ECLI:NL:GHARL:2021:1287
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- W. Wijma
- M. Lageveen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften met betrekking tot een uitritconstructie en voorrang voor fietsers
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, een N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een sanctie van € 230,- die was opgelegd voor het niet verlenen van voorrang aan een fietser bij het verlaten van een uitritconstructie op de Bergse Linker Rottekade in Rotterdam. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De gemachtigde van de betrokkene betwistte de bevoegdheid van de medewerker van de CVOM die de beslissing had genomen en stelde dat er geen sprake was van een uitritconstructie. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de beslissing bevoegd is genomen, aangezien er geen concrete feiten zijn aangevoerd die aan de bevoegdheid twijfelen. Het hof bevestigt dat de uitmonding op de Bergse Linker Rottekade als een uitrit kan worden aangemerkt, waarbij de verkeersdeelnemers moeten verwachten dat zij voorrang moeten verlenen aan fietsers op het fietspad.
Het hof concludeert dat de betrokkene de gedraging heeft verricht door de fietser niet voor te laten gaan en bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke herkenbaarheid van uitritconstructies en de verplichting om voorrang te verlenen aan andere verkeersdeelnemers.