ECLI:NL:GHARL:2021:1380

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
19/00821
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en CO2-uitstoot van een ingevoerde Opel Zafira

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) van belanghebbende, die een Opel Zafira uit Duitsland had ingevoerd, vernietigd. De Inspecteur had de CO2-uitstoot van de auto vastgesteld op 119 gram per kilometer, terwijl belanghebbende stelde dat deze 109 gram per kilometer was. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur de naheffingsaanslag ten onrechte had opgelegd en dat belanghebbende recht had op terugbetaling van het griffierecht en proceskosten. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij hij zijn standpunt herhaalde dat de CO2-uitstoot correct was vastgesteld op basis van het Duitse Certificaat van Overeenstemming (CVO). Het Hof oordeelde dat de CO2-uitstoot van 119 gr/km, zoals vermeld in het CVO, leidend is en dat er geen strijd is met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 19/00821
uitspraakdatum: 16 februari 2021
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de Inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen/Kantoor Emmen(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 mei 2019, nummer LEE 18/2926, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] , h.o.d.n. [Y] ,te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 3 mei 2018 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd, de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd, aangevuld met een brief van 18 mei 2020. De Inspecteur is in de gelegenheid gesteld op die brief te reageren, waarvan hij geen gebruik heeft gemaakt. De griffier heeft de Inspecteur tevens laten weten dat het Hof voornemens was na de correspondentie tussen het Hof en partijen zonder mondelinge behahandeling uitspraak te doen.
1.5.
De gemachtigde van belanghebbende heeft toestemming verleend om een mondelinge behandeling achterwege te laten. Uit het achterwege blijven van een reactie op de zojuist vermelde aankondiging leidt het Hof de impliciete toestemming daarvoor van de Inspecteur af.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft vanuit Duitsland een Opel Zafira Tourer (de auto) ingevoerd, die voor het eerst in Duitsland is toegelaten in april 2016. Belanghebbende heeft op 11 januari 2018 aangifte in de bpm gedaan.
2.2.
In zijn aangifte is belanghebbende uitgegaan van de gegevens van een Opel Zafira uit de Nederlandse X-ray-koerslijst. Volgens deze koerslijst heeft een Nederlandse Opel Zafira als uitgangspunt een CO2-uitstoot van 109 gram per kilometer (hierna: gr/km).
2.3.
Bij brief van 15 februari 2018 heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag aangekondigd. De Inspecteur heeft de CO2-uitstoot op 119 gr/km bepaald, waarbij een hoger bedrag aan bpm is verschuldigd. Het gegeven van de uitstoot van 119 gr/km is afkomstig van het Duitse Certificaat van Overeenstemming (hierna: CVO), dat met dagtekening 3 april 2016 door de fabrikant voor de auto is afgegeven. In het CVO is bij de specificatie van de banden R16 opgenomen.
2.4.
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht van [A] ( [A] B.V.), gedateerd 30 juli 2018. Over het verschil in geregistreerde CO2-uitstoot (109 gr/km tegenover 119 gr/km) is daarin vermeld:

In navolging van het dossier inzake uw Opel Zafira en de CO2 uitstoot, kunnen wij u als volgt berichten:
Inmiddels hebben we uw melding intern besproken. De waarde van de C02 uitstoot heeft niet enkel te maken met de maat van de velgen en banden, maar ook met de rolweerstand. Uw Opel Zafira is in eerste instantie geregistreerd in het buitenland. Voor Nederlandse voertuigen werden banden besteld met extra lage rolweerstand. Dit resulteert in een uitstoot van 109 gram per kilometer. Uw Opel Zafira heeft oorspronkelijk inderdaad geen 18 inch velgen, echter hebben de gemonteerde banden een hogere rolweerstand. Dit is de verklaring voor de uitstoot van 119 g / km.
Het is niet mogelijk om gegevens die op een CVO staan te wijzigen. Deze data staan altijd vast zoals het voertuig is geproduceerd. Latere wijzigingen aan het voertuig kunnen dus niet op een CVO verwerkt worden. In die zin is de waarde die op uw CVO staat, correct.
2.5.
Tot de gedingstukken behoort een Nederlandse consumentenprijslijst ten behoeve van de verkoop van de Opel Zafira, gedateerd 5 april 2016. Over de Nederlandse uitvoering van de auto van belanghebbende is, voor zover hier van belang, daarin vermeld dat deze standaard is uitgevoerd met lichtmetalen velgen van 17-inch en 215/60 R16-banden, dat de CO2-uitstoot van de auto 109 gr/km bedraagt, en dat met velgen van 18-inch de uitstoot van CO2 stijgt met 10 gr/km.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de belasting dient te worden berekend naar een uitstoot van CO2 van 109 gr/km, zoals belanghebbende stelt, of van 119 gr/km, naar de Inspecteur verdedigt.
3.2.
Belanghebbende stelt dat de bandenmaat en de velgen van de auto corresponderen met die van de in de consumentenprijslijst voorkomende referentieauto, waarvan de CO2-uitstoot 109 gr/km bedraagt. Het bedrag van de belasting op de auto is hoger dan het restbedrag van de heffing dat is vervat in de waarde van gelijksoortige reeds op het nationale grondgebied geregistreerde tweedehands Opels Zafira, zodat artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt geschonden.
3.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de vaststelling van de uitstoot van CO2 van de auto, overeenkomstig de vaststelling van de RDW en het Duitse CVO, alsmede de verklaring van de fabrikant, voor de bepaling van de verschuldigde bpm op juiste wijze op 119 gr/km is vastgesteld. Het CVO en de daarmee samenhangende uitstoot van CO2 behoren tot de individuele kenmerken van de auto. Op basis van de geldende regelgeving kunnen zich in Nederland geen referentievoertuigen bevinden, die dezelfde specifieke eigenschappen hebben en hierdoor als gelijksoortige goederen dienen te worden beschouwd, en die lager worden belast dan de auto.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Artikel 110 van het VWEU wordt geschonden wanneer het bedrag van de bpm dat wordt geheven van een tweedehands motorvoertuig uit een andere lidstaat, hoger is dan het restbedrag van die heffing dat is vervat in de waarde van gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde tweedehands motorvoertuigen. Het reeds op het nationale grondgebied geregistreerde motorvoertuig waarmee wordt vergeleken, moet het motorvoertuig zijn waarvan de kenmerken het dichtst aanleunen bij die van het ingevoerde motorvoertuig. Dat houdt in dat rekening wordt gehouden met het model, het type en andere kenmerken, zoals de aandrijving, de uitrusting, de ouderdom en de kilometerstand, de staat van onderhoud en het merk. Binnenlandse motorvoertuigen kunnen op basis van de specifieke kenmerken variatie vertonen ten opzichte van het uit een andere lidstaat afkomstige, te registreren gebruikte motorvoertuig. Twee gebruikte motorvoertuigen van hetzelfde merk en type die op dezelfde datum voor het eerst in gebruik zijn genomen, zijn niet noodzakelijk gelijksoortig, bijvoorbeeld wegens een verschil in slijtage.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 110 van het VWEU komt het derhalve erop aan vast te stellen dat ter zake van de registratie van de auto niet meer bpm wordt geheven dan het restbedrag aan bpm dat geacht kan worden nog vervat te zijn in de waarde van gelijksoortige gebruikte auto’s die in Nederland op het tijdstip van de registratie al in de handel zijn.
4.3.
Wanneer de CO2-uitstoot van het te registreren motorvoertuig vaststaat, is voor de heffing van bpm de CO2-uitstoot een gegeven kenmerk en kan deze niet meer als variabele worden aangevoerd om eerder in Nederland geregistreerde motorvoertuigen met een lagere CO2-uitstoot als soortgelijk te beschouwen in de zin van artikel 110 van het VWEU.
4.4.
Vaststaat dat voor de auto door de fabrikant een CVO is afgegeven, waarin een CO2-uitstoot is opgenomen van 119 gr/km. Daarbij is in het CVO vermeld dat sprake is van R16-banden, hetgeen niet duidt op een bepaling van de uitstoot op basis van een test op bredere banden, met een grotere weerstand. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de auto eerst na de afgifte van het CVO en voor de registratie in Nederland is voorzien van R16-banden, en ook overigens is daarvan niet gebleken.
4.5.
Het vorenoverwogene brengt mee dat zich in Nederland bevindende voertuigen met een vastgestelde CO2-uitstoot van 109 gr/km niet kunnen worden aangemerkt als referentievoertuigen die dezelfde specifieke eigenschappen hebben en hierdoor als gelijksoortige goederen dienen te worden beschouwd, en die lager worden belast dan de auto. Van strijd met artikel 110 van het VWEU is geen sprake.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. G.B.A Brummer, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te ondertekenen.
(J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.