In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder op 5 juni 2019 veroordeeld voor witwassen en kreeg een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 60 uren opgelegd. Het hof heeft het vonnis vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van schuldwitwassen, waarbij hij op 20 februari 2015 in Nederland samen met een ander een geldbedrag heeft verworven en overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.
Tijdens de zitting op 2 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, had geëist. Het hof heeft echter besloten om de straf te matigen, rekening houdend met de ouderdom van het feit en het feit dat de zaak lange tijd stil heeft gelegen. De verdachte heeft een bedrag van € 3.800,- dat op zijn rekening was overgemaakt, doorgestort naar de rekening van een medeverdachte en dit bedrag later gepind.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat er geen recente contacten met politie en justitie zijn geweest. Gelet op de omstandigheden heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing op 16 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.