In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in [woonplaats], was in eerste aanleg veroordeeld voor twee mishandelingen, met parketnummers 16-240728-17 en 16-246470-17. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling die onder parketnummer 16-246470-17 was tenlastegelegd, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om tot een veroordeling te komen. De aangever had verklaard dat de verdachte hem een klap had gegeven, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de aangever niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de mishandeling onder parketnummer 16-240728-17, waarbij de verdachte de aangeefster met een dweilstok op haar hoofd zou hebben geslagen, heeft het hof wel tot een bewezenverklaring kunnen komen. De verklaringen van de aangeefster en getuigen waren consistent en overtuigend. Het hof oordeelde dat de verdachte op 28 november 2017 te [plaats] de aangeefster heeft mishandeld door haar met een dweilstok te slaan, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer.
De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels hulp had gezocht voor haar agressieproblematiek. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de eerste tenlastelegging en veroordeeld voor de tweede.