ECLI:NL:GHARL:2021:1536

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
21-001340-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hoger beroep voor mishandeling met een dweilstok

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in [woonplaats], was in eerste aanleg veroordeeld voor twee mishandelingen, met parketnummers 16-240728-17 en 16-246470-17. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling die onder parketnummer 16-246470-17 was tenlastegelegd, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om tot een veroordeling te komen. De aangever had verklaard dat de verdachte hem een klap had gegeven, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de aangever niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen.

Ten aanzien van de mishandeling onder parketnummer 16-240728-17, waarbij de verdachte de aangeefster met een dweilstok op haar hoofd zou hebben geslagen, heeft het hof wel tot een bewezenverklaring kunnen komen. De verklaringen van de aangeefster en getuigen waren consistent en overtuigend. Het hof oordeelde dat de verdachte op 28 november 2017 te [plaats] de aangeefster heeft mishandeld door haar met een dweilstok te slaan, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer.

De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels hulp had gezocht voor haar agressieproblematiek. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de eerste tenlastelegging en veroordeeld voor de tweede.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001340-18
Uitspraak d.d.: 17 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 februari 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-240728-17 en 16-246470-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van parketnummer 16/240728-17 en 16/246470-17 van hetgeen haar is tenlastegelegd tot een taakstraf van 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis en 1 (één) week gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. K. Karakaya, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep, ter zake van beide tenlastegelegde feiten onder 16/240728-17 en 16/246470-17 veroordeeld tot een taakstraf van 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis en 1 (één) week gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De vordering benadeelde partij van [benadeelde partij1] is niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 16-246470-17:
zij op of omstreeks 27 december 2016 te [plaats] [benadeelde partij2] heeft mishandeld door die [benadeelde partij2] één of meerdere malen in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
zaak met parketnummer 16-240728-17:
zij op of omstreeks 28 november 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [benadeelde partij1] heeft mishandeld door haar eenmaal of meermalen te slaan met een stok van een dweil op haar hoofd, in elk geval op haar lichaam.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 16-246470-17 tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-246470-17 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt als volgt.
Aangever heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem een klap met een rechter gebalde vuist op zijn gezicht (linkerwang) heeft gegeven. Aangever voelde hierdoor pijn. De verdachte heeft de beweerdelijke geweldshandeling ontkend.
Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte is voor een bewezenverklaring van de hiervoor door aangever omschreven mishandeling vereist dat zijn verklaring in voldoende mate steun vindt in overige bewijsmiddelen. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen om te kunnen komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de tenlastegelegde geweldshandeling heeft begaan. Verdachte zal van het onder 16-246470-17 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 16-240728-17 tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman de verschillende voor verdachte belastende verklaringen bestreden. Volgens de verdediging is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met opzet het slachtoffer heeft mishandeld.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het onder 16-240728-17 tenlastegelegde feit worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Op basis van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen wordt het volgende overwogen. [1]
Aangeefster [benadeelde partij1] heeft op 28 november 2017 aangifte gedaan tegen verdachte wegens mishandeling, gepleegd op 28 november 2017, omstreeks 13:50 uur in [plaats] . [2] Zij heeft verklaard dat verdachte haar met een stok op haar hoofd sloeg, waardoor aangeefster pijn voelde.
Getuige [getuige1] heeft onder meer gezien dat de vrouw (het hof leest: verdachte) aangeefster een klap met de dweilstok gaf. [3]
Getuige [getuige2] heeft onder meer gezien dat cliënt (het hof leest: verdachte) met een stok van een zwabber zijn (apothekers)assistente sloeg. Hij zag dat cliënt met haar stok zijn assistente raakte op het hoofd. Dit was een ferme tik. [4]
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld. Uit de aangifte en getuigenverklaringen leidt het hof af dat verdachte aangeefster met een stok van een dweil op haar hoofd heeft geslagen. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn ondervonden. Het hof acht de verklaring van aangever, in combinatie met de verklaringen van getuigen, betrouwbaar.
Het hof acht het verweer, dat verdachte geen opzet had op de mishandeling van het slachtoffer, niet aannemelijk, nu getuige [getuige1] heeft verklaard dat zij de vrouw (het hof begrijpt: verdachte) recht in haar ogen keek en zag dat zij langs haar heen keek. Zij maakt daaruit op dat de klap echt gericht en bedoeld was voor [benadeelde partij1] (het hof begrijpt: aangeefster). Ook verklaart deze getuige dat zij zag dat de vrouw (het hof begrijpt: verdachte) de dweilstok tussen het midden en het uiteinde vast had en dat de vrouw hierbij haar hele arm gebruikte. “Het zag eruit alsof de vrouw de dweilstok als slagwapen gebruikte” aldus getuige [getuige1] . Daarnaast heeft getuige [getuige2] verklaard dat er met de stok een ferme tik is gegeven.
Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 16-240728-17 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-240728-17 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 28 november 2017 te [plaats] , [benadeelde partij1] heeft mishandeld door haar te slaan met een stok van een dweil op haar hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-240728-17 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 28 november 2017 te [plaats] schuldig gemaakt aan mishandeling. Door het handelen van verdachte heeft zij pijn toegebracht bij aangeefster en heeft zij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij zich onheus bejegend voelde door aangeefster, omdat zij haar met het vingertje wenkte toen verdachte de apotheek wilde verlaten en het alarmpoortje een geluidssignaal gaf. Het hof laat in het midden of aangeefster verdachte aldus heeft bejegend. Los daarvan, ook al zou aangeefster verdachte hebben bejegend als door verdachte is verklaard, geeft het verdachte niet het recht om aangeefster vervolgens met een stok op het hoofd te slaan.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 5 januari 2021 is gebleken dat zij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd rechtvaardigen oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf. Het hof houdt echter in het voordeel van verdachte enigszins rekening met de gedateerdheid van het bewezenverklaarde en de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer blijkend uit de vrijwillige hulp die verdachte heeft gezocht om aan haar (agressie)problematiek te werken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat volstaan kan worden met de oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 40 (veertig) uren, subsidiair 20 (twintig) dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Deze voorwaardelijke taakstraf dient tevens als stok achter de deur teneinde de verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-246470-17 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-240728-17 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-240728-17 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. D.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 17 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, dossiernummer PL0900-2017360549 van de Politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, Basisteam Almere-Stad Haven, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 28 november 2017, pagina 4-6.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 28 november 2017, pagina 9-10.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 28 november 2017, pagina 13-14.