia het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en
/ofop dat weggedeelte is blijven rijden en
/ofis gebotst tegen
en/of in aanrijding is gekomen meteen over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en
/ofdoor welke botsing
of aanrijdingdit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en
/ofgezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst
, althans in aanrijding is gekomen,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood, zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1
en/of 5van de Wegenverkeerswet 1994 en
/ofwelk feit is veroorzaakt
of mede is veroorzaaktdoordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
2. subsidiair:
hij op
of omstreeks31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nieuwleusden en
/ofgaande in de richting Balkbrug, daarmede rijdende over de weg, de N377,
roekeloos,zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van drugs, te weten amfetamine
of één of meer amfetamine-achtige stoffen, met een door hem, verdachte bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur één
of meervoor hem uit over de weg, de N377 langzamer rijdend
eandere motorrijtuig
envia het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (N377) heeft ingehaald en
/ofop dat weggedeelte is blijven rijden en
/ofis gebotst tegen
en/of in aanrijding is gekomen meteen over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Toyota) en
/ofdoor welke botsing
of aanrijdingdit andere motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), uit zijn koers is geraakt en
/ofgezien de rijrichting van laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), tegen een op het voor (die Toyota) tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst
, althans in aanrijding is gekomen,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1
en/of 5van de Wegenverkeerswet 1994 en
/ofwelk feit is veroorzaakt
of mede is veroorzaaktdoordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
3.
hij op
of omstreeks31 mei 2019 te Balkbrug in de gemeente Hardenberg een voertuig, te weten een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturenna gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 875 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
in eendaadse samenloop begaan met de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren en dat de verdachte voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde straf te hoog en dus niet passend is. Allereerst is daartoe aangevoerd dat de rechtbank bij de strafoplegging ten onrechte is uitgegaan van de in de oriëntatiepunten van artikel 6 van de Wegenverkeerswet genoemde categorie ‘zeer hoge mate van schuld’. De verdediging meent dat op grond van het strafdossier aansluiting gezocht dient te worden bij de categorie ‘ernstige mate van schuld’. In dat geval schrijven de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden voor. Ten tweede heeft de rechtbank volgens de verdediging onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden dat de feiten 1 en 2 het gevolg zijn van één handeling. Ten derde is de door de rechtbank opgelegde straf (veel) te hoog gelet op de opgelegde straffen in min of meer vergelijkbare zaken. Tot slot heeft de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Er zijn inmiddels twee jaren verstreken, verdachte toont goed gedrag, gebruikt geen drugs meer en wil graag met zijn gezin een leven in Nederland opbouwen. Bovendien heeft het ongeval ook op verdachte en behoorlijke impact gehad. De verdediging heeft gelet op het voorgaande verzocht om verdachte te veroordelen tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 31 mei 2019 een zeer ernstig ongeval veroorzaakt waardoor de heer
[slachtoffer 1] om het leven is gekomen en waardoor mevrouw [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hoewel de verdachte onder invloed verkeerde van een flinke hoeveelheid amfetamine - en bovendien niet beschikte over een geldig rijbewijs en in een onverzekerde auto reed - is hij op 31 mei 2019 toch als bestuurder van die auto gaan optreden.
Het leed dat aan de nabestaanden van de heer [slachtoffer 1] is toegebracht, is groot en onherstelbaar. Zijn echtgenote en zijn kinderen moeten verder leven met de wetenschap dat hun man en vader nooit meer zal thuiskomen. Dit valt hen zeer zwaar, zo blijkt uit de verklaring die zijn echtgenote ter zitting heeft voorgelezen. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft ter zitting verteld dat zij nog dagelijks de fysieke, mentale en emotionele gevolgen van het ongeval ervaart, haar leven is compleet veranderd ten opzichte van voor het ongeluk. Zij kan als gevolg van haar hersenletsel niet in een prikkelrijke omgeving werken, heeft haar toekomstplannen moeten opgeven en is afhankelijk van hulp.
Het hof realiseert zich dat geen enkele straf recht kan doen het leed van mevrouw [slachtoffer 2] en de familie van de heer [slachtoffer 1] .
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten die zien op artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. In geval van zeer hoge mate van schuld met een alcoholgebruik van meer dan 570 µgl waarbij het slachtoffer is overleden, wordt een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren als oriëntatiepunt gehanteerd. In geval van zeer hoge mate van schuld met een alcoholgebruik van meer dan 570 µgl waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen wordt een gevangenisstraf van 24 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 24 maanden als oriëntatiepunt gehanteerd. Gelet op het feit dat er bij verdachte sprake was van 875 microgram amfetamine per liter bloed, betrekt het hof de hiervoor genoemde oriëntatiepunten bij het bepalen van de straf.
Voorts heeft het hof gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 januari 2021 waaruit volgt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep door hem en zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
Bij het bepalen van de straf dient tot slot naar het oordeel van het hof rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat het fatale verkeersongeval met twee slachtoffers tot gevolg is veroorzaakt door één handeling. Het hof ziet in deze omstandigheid aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden.
Alles afwegende, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Gelet op de ernst van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten en ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof daarnaast de verdachte ter zake van deze feiten een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 5 jaren.
Daarbij merkt het hof nog op dat het betoog van de raadsman dat de door hem aangehaalde uitspraken aanleiding moeten vormen een veel lagere straf dan in eerste aanleg op te leggen wordt gepasseerd, omdat de genoemde zaken onvoldoende vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Aldus gewezen door
mr. R.M. Maanicus, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. D. Stoutjesdijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 16 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. D. Stoutjesdijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.