In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk toepassen van grond op een perceel weiland zonder de vereiste melding aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had in de maanden oktober 2018, november 2018, februari 2019 en maart 2019 ongeveer 320 kubieke meter grond toegepast, zonder tijdig melding te maken van dit voornemen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De advocaat-generaal had een geldboete van € 1.500,- gevorderd, waarvan € 750,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft deze vordering overgenomen, rekening houdend met de financiële situatie van de verdachte en het feit dat deze niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten, evenals de Wet bodembescherming. Het hof heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en de verdachte veroordeeld tot de geldboete.