ECLI:NL:GHARL:2021:1312

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
21-003205-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van methamfetamine

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 22 kilogram methamfetamine, ook wel bekend als 'crystal meth'. De verdachte woonde in een pand in Wamel waar een methamfetamine-laboratorium werd aangetroffen. Hij verhuurde de zolder aan personen die daar methamfetamine vervaardigden. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het vervaardigen van methamfetamine, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat in zijn woning synthetische harddrugs werden geproduceerd en dat deze in zijn woning aanwezig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd. De verdachte had geen relevante justitiële documentatie en zijn aandeel in de productie was relatief beperkt, wat als strafmatigende factor werd meegenomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003205-19
Uitspraak d.d.: 10 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 juni 2019 met parketnummer 05-720275-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Schadd.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is, nadat in eerste aanleg een vordering nadere omschrijving tenlastelegging is toegewezen, tenlastegelegd dat:
primair
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot 10 september 2016 te Wamel, gemeente West Maas en Waal, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, een of meer hoeveelheden methamfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op of omstreeks 10 september 2016 te Wamel, gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 22 kilogram methamfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 10 september 2016 te Wamel, gemeente West Maas en Waal, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben vervaardigd een of meer hoeveelheden methamfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in/of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 10 september 2016 te Wamel, gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door zijn (verdachtes) woning ter beschikking te stellen voor het vervaardigen van voornoemde methamfetamine en/of het verblijf van een of meer van voornoemde personen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde medeplegen van het vervaardigen van methamfetamine
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof niet bewezen dat de verdachte als medepleger heeft bijgedragen aan het vervaardigen van methamfetamine. In zoverre zal het hof de verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het primaire tenlastegelegde (medeplegen van) opzettelijk aanwezig hebben van methamfetamine, aangezien de verdachte niet als heer en meester kon beschikken over de aangetroffen methamfetamine.
Het hof verwerpt dit verweer en acht bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, voor zover dit inhoudt dat hij tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk methamfetamine aanwezig heeft gehad. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen, inhoudende de feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zullen worden opgenomen in de (eventueel op te maken) aanvulling op dit arrest.
Het hof neemt het volgende in aanmerking.
Op 10 september 2016 trof de politie op de zolder van het pand op het adres [adres] in Wamel (hierna: het pand) een werkend methamfetamine-laboratorium aan. In andere ruimtes van het pand bevonden zich voorwerpen die verband hielden met de productie van methamfetamine, zoals grote vaten, maatbekers en drugsafval. In het pand hing onmiskenbaar een geur van tolueen en aceton.
Verdachte bevond zich op dat moment, samen met twee medeverdachten, die de Tsjechische nationaliteit hadden en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bleken te heten, in het pand.
De verdachte bevestigde ter terechtzitting in hoger beroep dat het enorm stonk in huis, en naar een chemisch proces rook.
De politie trof op zolder, in de kelder en op de overloop, alles bijeen ongeveer 22 kilo methamfetamine aan in vloeibare- of in kristalvorm.
De verdachte huurde het pand, blijkens huurcontract, vanaf 12 november 2015 en woonde daar. In juli 2016 kwam de verdachte in contact met medeverdachte [medeverdachte 1] , die de zolder van verdachte ging huren.
[medeverdachte 1] organiseerde een klusjesman, die volgens verdachte ongeveer vier dagen op zolder bezig is geweest met de aanleg van o.a. afzuigslangen en elektriciteit. De leidingen liepen zichtbaar over de vloer via de keuken en de trap naar de zolder. Ook heeft de verdachte gezien dat die man een watertoe- en afvoer naar de zolder aanlegde.
Verdachte waarschuwde een buurman dat een paar dagen later een vrachtauto in de avonduren spullen zou komen afleveren. Verdachte was erbij toen een vrachtauto met een Tsjechisch kenteken het erf opreed. Hij zag dat onder meer blauwe tonnen werden uitgeladen en in het pand werden gezet. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft toen tegen de verdachte gezegd dat de twee buitenlanders, die bij het lossen van de goederen aanwezig waren, voor langere tijd bij de verdachte in de woning zouden verblijven. Van hen hoorde verdachte dat in het pand ‘Tsjechische shit’ zou worden gemaakt. Verdachte heeft tijdens hun verblijf regelmatig boodschappen voor hen gedaan. De mannen zelf kwamen het pand niet uit.
In augustus 2016 heeft de verdachte desgevraagd via Marktplaats een vriezer gekocht, omdat de buitenlanders de vriezer nodig hadden. De verdachte heeft geholpen de vriezer naar de overloop op de bovenverdieping van het pand te brengen. Deze vriezer stond, met wat jerrycans en emmers, op de overloop vlakbij de deur van de slaapkamer van verdachte. In de vriezer trof de politie onder meer zeven maatbekers aan met daarin in totaal ongeveer vier kilo kristallen met methamfetamine.
In een telefoon die is aangetroffen in het pand stond een opname van een gesprek dat de verdachte op 28 juli 2016 voerde met een onbekend gebleven persoon. Deze vroeg aan verdachte:
Vanaf wanneer denk je dan weer mee te kunnen gaan gooien [verdachte] ?
Daarop antwoordde de verdachte:
Misschien vanavond al wel maar dat hoeft nog helemaal niemand te weten, want dat wil ik nog even niet bekend hebben maar, waarschijnlijk kan ik vanavond wel even een aantal uren weg, eehh, maar we zijn hier eehhh nogal druk eehh bezig met dingen Ben, dat zijn niet de eenvoudigste dingen, ik kan hier jarenlang voor moeten zitten, snappie.
Het hof begrijpt dat verdachte met ‘dingen’ doelt op activiteiten in het laboratorium.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat hij bezig was ‘met iets dat goed fout is’, toen hij zag wat voor goederen uit de vrachtwagen kwamen en hem was verteld dat in het pand ‘Tsjechische shit’ zou worden gemaakt. Hij zag toen evenwel geen mogelijkheid meer om zich aan verdere activiteiten te onttrekken zonder dat dit hem duur te staan zou komen. Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat verdachte wist dat in zijn woning synthetische harddrugs werden geproduceerd en dat deze dus in zijn woning aanwezig waren.
Aanwezig hebben
Het hof stelt vast dat de verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] opzettelijk ongeveer 22 kilogram methamfetamine in zijn woning aanwezig heeft gehad. De harddrugs bevonden zich op de overloop vlakbij zijn slaapkamer in een vriezer, die verdachte geregeld had en waar verdachte onmiddellijk bij kon. De harddrugs bevonden zich daardoor in de machtssfeer van verdachte. Anders dan de raadsman kennelijk meent, vereist de wet niet dat verdachte daar als heer en meester over kon beschikken. Het hof acht het, onder de hiervoor geschetste omstandigheden, voldoende dat de methamfetamine zich bevond in de door verdachte bewoonde gehuurde woning.
Medeplegen van aanwezig hebben
Door de vrieskast voor de drugs te regelen en die samen met zijn mededader(s) op de overloop neer te zetten en in gebruik te nemen, alsmede samen met hen in zijn woning materialen binnen te brengen waarmee harddrugs, die in de vriezer werden aangetroffen, vervaardigd werden en zijn mededaders daarvoor van voedsel en onderdak te voorzien, heeft verdachte bewust en nauw samengewerkt bij het aanwezig hebben van de verdovende middelen. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat zowel verdachte als zijn mededaders bij de drugs in de vrieskast konden komen, zodat er van een gezamenlijke machtsuitoefening sprake was.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot 10 september 2016 te Wamel, gemeente West Maas en Waal, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, een of meer hoeveelheden methamfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op
of omstreeks10 september 2016 te Wamel, gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
,ongeveer 22 kilogram methamfetamine,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine,zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, oftewel dat het hof de verdachte - op grond van een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde – zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden.
De raadsman heeft het hof verzocht te volstaan met het opleggen van een (eventueel langdurige) voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van 240 uren. Hiertoe heeft de raadsman gewezen op het relatief beperkte aandeel van de verdachte in de productie van methamfetamine, het tijdverloop sinds het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft methamfetamine (ook wel ‘crystal meth’genoemd) aanwezig gehad in zijn woning. Hij verhuurde de zolder in zijn woning en de huurders hebben (met name) daar methamfetamine geproduceerd. Ook in andere ruimtes van de woning bevonden zich voorwerpen die gebruikt werden voor de methamfetamine-productie, alsmede drugsafval. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs ernstige schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers. Dat geldt in het bijzonder voor methamfetamine, omdat dit middel een sterkere werking heeft en verslavender is dan amfetamine (oftewel ‘speed’). Hier komt bij dat de handel in en het gebruik van dergelijke middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt toegebracht. Bovendien is de productie van synthetische drugs doorgaans schadelijk voor het milieu vanwege de wijze waarop chemisch drugsafval illegaal wordt afgevoerd in het openbare riool, dan wel wordt geloosd in openbare wateren of gedumpt wordt langs de weg of in een natuurgebied. De verdachte heeft door uit geldzucht te handelen als bewezenverklaard bijgedragen aan de genoemde problemen.
Binnen de rechtspraak zijn oriëntatiepunten voor de straftoemeting ontwikkeld, met als doel het bevorderen van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. Deze oriëntatiepunten kunnen dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de op te leggen straf. Voor het vervaardigen van meer dan twintig kilo harddrugs, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van meer dan vijftig maanden.
Als strafmatigende factor neemt het hof in aanmerking dat de verdachte (vergeleken met de mededaders) geen direct en zelfstandig aandeel heeft gehad in de methamfetamine-productie. De verdachte is niet degene geweest, die tot de productie het initiatief heeft genomen. Zijn bijdrage was primair gelegen in het beschikbaar stellen van de ruimte waarin de productie en opslag plaatsvond. Verder neemt het hof als strafmatigende omstandigheid in aanmerking dat tussen het plegen en de berechting veel tijd is verstreken en verdachte geen (relevante) justitiële documentatie heeft.
Naar het oordeel van het hof is het bewezenverklaarde te ernstig om te volstaan met een mildere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles overziend zal het hof de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.

In beslag genomen voorwerpen

Wat betreft het paspoort zal het hof beslissen tot onttrekking aan het verkeer. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij inmiddels over een nieuwe identiteitskaart beschikt.
Wat betreft de telefoon van het merk Alcatel zal het hof beslissen tot bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende. Het hof kan niet vaststellen wie de rechthebbende is, aangezien de telefoon in beslag is genomen in het kader van de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 3] , maar de verdachte als beslagene is aangemerkt.
Met betrekking tot de computer, het contract, de Samsung-telefoon en de portemonnee zal het hof teruggave aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een paspoort (nummer 6 op beslaglijst van 21 mei 2019).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
 een computer van het merk HP (nummer 1 op de beslaglijst van 21 mei 2019);
 een contract (nummer 2 op de beslaglijst van 21 mei 2019);
 een telefoon van het merk Samsung (nummer 3 op de beslaglijst van 21 mei 2019);
 een portemonnee (nummer 5 op de beslaglijst van 21 mei 2019).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon van het merk Alcatel (nummer 4 op de beslaglijst van 21 mei 2019).
Aldus gewezen door
mr. K.A.J.M. Wetzels, voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. C.H. Zuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 10 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wetzels en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.