Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0100-2016304830, gesloten en getekend op 4 nov. 2016 door [verbalisant] , brigadier van politie-eenheid Noord-Nederland.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 13 nov. 2017, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [verdachte] :
Op 25 oktober 2016 heb ik te [plaats1] [benadeelde partij] tegen de borst geduwd, waardoor zij ten val kwam. Ik heb vervolgens haar paardenstaart vastgepakt en het haar naar beneden gedaan. Daardoor kwam haar hoofd tegen de grond. Dit heb ik drie keer gedaan. Ten slotte heb ik haar één keer een stomp tegen haar gezicht gegeven.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 26 okt. 2016, voor zover inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] , opgenomen op pagina 16 van het voornoemde politie proces-verbaal:
Die vrouw pakte mij beet, omdat ik nog de enige was die daar stond. Terwijl het gebeurde stond ik naast mijn fiets. Ze duwde mij op de grond. En toen pakte ze mijn hoofd op en begon daarmee op de grond te slaan. Ze deed dat meerdere keren, maar ik weet niet hoe vaak. Ik had een staart in mijn haar en die hield zij met een hand vast. Ze stootte mij met een hand mijn staart vasthoudend meerdere keren op de straat. Ik voelde pijn terwijl ze dat deed. Ik was ook heel erg bang.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 oktober 2016, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige1] , opgenomen op pagina’s 25 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Dinsdag 25 oktober 2016 bevond ik mij in [plaats1] . Ik was op dat moment samen met [benadeelde partij] , [getuige2] en [getuige3] . Ik zag dat [benadeelde partij] haar fiets niet zo snel kon keren. Ik zag dat de vrouw achter ons aan kwam rennen. Ik zag dat de vrouw over [benadeelde partij] en haar fiets heen viel. Ik zag dat ze op dat moment beiden op de grond vielen. Ik zag dat ze [benadeelde partij] haar hoofd beet pakte. Ik zag dat ze het hoofd van [benadeelde partij] op de stoeprand begon te beuken. Ze beukte [benadeelde partij] met haar voorhoofd op de grond. Ik zag dat ze dat in ieder geval 5 à 6 keer deed. Ik weet niet precies hoe vaak dat was. Ik zag op dat moment al dat er bloed op de grond lag. Dat was er eerder niet. Dat bloed moet dus van [benadeelde partij] zijn. Ik zag ook dat [benadeelde partij] op dat moment al verwondingen had aan haar hoofd. Ik zag verwondingen op haar voorhoofd en neus. Ook onder haar oog zag ik bloed. Ik zag dat de vrouw met beide vuisten op het gezicht van [benadeelde partij] begon te slaan. Ze deed dat hard en met opzet.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 oktober 2016, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige3] , opgenomen op pagina’s 27 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Dinsdag 25 oktober 2016 was ik op de openbare weg [adres] [te [plaats1] ]. Daar waren ook aanwezig [getuige1] en [getuige2] . Wij stonden bij die vrouw of liepen achter haar aan. Toen ze tot stilstand kwam, pakte [getuige1] het bordje uit haar handen en rende ermee weg. [benadeelde partij] kon om een of andere reden niet zo snel wegkomen. Ik zag toen dat die vrouw [benadeelde partij] beetpakte met twee handen bij haar jas. Ik zag dat zij [benadeelde partij] naar de grond trok. Ze kwam ook vrij hard op de grond terecht. Ik zag dat ze bovenop [benadeelde partij] ging zitten en ik zag dat ze [benadeelde partij] haar hoofd beetpakte. Ik zag dat ze met één hand de paardenstaart van [benadeelde partij] beetpakte en de andere hand legde ze op [benadeelde partij] haar achterhoofd. Ik zag vervolgens dat ze met kracht het hoofd van [benadeelde partij] op de trottoirtegels sloeg. Ik heb dat wel vijf tot zeven keer gezien. Ik zat dat door het stoten op de straat het voorhoofd van [benadeelde partij] ging bloeden en ik zag een grote hoofdwond op die plaats. Ik hoorde dat [benadeelde partij] heel hard gilde. Ik kon aan de manier waarop die vrouw dat bij [benadeelde partij] deed wel heel duidelijk zien dat ze dat met opzet deed en kennelijk met de bedoeling bij [benadeelde partij] pijn of letsel te veroorzaken. Ik zag ook dat die vrouw met grote kracht sloeg of bewoog.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 oktober 2016, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige2] , opgenomen op pagina’s 29 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Dinsdag 25 oktober 2016 had ik afgesproken met een vriend van mij, [getuige1] . Ik zag dat [getuige1] naar de vrouw toe ging en het bordje uit haar hand pakte. [benadeelde partij] was achtergebleven bij de rotonde en kon niet zo snel achter ons aan komen, omdat zij de draai met haar fiets nog moest maken. Ik zag dat de vrouw tegen [benadeelde partij] aan beukte en dat ze beiden vielen. Ik zag dat de vrouw bovenop [benadeelde partij] zat. Ik zag dat de vrouw [benadeelde partij] met beide handen bij haar haar had gepakt, terwijl [benadeelde partij] op de grond lag en de vrouw bovenop haar zat. [benadeelde partij] kon geen kant op. Ik zag dat de vrouw vervolgens het hoofd van [benadeelde partij] tegen de grond aan sloeg. Zij deed dit heel hard. Ik denk dat ze dit wel drie of vier keer heeft gedaan. Ik hoorde [benadeelde partij] schreeuwen. Ik zag dat zij allemaal bloed op haar voorhoofd had.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 oktober 2016, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige4] , opgenomen op pagina’s 31 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Op dinsdag 25 oktober 2016 reed ik in de richting van het centrum van [plaats1] . Ik zag dat de forse vrouw het gemunt had op [getuige2] . Ik zag dat hij te snel voor haar was. Ik zag dat er ook een meisje in de groep stond genaamd [benadeelde partij] . [benadeelde partij] stond daar met haar fiets. Ik zag dat de forse vrouw plotseling [benadeelde partij] beetgreep en zich met haar volle gewicht op [benadeelde partij] liet vallen. Ik zag dat [benadeelde partij] op de grond kwam te liggen en de vrouw bovenop haar lag. Ik zag dat de vrouw omhoog kwam en op de rug van [benadeelde partij] ging zitten. Ik zag dat de vrouw het hoofd van het meisje beethield en deze met forse kracht tegen de grond aan sloeg. Ik zag dat de schouders van de vrouw naar achter werden gebracht en dat zij deze met kracht weer naar voren bracht richting de tegels. Ik zag dat zij daarbij het hoofd van [benadeelde partij] vasthield en met zeer forse kracht het hoofd van [benadeelde partij] tegen de tegels sloeg. Ik hoorde [benadeelde partij] erg hard huilen. Ik was verwonderd dat [benadeelde partij] nog bij bewustzijn was. Ik zag dat zij minimaal vijf keer [benadeelde partij] met haar hoofd tegen de tegels aan heeft geslagen. Ik zag dat [benadeelde partij] een enorm dikke bult op haar voorhoofd had. Deze bult bestreek de helft van haar voorhoofd. Ik zag ook bloed op haar voorhoofd en langs haar hoofd lopen. [benadeelde partij] was enorm overstuur en had verschrikkelijk veel pijn. Ik vergeet het geluid van het hoofd welke tegen de tegels aan werd geslagen nooit meer. Ik werd daar erg onpasselijk van.
Het hof overweegt in aanvulling op de bovengenoemde bewijsmiddelen het volgende.
Het hof stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Het hof stelt voorts voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het hof stelt verder voorop dat sprake is van een strafbare poging indien het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Of daarvan sprake is hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Indien uit de verklaringen van een verdachte niet blijkt wat zijn of haar bedoeling was, kan de uiterlijke verschijningsvorm doorslaggevend zijn voor het aannemen van een begin van uitvoering.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. Aangeefster is door verdachte op de grond geduwd en terwijl zij op de grond lag heeft verdachte aangeefster bij haar haren gepakt en haar meermalen met haar gezicht op het trottoir geslagen. Tot slot heeft verdachte terwijl aangeefster op de grond lag met de vuist in het gezicht van aangeefster geslagen. Ten gevolge van het handelen van verdachte heeft het aangeefster letsel opgelopen aan haar hoofd en aangezicht.
De algemene ervaringsregels leren dat het hoofd een zeer kwetsbaar en uitermate vitaal onderdeel van het menselijk lichaam is en dat een verwonding hieraan snel tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Door het handelen van verdachte heeft aangeefster pijn en letsel opgelopen, maar dit letsel valt, bij gelukkig toeval, niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Evenwel is het meermalen achtereen met forse kracht tegen een harde ondergrond slaan van een niet bedekt hoofd een handeling die eenvoudig zowel inwendig letsel in de vorm van (blijvend) hersenletsel kan veroorzaken zoals een zware hersenschudding of ernstiger letsel, als uitwendig letsel in de vorm van het aangezicht ontsierende littekens. Zowel het inwendig als uitwendig letsel kan daarbij van blijvende aard zijn. Het hof is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte jegens het slachtoffer, zoals hiervoor beschreven, gelet op de aard en de mogelijke gevolgen daarvan, naar algemene ervaringsregels moeten worden aangemerkt als geschikt om zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht te veroorzaken. Dit betekent dat het delictsbestanddeel toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden verklaard.
Voorts is het hof van oordeel dat de voornoemde gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer als begin van uitvoering van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aangemerkt kunnen worden dat het, behoudens contra-indicaties, die in het onderhavige geval niet gebleken zijn, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg – zwaar lichamelijk letsel – heeft aanvaard. Aldus acht het hof zowel een opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel als opzet op een poging daartoe bewezen. Ook acht het hof op grond van het voorgaande een begin van uitvoering van het gronddelict bewezen. Het hof verwerpt het verweer.