ECLI:NL:GHARL:2021:1379

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
21-001357-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van verdachte in hoger beroep wegens intrekking voor aanvang behandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte had eerder op 12 maart 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar heeft dit hoger beroep op 19 maart 2019 ingetrokken. De advocaat-generaal heeft vervolgens verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat de intrekking van het hoger beroep voor de aanvang van de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgevonden.

Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep betekent dat de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit is in overeenstemming met artikel 453, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het hoger beroep kan worden ingetrokken tot de aanvang van de behandeling. Aangezien de verdachte niet bevoegd was om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.

De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met mr. M.C. Fuhler als voorzitter, en de raadsheren mr. E.M.J. Brink en mr. M. Aksu, in tegenwoordigheid van griffier mr. D. Janssen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001357-19
Uitspraak d.d.: 22 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-124714-17 en 18-140833-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van verdachte in het namens hem ingestelde hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. U. van Ophoven, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Namens verdachte is bij akte d.d. 12 maart 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 18-124714-17 en 18-140833-17. Bij akte d.d. 19 maart 2019 is het ingestelde hoger beroep ingetrokken. Diezelfde dag ontvangt de griffie van de rechtbank Noord-Nederland een bericht van de raadsman van verdachte met het verzoek om hoger beroep in te stellen tegen de zaak met parketnummer 18-140833-17, welk parketnummer dan geen zelfstandige betekenis meer heeft, omdat het door de voeging in eerste aanleg onderdeel uitmaakt van de zaak met parketnummer 18-124714-17.
Artikel 453, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat uiterlijk tot de aanvang van de behandeling van het beroep degene door wie het rechtsmiddel is aangewend, het hoger beroep kan intrekken. Deze intrekking brengt mede afstand van de bevoegdheid om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden.
Nu het hoger beroep is ingetrokken voordat de behandeling van de zaak in hoger beroep is aangevangen en verdachte gelet op het voornoemde niet bevoegd was om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden, zal verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 22 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.