ECLI:NL:GHARL:2021:1402
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak en niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 augustus 2017. De betrokkene, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 27.579,63 aan de Staat, als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 2 februari 2021, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal tot afwijzing van de ontnemingsvordering. De rechtbank had eerder de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. Het hof heeft geoordeeld dat de betrokkene vrijgesproken moet worden van het tenlastegelegde, wat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere veroordeling van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat er opnieuw recht moet worden gedaan.