Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.De slotsom
€ 486
€ 760
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], handelende onder de naam [A], tegen de besloten vennootschap Ovido Holding B.V. Het hoger beroep betreft de afwijzing door de kantonrechter van de vordering van [appellant] tot betaling van € 20.000 aan verhuis- en inrichtingskosten, die Ovido aan hem moest betalen op basis van een eerdere uitspraak. De kantonrechter had in een eerdere zaak bepaald dat de huurovereenkomst tussen partijen was geëindigd en dat Ovido onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming in de kosten moest betalen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] binnen de gestelde termijn een vergelijkbare winkelruimte heeft gehuurd en dat hij recht heeft op de tegemoetkoming. Daarnaast vorderde [appellant] wettelijke handelsrente over dit bedrag, maar het hof heeft geoordeeld dat deze niet toewijsbaar is. Wel heeft het hof de wettelijke rente over de tegemoetkoming toegewezen vanaf 1 februari 2019. Ook de vordering van [appellant] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd. Tot slot heeft het hof de veroordeling van [appellant] tot betaling van dwangsommen in reconventie bekrachtigd. Het hof heeft de kosten van de procedure in conventie en hoger beroep aan de zijde van [appellant] toegewezen, terwijl de kosten in reconventie aan de zijde van Ovido zijn vastgesteld.