ECLI:NL:GHARL:2021:1397

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
21-000300-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van een bedrijfsarts met geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van een bedrijfsarts op 24 oktober 2018, waarbij hij haar in het gezicht had gestompt en geslagen. De politierechter had hem een taakstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 2 februari 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal vorderde een veroordeling tot een geldboete van € 1.000,-. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling en dat de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig waren. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefster consistent en betrouwbaar waren, en dat het bewijs voldoende was om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor mishandeling. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straf is een geldboete van € 1.000,-. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing is genomen in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000300-19
Uitspraak d.d.: 16 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 januari 2019 met parketnummer 16-210542-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S. Arts, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 januari 2019 ter zake van de ten laste gelegde mishandeling veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2018 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde partij] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal, te stompen/slaan in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de verdediging is ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is, zodat vrijspraak moet volgen. De verklaring van aangeefster bevat zodanige tegenstrijdigheden dat deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Het beperkte letsel is daarbij ook een contra-indicatie voor een bewezenverklaring. Het door verdachte geschetste scenario waarbij aangeefster gewond is geraakt door (het duwen van) de deur is niet onaannemelijk. Bovendien vindt zijn verklaring steun in de verklaring van zijn echtgenote, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal acht op basis van de aangifte, de door de verbalisant geconstateerde emoties en het waargenomen letsel en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de mishandeling van aangeefster wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en volgt verdachte niet in zijn andersluidende lezing.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. De enkele omstandigheid dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onjuist c.q. onbruikbaar voor het bewijs. Deze tegenstrijdigheden kunnen immers zijn veroorzaakt door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, al dan niet teweeggebracht door aan het delict te relateren van emoties. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop die verklaringen zijn af- c.q. vastgelegd. De verklaringen van aangeefster bij de politie en raadsheer-commissaris zijn gedetailleerd en komen, afgezien van enkele details, op hoofdlijnen met elkaar overeen. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan haar verklaringen en acht deze, mede in het licht van de overige bewijsmiddelen, bruikbaar voor het bewijs.
Hierbij is ook van belang dat de verklaringen steun vinden in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2018, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , waaruit volgt dat deze verbalisant na de melding ter plaatse kwam en zag dat aangeefster met haar linkerhand voor haar linker mondhoek stond, dat zij tranen in haar ogen had en dat zij stond te trillen. De verbalisant zag een lichte zwelling op haar linker onderlip en nam tijdens het spreken door aangeefster een wondje waar aan de binnenzijde van deze lip.
Tot slot is van belang dat verdachte heeft erkend dat tijdens het gesprek op 24 oktober 2018 een discussie heeft plaatsgevonden tussen hem en aangeefster, dat hij hierbij agitatie ervoer gelet op de houding van aangeefster in eerdere gesprekken, dat hij aangeefster heeft uitgescholden voor ‘trut’, dat hij aangeefster om hulp heeft horen roepen en dat er een ‘handgemeen’ zou zijn ontstaan. Dit komt in essentie overeen met de verklaring van aangeefster.
De suggestie dat het letsel ook zou kunnen passen bij het door verdachte geschetste scenario wordt verworpen nu het hof uitgaat van de verklaring van aangeefster en het dossier voor verdachtes scenario ook overigens geen aanknopingspunten biedt. In tegenstelling tot de verdediging ziet het hof hiervoor geen steun in de door getuige [getuige] , de echtgenote van verdachte, afgelegde verklaring bij de raadsheer-commissaris. Dat deze getuige ruim twee jaar later ineens over details verklaart die zij op de dag van het incident niet wist te vermelden, acht het hof ongeloofwaardig.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het gevoerde verweer.
Evenals de advocaat-generaal acht het hof de tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 oktober 2018 te [plaats] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door meermalen te stompen/slaan in/tegen het gezicht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 24 oktober 2018 schuldig gemaakt aan mishandeling van een bedrijfsarts. Toen verdachte, na een discussie over het telkens interrumperen door verdachte van het gesprek tussen de bedrijfsarts en de echtgenote van verdachte, door de bedrijfsarts de spreekkamer werd uitgestuurd heeft verdachte haar in haar gezicht gestompt en geslagen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij] en haar pijn en letsel toegebracht. Het handelen van verdachte is extra kwalijk omdat aangeefster als zorgverlener juist haar werk nota bene jegens verdachtes echtgenote probeerde te doen. In een gesprek waar verdachte enkel als begeleider van zijn echtgenote bij aanwezig was heeft hij door aldus te handelen, kennelijk gedreven door de emotie van het moment, ontoelaatbare grenzen overschreden.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 januari 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit. Wel heeft verdachte eenmaal eerder een transactie en strafbeschikking voldaan wegens overtredingen in het verkeer.
Het hof heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de geldende (LOVS-) oriëntatiepunten. Uitgangspunt voor een mishandeling met beperkt lichamelijk letsel is een geldboete.
Ook heeft het hof gelet op de financiële draagkracht en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De reclassering schat de kans op recidive in als laag.
Alles afwegend acht het hof oplegging van een forse onvoorwaardelijke geldboete van
€ 1.000,- een passende bestraffing.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 16 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.