ECLI:NL:GHARL:2021:1379
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M.C. Fuhler
- E.M.J. Brink
- M. Aksu
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van verdachte in hoger beroep wegens intrekking voor aanvang behandeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte had eerder op 12 maart 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar heeft dit hoger beroep op 19 maart 2019 ingetrokken. De advocaat-generaal heeft vervolgens verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat de intrekking van het hoger beroep voor de aanvang van de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep betekent dat de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit is in overeenstemming met artikel 453, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het hoger beroep kan worden ingetrokken tot de aanvang van de behandeling. Aangezien de verdachte niet bevoegd was om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met mr. M.C. Fuhler als voorzitter, en de raadsheren mr. E.M.J. Brink en mr. M. Aksu, in tegenwoordigheid van griffier mr. D. Janssen.