ECLI:NL:GHARL:2021:1254

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
TBS P20/0243
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde na een proefverlof van tien maanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde. Het hof oordeelde dat het prematuur is om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, aangezien het proefverlof van de terbeschikkinggestelde slechts tien maanden heeft geduurd. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, die eerder op 14 juli 2020 had besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen.

De terbeschikkinggestelde, geboren in 1974 en ondergebracht in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Van der Hoevenkliniek, had verzocht om voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Hij stelde dat hij sinds de oplegging van de terbeschikkingstelling bijna twaalf jaar geleden geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd en dat hij baat had gehad bij zijn behandeling. De terbeschikkinggestelde had een zelfstandige woning en een vaste baan, maar zijn verslavingsproblematiek bleef een aandachtspunt. Het hof nam in overweging dat de terbeschikkinggestelde recentelijk was teruggevallen in middelengebruik en onvoldoende openheid had gegeven over zijn relatie met een vriendin.

Het openbaar ministerie was van mening dat er nog steeds recidivegevaar bestond en dat het noodzakelijk was om het proefverlof voort te zetten voordat er een beslissing kon worden genomen over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Het hof concludeerde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar was voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Het hof benadrukte het belang van openheid en samenwerking met de reclassering en de kliniek om de risico's van terugval te minimaliseren.

Uitspraak

TBS P20/0243
Beslissing d.d. 28 januari 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
onder verantwoordelijkheid van Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Van der Hoevenkliniek te Utrecht .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 14 juli 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 21 juli 2020;
  • de aanvullende informatie van FPC Van der Hoevenkliniek van 10 september 2020 met als bijlage de risicotaxatie van 8 juli 2020;
  • het e-mailbericht van Reclassering Nederland van 12 januari 2021 met als bijlagen de voortgangsverslagen toezicht van 21 september 2020 en 17 november 2020.
Het hof heeft ter zitting van 14 januari 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. R. Segerink.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Bij het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling was de inschatting dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou volstaan. Die maatregel werd bijna twaalf jaar geleden opgelegd en dat moet ook het perspectief blijven. Sindsdien is er geen sprake van nieuwe strafbare feiten of agressiviteit geweest. De terbeschikkinggestelde werd alleen vanwege zijn verslavingsproblematiek in een later stadium alsnog van overheidswege verpleegd. Hij kon ten tijde van de indexdelicten niet goed omgaan met de problematiek van zijn toenmalige partner die hij had ontmoet in een verslavingskliniek en hij vond haar zeventienjarige dochter aantrekkelijk, waarop hij grensoverschrijdend gedrag vertoonde. Hij is inmiddels veranderd en bevindt zich nu in een andere situatie. Hij heeft baat gehad bij zijn behandeling en dan met name van de EMDR-therapie. Hij verblijft al zeven jaar buiten de kliniek. Hij heeft een zelfstandige woning en een vaste baan. De laatste tijd is zijn behandeling alleen gericht op zijn verslavingsproblematiek. Hij zal de rest van zijn leven verslavingsgevoelig blijven maar vindt dat zijn verslavingsproblematiek niet hoeft te worden behandeld in het kader van de terbeschikkingstelling.
Hij ervaart de terbeschikkingstelling als een belemmering om verder te kunnen gaan met zijn leven. De terbeschikkinggestelde wil dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd, zodat de terbeschikkingstelling bij een volgende verlengingsprocedure eventueel onvoorwaardelijk kan worden beëindigd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een stoornis en - zonder de terbeschikkingstelling - is er ook nog sprake van recidivegevaar. Zijn proefverlof is gestart in april 2020. De deskundigen achten proefverlof voor een substantiële periode aangewezen voordat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd, ook omdat er in het verleden meermalen terugvallen zijn geweest. Als een en ander goed blijft gaan, dan kan, zoals de rechtbank dit heeft bepaald, een maatregelenrapport worden opgemaakt en de verpleging van overheidswege eventueel voorwaardelijk worden beëindigd in de zomer van 2021. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist door de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van één jaar en de verpleging van overheidswege niet voorwaardelijk te beëindigen. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Uit de risicotaxatie van 8 juli 2020 volgt dat middelengebruik een belangrijke risicofactor voor de terbeschikkinggestelde blijft. Op de korte termijn brengt hij vooral zijn traject en sociaal-maatschappelijk inbedding in gevaar door middelen te gebruiken. Het risico op terugval in gewelddadig gedrag loopt op wanneer hij zijn gebruik niet weet te stoppen en hij hierdoor sociaal-maatschappelijk afglijdt. In dat geval neemt geleidelijk het risico toe dat crimineel gedrag om zijn verslaving te financieren gepaard zal gaan met geweld. In het geval van een relatie is bovendien sprake van een verhoogd risico op terugval in partnergeweld en wordt de kans op terugval in seksueel gewelddadig gedrag als matig ingeschat.
De kliniek blijft bij haar advies om de huidige maatregel met een termijn van één jaar te verlengen. Uit de aanvullende informatie van 10 september 2020 komt verder naar voren dat dat samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en de reclassering overwegend positief verloopt. Het geven van openheid blijft evenwel een aandachtspunt en een reden om nog niet over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Tijdens een evaluatiegesprek in juni heeft de zus van de terbeschikkinggestelde ter sprake gebracht dat hij al enkele maanden zeer regelmatig contact heeft met een vriendin. De terbeschikkinggestelde heeft deze informatie niet eerder gedeeld onder meer uit angst voor kritische vragen. Hieruit blijkt opnieuw de neiging van de terbeschikkinggestelde om relevante aspecten van zijn functioneren en beleven toe te dekken of te verbergen. De kliniek acht het noodzakelijk de controle en begeleiding stapsgewijs af te bouwen, zodat een eventueel afglijdend proces gesignaleerd kan worden en hierop kan worden ingegrepen, om op termijn de overgang te kunnen maken naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De toezichthouder van de reclassering schrijft in haar e-mailbericht van 12 januari 2021 dat de terbeschikkinggestelde op 8 december 2020 opbiechtte dat hij een terugval in het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne heeft gehad. Uit angst dat hij zich moest melden bij de kliniek voor een time-out, stelde hij de reclassering en [instelling] niet direct op de hoogte van deze terugval, maar deed dit pas toen er een wekelijks gesprek en urinecontrole gepland stonden. In dezelfde week vernam de reclassering van de werkgever van de terbeschikkinggestelde dat het niet goed ging op zijn werk. Tijdens een gesprek met zijn werkgever had hij de terugval in het middelengebruik ook opgebiecht. Dit, in combinatie met zijn functioneren, was reden voor de werkgever om hem de rest van het jaar op non-actief te stellen, tot hij zich herpakt had. Omdat ook de zinvolle dagbesteding wegviel verhoogde dit de kans op nieuw middelengebruik. De terbeschikkinggestelde heeft zich in overleg met de reclassering en FPC Van der Hoevenkliniek op 11 december 2020 gemeld voor een time-outopname in deze kliniek, die hij op 18 december 2020 weer mocht verlaten onder aangescherpte voorwaarden. Zo werden de urinecontroles opgeschaald en diende hij zijn terugvalpreventieplan te herzien met zijn behandelaar bij [instelling] . Tijdens zijn gesprekken bij [instelling] was hij uiteindelijk eerlijk over het startpunt van de terugval en bleek dat hij toch al een paar dagen eerder was begonnen met gebruik dan hij eerder wilde toegeven. Tijdens een gesprek bij [instelling] zijn verder afspraken gemaakt over zijn relatie. De vriendin van de terbeschikkinggestelde wordt uitgenodigd om aan te sluiten bij een gesprek bij [instelling] voor nadere kennismaking. Zij staat hier nu wel voor open. De reclassering concludeert dat de terbeschikkinggestelde in de afgelopen periode voorwaarden heeft overtreden door middelen te gebruiken en onvoldoende inzicht in zijn relatie te geven; hoewel hij eerder aan de bel had moeten trekken, is de reclassering echter ook positief over de vooruitgang die hij heeft geboekt.
Het hof acht het prematuur om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, nu het proefverlof van de terbeschikkinggestelde amper tien maanden heeft geduurd. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat hij recent is teruggevallen in middelengebruik, wat hij niet direct heeft gemeld. Daarnaast is hij onvoldoende open over zijn relatie met een vrouw geweest. Het gebrek aan openheid van de terbeschikkinggestelde belemmert het toezicht op de naleving van de voorwaarden. Als hij uit angst voor de mogelijke consequenties opnieuw zou verzuimen zijn toezichthouder en behandelaar tijdig te informeren over een eventuele terugval in middelengebruik of andere risicofactoren, dan brengt dit niet alleen extra risico's voor hem met zich, maar zal het recidivegevaar op termijn ook toenemen. Naar het oordeel van het hof moet het proefverlof van de terbeschikkinggestelde worden voortgezet om te kunnen beoordelen of hij de overwegend positieve lijn in zijn resocialisatietraject langer weet vast te houden. Daarom zal hof het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege afwijzen en de verlengingsbeslissing van de rechtbank bevestigen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 14 juli 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. A. van Maanen als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en Dr. J. Lucieer als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 28 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.