ECLI:NL:GHARL:2021:1447

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
200.284.937
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van ouders over minderjarige kinderen na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. van Oers, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 30 juli 2020 had besloten het gezag van de ouders te beëindigen en William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd aan te stellen. De kinderen waren sinds 11 november 2013 onder toezicht gesteld en hadden in de loop der jaren verschillende uithuisplaatsingen ondergaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2021 was de vader aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, evenals vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. De moeder en de pleegouders van de minderjarige kinderen waren niet aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat was om de zorg voor zijn kinderen op een veilige en verantwoorde manier te dragen, wat leidde tot de beslissing om het gezag te beëindigen. Het hof heeft de argumenten van de vader niet overtuigend geacht en benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan.

Het hof heeft de eerdere beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het gezag van de vader en de moeder over de kinderen is beëindigd. De kinderen hebben behoefte aan stabiliteit en duidelijkheid in hun opvoeding, wat niet door de vader kan worden geboden. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige kinderen, en de vader blijft een belangrijke steun voor hen, ondanks de beëindiging van zijn gezag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.284.937
(zaaknummer rechtbank Gelderland 368597)
beschikking van 16 februari 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Oers te Nijmegen,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [A] ,
verder te noemen: de moeder,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming &
Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, verder te noemen: William Schrikker.
en
de pleegouders van [de minderjarige2],
en
de pleegouders van [de minderjarige3].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 30 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 oktober 2020;
- het verweerschrift van de raad.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 januari 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- [B] , namens de raad,
- [C] en [D] , namens de GI,
De moeder, de pleegouders van [de minderjarige2] en de pleegouders van [de minderjarige3] waren niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [A] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [A] , en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2013 te [A] .
3.2
De kinderen zijn onder toezicht gesteld op 11 november 2013. De kinderen hebben sinds die datum altijd onder toezicht gestaan. Op 11 november 2016 heeft de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] gegeven. Op 30 januari 2017 heeft de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] gegeven. De machtigingen tot uithuisplaatsing van de kinderen zijn altijd verlengd door de rechter.
3.3
[de minderjarige1] woont sinds 28 november 2016 in een gezinshuis van de [E] . [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn op 30 januari 2017 in een crisispleeggezin geplaatst. Sinds augustus 2017 verblijft [de minderjarige3] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. [de minderjarige2] verblijft sinds oktober 2019 in het huidige perspectief biedende pleeggezin.

4.De procedure bij het hof

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de vader en de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] beëindigd, William Schrikker benoemd tot voogdes over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] opgeheven.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de vader over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] af te wijzen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op te heffen. Dat wil zeggen dat de vader alleen (zonder de moeder) het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wil houden en dat de vader niet wil dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] nog langer onder toezicht van William Schrikker staan.
4.3
De raad voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. Dat wil zeggen dat de raad niet wil dat de vader (alleen) het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] houdt.
4.4
De moeder heeft geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking. Zij is niet naar de mondelinge behandeling bij het hof gekomen en heeft geen verweer gevoerd. Het hof heeft de moeder op 29 oktober 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin het hof de moeder de gelegenheid heeft gegeven om een verweerschrift in te dienen en incidenteel hoger beroep in te stellen. Ook heeft het hof de moeder in die brief uitgenodigd om naar de zitting op 19 januari 2021 om 8.30 uur te komen. Uit een bericht van PostNL blijkt dat de brief op 30 oktober 2020 op het adres van de moeder is bezorgd. Op het bericht staat een handtekening voor ontvangst.

5.De redenen voor de beslissing

wat in de wet staat
5.1
In artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat onder andere dat de rechter het gezag van een ouder kan beëindigen indien de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn. Dat betekent dat de rechter het gezag van een ouder kan beëindigen als die ouder zelf niet voor een kind kan zorgen. Het beëindigen van het gezag moet dan goed zijn voor het kind, omdat het dan veilig kan opgroeien.
wat het hof ervan vindt
5.2
Het hof vindt dat de kinderrechter een goede beslissing heeft genomen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.3
[de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben bij de vader en moeder thuis dingen meegemaakt die slecht voor hen waren. Zo hebben zij gezien dat de vader de moeder sloeg en dat de ouders naar elkaar schreeuwden. Ook werden de kinderen slecht verzorgd en kregen zij niet wat zij nodig hadden.
Bij [de minderjarige2] is sprake van een ingewikkeld trauma (geestelijke beschadiging) en hechtingsproblematiek [1] . Daarnaast zijn er zorgen over haar gedrag in een groep en het omgaan met haar emoties. [de minderjarige3] is een jongen die gedragsproblemen heeft, zoals driftbuien. Die heeft hij vooral voor en na een omgangsmoment met de vader en de moeder. Hij zoekt dan meer de grenzen op en heeft veel vragen over bij wie hij blijft wonen. Bij de pleegouders gaan [de minderjarige2] en [de minderjarige3] vooruit in hun ontwikkeling.
5.4
Het klopt dat er bij William Schrikker in de periode van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing fouten zijn gemaakt. Maar dat betekent niet dat er daarom geen einde aan het gezag van de vader zou kunnen komen. Bij het nemen van beslissingen staan de belangen van de kinderen voorop.
5.5
Kinderen met problemen zoals [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben een opvoeder nodig die hen op moeilijke momenten op verschillende manieren kan benaderen en ondersteunen. De vader kon in het verleden de kinderen niet bieden wat zij nodig hadden om veilig te kunnen opgroeien. De raad is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat de vader dat nog altijd niet kan. Zo onderneemt de vader weinig met de kinderen, overschat hij zichzelf en kan hij in paniek raken als hij iets niet begrijpt en/of het overzicht kwijt raakt. Anders dan bij [de minderjarige1] is de verstandhouding met de pleegouders van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] niet altijd goed. Op dit moment is de verhouding tussen de vader en de pleegouders van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] dankzij de inzet, hulp en sturing van William Schrikker verbeterd. Zonder die bemiddeling lukt dat de vader niet. Hetzelfde geldt voor het contact tussen de vader en de moeder. De argumenten van de vader overtuigen het hof er niet van dat de raad een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de (on)mogelijkheden van de vader om de kinderen zelf op te voeden.
5.6
De vader erkent dat de periode van onzekerheid over de plek waar de kinderen mogen wonen (de aanvaarbare termijn) voorbij is. Op dit moment wegen de belangen van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om duidelijkheid te krijgen over waar zij mogen opgroeien zwaarder dan het belang van de vader om met het gezag belast te blijven. Duidelijkheid zal voor rust bij de kinderen zorgen en dat is belangrijk voor hen. Het is nu het moment om te besluiten dat niet meer de ouders, maar andere volwassenen belangrijke beslissingen over de kinderen nemen. Dat is een harde boodschap voor de vader. Toch is en blijft zijn steun belangrijk voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Met zijn hulp zal het voor de kinderen makkelijker te accepteren zijn dat zij niet bij hem, maar in een pleeggezin opgroeien. Er is geen strijd met het internationale recht zoals de advocaat van de vader noemt, omdat er goede redenen zijn om in het belang van de kinderen inbreuk op het gezinsleven van de vader en de kinderen te maken. In de wet staat dat dit mag.
5.7
De beëindiging van het gezag door de rechtbank zal het hof dus niet ongedaan maken. Het verzoek van de vader tot opheffing van de ondertoezichtstelling over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wordt daarmee ook afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst de verzoeken van de vader in het hoger beroep af;
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 30 juli 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, voorzitter,
E.B. Knottnerus en R. Krijger, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Knottnerus en is op 16 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hechting is de relatie tussen een kind en zijn opvoeder(s). Veilig gehechte kinderen zoeken in periodes van stress vooral de nabijheid van hun opvoeder(s). Kinderen die onveilig gehecht zijn doen dat minder vaak. Zij hebben minder vertrouwen in zichzelf en een ander.