ECLI:NL:GHARL:2021:1255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
TBS P20/0303
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die in 2000 ter beschikking is gesteld na een veroordeling voor aanranding van de eerbaarheid. De terbeschikkingstelling is sindsdien meerdere keren verlengd, met de laatste verlenging door de rechtbank Limburg op 24 augustus 2020. De terbeschikkinggestelde heeft een complexe psychiatrische problematiek en is niet bereid zich vrijwillig te laten behandelen. Het hof overweegt dat de terbeschikkingstelling met een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege meer mogelijkheden biedt voor toezicht en naleving van voorwaarden dan een civielrechtelijke machtiging. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, waarbij het belang van de maatschappij en het recidivegevaar zwaarwegende factoren zijn. De terbeschikkinggestelde heeft recht op een zorgvuldige afweging van zijn belangen, maar gezien de ernst van de situatie en het risico op recidive is verlenging van de maatregel gerechtvaardigd. Het hof wijst het verzoek tot onderzoek naar civielrechtelijke mogelijkheden af, omdat deze niet voldoende waarborgen bieden voor de noodzakelijke begeleiding en behandeling.

Uitspraak

TBS P20/0303
Beslissing d.d. 28 januari 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
verblijvende bij de stichting [stichting] ,
onder verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 augustus 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en - impliciet - afwijzing van het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden binnen het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) of de Wet zorg en dwang (Wzd).
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Maastricht van 5 april 2000, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 mei 2013, waarbij de terbeschikkingstelling is verlengd met een termijn van één jaar;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 30 juli 2013, waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd;
  • de pro justitia rapportage van psychiater H.J.T. Boerboom van 31 januari 2020;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 26 augustus 2020;
  • de appelschriftuur van mr. B.C.M. Sprenger van 9 september 2020;
  • het voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland van 10 september 2020;
  • het voorlopig verlengingsadvies van Reclassering Nederland van 12 november 2020;
  • pro justitia rapportage van psychiater E.M.M. Mol van 29 december 2020.
Het hof heeft ter zitting van 14 januari 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.C.M. Sprenger, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. R. Segerink. Daarnaast zijn als deskundigen gehoord [deskundige] , reclasseringswerker te Eindhoven, H.T.J. Boerboom, psychiater te Almere en R.J.M. Mooren, psychiater te Stramproy.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege inmiddels al langer dan zeven jaar duurt en over minder dan anderhalf jaar van rechtswege eindigt. Het is niet alleen voor de terbeschikkinggestelde maar ook voor de samenleving gewenst dat er wordt geanticipeerd op het einde van de maatregel. De hulp en de behandeling van de terbeschikkinggestelde kunnen onder dezelfde voorwaarden worden voortgezet binnen het kader van een zorgmachtiging op grond van Wvggz. Er is een andere modaliteit voorhanden die minder ingrijpend is (subsidiariteit) en die meer in verhouding is met de aard en ernst van het indexdelict uit 2002 (proportionaliteit). De raadsman heeft primair bepleit de terbeschikkingstelling te beëindigen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de mogelijkheden voor de begeleiding en behandeling van de terbeschikkinggestelde in het kader van een civielrechtelijke machtiging te laten onderzoeken door het openbaar ministerie dan wel de reclassering, waarbij de raadsman zich refereert aan het oordeel van het hof ten aanzien van de vraag of de terbeschikkinggestelde in dat geval bij [stichting] moet blijven wonen dan wel hij bij zijn vriend [naam] kan gaan wonen. De raadsman heeft meer subsidiair bepleit de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken, waarbij het hof in zijn beslissing overweegt dat de mogelijkheden voor overgang naar een zorgmachtiging vóór de afloop van dat jaar moeten zijn onderzocht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft overwogen dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een combinatie van stoornissen. Het effect van zijn behandeling is beperkt gebleven. Bij hem is nauwelijks ziektebesef en -inzicht aanwezig. De complexe problematiek van de terbeschikkinggestelde kan alleen goed onder controle worden gehouden door het gebruik van medicatie en voldoende begeleiding, structuur en controle. Het verblijf in een 24-uursvoorziening is het meest passend voor hem. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling is de kans groot dat hij zal weggaan bij de stichting [stichting] , hij de medicatie niet meer zal gebruiken en hij zich aan begeleiding zal onttrekken. In dat geval wordt het recidivegevaar al snel hoog. Dit wordt bevestigd door het pro justitia rapport van psychiater Mol.
Gezien de ernst van het indexdelict, de stoornissen van de terbeschikkinggestelde en het aanwezige recidivegevaar wordt het proportionaliteitsbeginsel niet geschonden door een verlenging van de terbeschikkingstelling. Er is ook geen sprake van een schending van het subsidiariteitsbeginsel. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
De maximale duur van een terbeschikkingstelling bij een voorwaardelijke beëindigde verpleging van overheidswege
Het hof overweegt ambtshalve het volgende over de maximale duur van de maatregel van de terbeschikkinggestelde.
Bij vonnis van 5 april 2000 heeft de rechtbank Maastricht aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit vonnis - dat naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op tegenspraak is gewezen en waartegen geen hoger beroep is ingesteld - is veertien dagen na de uitspraak onherroepelijk geworden op 20 april 2000. Op die datum is de maatregel ingegaan (artikel 38d, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr))
De terbeschikkingstelling is sindsdien telkens met één of 2 jaar verlengd, laatstelijk bij onderhavige beslissing van de rechtbank Limburg, zittingslocatie Roermond, van 24 augustus 2020.
Bij deze beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 mei 2013 is de terbeschikkingstelling wel verlengd met een termijn van één jaar, maar is de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden. Bij de beslissing van 30 juli 2013 heeft de rechtbank de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Deze beslissing werd blijkens de akte van uitreiking op 7 augustus 2013 uitgereikt aan de terbeschikkinggestelde. Na het verstrijken van de ongebruikte appeltermijn van veertien dagen is deze beslissing onherroepelijk geworden op 22 augustus 2013. Op die datum is de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege ingegaan. Op grond van het destijds geldende 509q, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) (oud) is de verlenging van de maatregel zelf ingegaan op de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd als geen vordering tot verlenging zou zijn ingediend, te weten 20 april 2013.
De termijnen van de terbeschikkingstelling en van de voorwaardelijke beëindiging lopen derhalve niet parallel.
Artikel 38j Sr (oud) luidde op de ingangsdatum van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als volgt:
In geval van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kan de terbeschikkingstelling telkens met een jaar, dan wel met twee jaren, worden verlengd.
De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging bedraagt ten hoogste negen jaren.
Indien de in het tweede lid bedoelde termijn is verstreken, zonder dat een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 38k is gegeven, eindigt de terbeschikkingstelling van rechtswege.
Het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding "1." voor het eerste lid van artikel 38j Sr (oud) zijn vervallen bij de inwerkingtreding van artikel I onderdeel C van de Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering (Stb. 2015, 460). Deze wet is in werking getreden op 1 januari 2017. Vanaf dat moment stelt artikel 38j Sr geen beperkingen meer aan de duur van een terbeschikkingstelling wanneer de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. Artikel IV van de genoemde wet bepaalt echter dat artikel I onderdeel C van deze wet geen gevolgen heeft voor terbeschikkinggestelden van wie de verpleging van overheidswege op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, reeds voorwaardelijk is beëindigd. Dit betekent dat, behoudens verlenging op grond van artikel 6:1:19 Sv of hervatting van de verpleging van overheidswege, de maatregel van terbeschikkingstelling in het onderhavige geval van rechtswege zal eindigen op 21 augustus 2022.
De maatregel van terbeschikkingstelling kan op grond van artikel 38d, tweede lid, Sr en artikel 6:6:10 Wetboek van Strafvordering uitsluitend worden verlengd met een termijn van een jaar, dan wel een termijn van twee jaren. Uitgaande van de huidige expiratiedatum zal de terbeschikkingstelling vervolgens respectievelijk eindigen op 19 april 2021 of 19 april 2022. Het hof constateert dat artikel 38j Sr (oud) het mogelijk maakt de maatregel daarna nogmaals te verlengen, met dien verstande dat de terbeschikkingstelling in dat geval - gelet op de ingangsdatum en de maximale duur van de voorwaardelijk beëindigde verpleging van overheidswege - van rechtswege zal eindigen op 21 augustus 2022.
Het hof heeft overwogen of op basis van de wetssystematiek of anderszins moet worden aangenomen dat de duur van de maatregel en van de voorwaardelijke beëindiging steeds parallel moeten lopen. Daarvoor ziet het hof echter geen grond. Artikel 38h Sr (oud; thans 6:6:10, derde lid, Sv), maakte het immers mogelijk de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen na, kort gezegd, twaalf maanden onafgebroken proefverlof. Van gelijk oplopen van de termijn van de maatregel en van de termijn van de voorwaardelijke beëindiging zal dan in de regel nog minder sprake zijn.
Verbeterde lezing van de beslissing van de rechtbank
Uit de overwegingen van de rechtbank voor haar verlengingsbeslissing volgt dat zij het ter zitting in eerste aanleg gedane verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden binnen het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) of de Wet zorg en dwang (Wzd) heeft afgewezen. De rechtbank heeft echter verzuimd de afwijzing van dit verzoek in het dictum van haar beslissing op te nemen. Het hof leest de beslissing van de rechtbank in die zin verbeterd.
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden voor de begeleiding en behandeling van de terbeschikkinggestelde in het kader van een civielrechtelijke machtiging wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Gelet op de hierna te melden gronden voor de verlengingsbeslissing, en dan met name het aanwezige delictgevaar, acht het hof de overgang naar een civielrechtelijk kader vooralsnog niet verantwoord.
Verlengingsbeslissing
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren.
Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Na de uitspraak van de verlengingsbeslissing van de rechtbank hebben Reclassering Nederland en psychiater Mol (voorlopige) verlengingsadviezen uitgebracht voor het geval de terbeschikkingstelling in hoger beroep zou worden verlengd met een termijn van één jaar.
De reclassering blijft bij het eerder uitgebrachte advies om de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar te verlengen. Dit verlengingsadvies is ter zitting in hoger beroep nader toegelicht door de deskundige [deskundige] . Zij heeft gesproken met [naam] over de wens van de terbeschikkinggestelde om bij hem te gaan wonen. [naam] wil tijdelijk wat voor de terbeschikkinggestelde betekenen, mits de terbeschikkinggestelde de discipline kan opbrengen voor een daginvulling, bijvoorbeeld door te gaan werken bij een sociale werkplaats, en door hulp te leveren bij huishoudelijke taken. [naam] heeft echter een eigen bedrijf en hij verblijft regelmatig bij zijn vriendin. Hij is dan ook niet in staat om hem voldoende begeleiding te bieden, gelet op de beperkte vaardigheden van de terbeschikkinggestelde en de noodzaak van 24-uursbegeleiding.
Psychiater Mol concludeert in zijn pro justitia rapportage dat er bij terbeschikkinggestelde sprake is van een hoog risico op herhaling van feiten als het indexdelict zonder de maatregel van terbeschikkingstelling, waarbinnen medicatie, beschermd wonen, intensief toezicht, en dagelijkse begeleiding de pijlers van het risicomanagement vormen. Binnen het kader van de terbeschikkingstelling met de voorwaardelijk beëindigde verpleging van overheidswege is het recidiverisico laag-matig dankzij het rond hem geformeerde netwerk van hulpverleners, beschermd wonen en zeker ook het gebruik van libidoremmende en andere medicatie. Binnen dit kader kan het noodzakelijk geachte risicomanagement zorgvuldiger worden vormgegeven dan binnen het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz. Zo biedt de Wvggz niet de mogelijkheid beschermd wonen als voorwaarde op te nemen in de zorgmachtiging. Bovendien is recidivepreventie niet het doel van een civielrechtelijk machtiging. Hij heeft geadviseerd de beslissing waarvan beroep, waarbij de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar is verlengd, te bevestigen. Mol acht een zorgmachtiging op grond van de Wvggz wel geïndiceerd bij het einde van de terbeschikkingstelling is. Die zorgmachtiging zal - na de geadviseerde verlenging van de terbeschikkingstelling - tijdig op initiatief van de behandelend psychiater tot stand moeten komen.
De deskundige Mooren is de behandelend psychiater. Hij onderschrijft het advies van psychiater Mol om de terbeschikkingstelling met de voorwaardelijke beëindigde verpleging van overheidswege zolang mogelijk te laten voortduren en de behandeling en begeleiding van de terbeschikkinggestelde daarna voort te zetten in het kader van een civielrechtelijke machtiging.
De deskundige Boerboom heeft in zijn pro justitia rapportage geadviseerd de terbeschikkingstelling in principe niet te verlengen, maar over te gaan naar een zorgmachtiging op grond van de Wvggz. Die machtiging moet wel eerst geregeld zijn. Ter zitting in hoger beroep heeft Boerboom verklaard dat de terbeschikkinggestelde 24-uursbegeleiding nodig heeft. Zijn verblijf bij [stichting] past daar goed bij. Zijn medicatiegebruik blijft ook noodzakelijk. Het maakt niet veel verschil of de terbeschikkingstelling nog een jaar voortduurt en de overgang naar de zorgmachtiging daarna plaatsvindt. De voorwaarden die zijn gesteld bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kunnen ook worden gesteld bij een zorgmachtiging. Volgens Boerboom gaat het er vooral om dat er een stok achter de deur is, waardoor de naleving van de voorwaarden kan worden afgedwongen.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 april 2000 en dus thans meer dan 20 jaren loopt. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten aanranding van de eerbaarheid, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Het hof is evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, immers niet alleen het tijdsverloop – in relatie tot de ernst van het delict – moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar.
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake een meerdere stoornissen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis. Hij functioneert op een beperkt verstandelijk niveau. Zijn verstandelijke beperking is eerder door psychiater Boerboom als zwakbegaafdheid gediagnostiseerd. Psychiater Mol concludeert op grond van zijn recente onderzoek dat er sterke aanwijzingen zijn dat er bij de terbeschikkinggestelde een ernstige neurobiologische ontwikkelingsstoornis is ontstaan door het alcoholgebruik van zijn moeder tijdens de zwangerschap van hem. De seksuele problematiek van de terbeschikkinggestelde wordt door Mol beoordeeld als een onderdeel van en voortkomend uit zijn complexe psychiatrische problematiek met daarbij een onvermogen contacten met vrouwen adequaat te beoordelen. Bij hem is zeker sprake van preoccupatie met seks en zijn seksuele problematiek is een belangrijke reden tot zorg. Mol komt - anders dan Boerboom - niet tot een aparte diagnose parafilie.
Het hof constateert dat Mol en Boerboom - ondanks enkele verschillen tussen hun diagnostische conclusies - beiden inschatten dat het recidiverisico van laag-matig in de huidige situatie zal toenemen tot matig-hoog of zelfs hoog zonder risicomanagement. Boerboom ziet weliswaar mogelijkheden om het risicomanagement vorm te geven in het kader van een zorgmachtiging maar die machtiging moet volgens hem wel eerst geregeld zijn. De andere deskundigen achten een civielrechtelijke machtiging nog niet geïndiceerd. Het hof is van oordeel dat civielrechtelijke machtiging thans onvoldoende mogelijkheden biedt om het aanwezige recidivegevaar tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te beperken. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de terbeschikkinggestelde niet bereid is zich vrijwillig te laten behandelen en begeleiden. De terbeschikkingstelling met een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege biedt meer mogelijkheden om hem daartoe te verplichten, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en bij een eventuele overtreding van die voorwaarden tijdig in te grijpen. Een civielrechtelijke machtiging is nog geen geschikt alternatief voor de structuur van de terbeschikkingstelling. Daarom acht het hof een verlenging van die maatregel, die op dit moment geen vrijheidsbeneming meer met zich brengt, niet in strijd met de beginselen van de proportionaliteit en de subsidiariteit.
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken,

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden voor de begeleiding en behandeling van de terbeschikkinggestelde in het kader van een civielrechtelijke machtiging
Bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 augustus 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. A. van Maanen als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en dr. J. Lucieer als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 28 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.