ECLI:NL:GHARL:2021:1253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
21-003710-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens diefstal met braak met bewijsvoering op basis van vingerafdrukken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal met braak, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte alsnog veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. De zaak betreft een inbraak die plaatsvond op 26 december 2016, waarbij de verdachte werd gelinkt aan de inbraak door het aantreffen van zijn vingerafdruk op het kozijn van een geforceerd raam. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij mogelijk langs de woning was gelopen en naar binnen had gekeken, niet aannemelijk was. De verdachte had geen redelijke verklaring voor het aantreffen van zijn vingerafdruk en het hof achtte de bewijslast voldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafoplegging. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn opleiding, maar vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003710-20
Uitspraak d.d.: 10 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2020 met parketnummer 16-194625-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.A.C. van den Brink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft bij vonnis van 1 oktober 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2016 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] , heeft weggenomen één of meer goederen van zijn gading (te weten: een spiegelreflexcamera en/of een harde schijf en/of een iPod Nano en/of een iPad Air en/of één of meer geldbedragen en/of een Nintendo DS en/of een horloge en/of één of meer sieraden), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat het ‘Rapport Dactyloscopisch Onderzoek, d.d. 15 juli 2019 niet voor het bewijs kan worden gebezigd omdat dit rapport niet is ondertekend door J.A.J.M. Riemen, Operationeel Specialist Biometrie. Volgens de raadsman blijft met het wegvallen van dit bewijsmiddel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over waaruit de betrokkenheid van verdachte kan worden afgeleid.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit op grond van het feit dat het enkel aantreffen van een vingerafdruk van verdachte op een kozijn in de woning van de inbraak onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Deze vingerafdruk kan op verschillende manieren op het kozijn terecht zijn gekomen. Verdachte werkte in de buurt en liep wel eens door deze straat. Hoewel verdachte het zich niet kan herinneren, is het goed mogelijk dat verdachte op enig moment, toen hij langs liep en het raam openstond, het kozijn heeft vastgepakt.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de stukken bevindt zich een Rapport Dactyloscopisch Onderzoek d.d. 15 juli 2019, opgemaakt door J.A.J.M. Riemen, Operationeel Specialist Biometrie. Uit dit rapport blijkt – kort gezegd – dat uit onderzoek is gebleken dat de bevindingen van het onderzoek geheel in lijn der verwachting liggen wanneer het aangetroffen spoor (de vingerafdruk) van de donor (verdachte) afkomstig is en dat de kans om de mate van de aangetroffen overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein is. Dit rapport is niet ondertekend.
Uit het proces-verbaal individualisering dactyloscopisch spoor d.d. 15 juli 2019, waarbij voormeld rapport als bijlage is gevoegd, blijkt dat het rapport in verband met de werkwijze van politie op het moment van het opmaken van dit proces-verbaal nog niet voorhanden was. Uit dit proces-verbaal blijkt echter wel dat het rapport inmiddels is ondertekend en dat op verzoek het getekende rapport bij de stukken kan worden gevoegd.
Dit proces-verbaal waarin eveneens de conclusie wordt getrokken dat de aangetroffen vingerafdruk van verdachte is, is op ambtseed opgemaakt en ondertekend.
Het hof is van oordeel dat het niet ondertekende rapport niet voldoet aan de eisen van artikel 153 Sv en dat dit rapport derhalve slechts als geschrift ex artikel 344, lid 1, onderdeel 5 Sv kan meewerken tot het bewijs in samenhang met andere bewijsmiddelen.
Nu uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal blijkt dat er een getekend rapport voorhanden is en uit dit proces-verbaal eveneens blijkt dat het vergelijkend onderzoek van het dactyloscopisch spoor heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, te weten verdachte, acht het hof het rapport in samenhang met voornoemd proces-verbaal bruikbaar voor het bewijs. Het hof merkt het rapport aan als een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1, onderdeel 5 Sv.
De raadsman heeft subsidiair bepleit verdachte vrij te spreken omdat – kort gezegd – het enkel aantreffen van een vingerafdruk van verdachte onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Op 26 december 2016 is er in een woning te [plaats] ingebroken. Ter plaatse treft de politie aan de achterzijde van de woning een geforceerd raam aan, terwijl aan de voorzijde een raam openstaat. Aan dit openstaande raam is forensisch onderzoek verricht waarbij een vingerafdruk op het linker kozijn van het raam is veiliggesteld. Deze vingerafdruk is aangetroffen en aan de binnenkant van het kozijn en vertoont een zeer grote mate van overeenkomst met de referentieafdruk van de rechter ringvinger van de verdachte. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. Het hof leidt hieruit af dat de aangetroffen vingerafdruk van verdachte is.
De verdachte heeft bij de politie geen verklaring afgelegd.. Op het moment dat hem wordt voorgehouden dat zijn vingerafdruk in de betreffende woning is aangetroffen beroept verdachte zich op zijn zwijgrecht.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard:
‘Ik ben misschien wel in de buurt geweest, maar ik ben er vrij zeker van dat ik niet heb ingebroken. Hoe mijn vingerafdruk daar komt weet ik niet, misschien heb ik naar binnen gekeken’.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij destijds werkte bij de [naam] die daar in de buurt is gevestigd en dat het zou kunnen dat hij onderweg van zijn werk naar de bushalte langs deze woning is gelopen en even naar binnen heeft gekeken. Verdachte kan zich dit eventuele voorval echter niet herinneren- hij heeft geen herinnering aan die dag, tweede kerstdag 2016 noch aan eventueel werken op die dag bij de [naam] - en hij weet ook niet hoe zijn vingerafdruk door het enkel naar binnen kijken bij die woning op het kozijn terecht zou kunnen zijn gekomen.
Voor het bewijs van verdachtes betrokkenheid bij het onderhavige feit acht het hof het in het bijzonder redengevend dat zijn vingerafdruk is aangetroffen in de woning aan de binnenzijde in de sluitnaad van het kozijn. De verdachte heeft voor die bijzondere omstandigheid geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. De verklaring dat hij misschien wel eens langs de woning is gelopen en aldaar naar binnen heeft gekeken acht het hof allerminst aannemelijk.
Concrete feiten die deze mogelijkheid onderbouwen zijn door de verdachte niet aangevoerd, nog daargelaten dat een (eventueel) enkel passeren van de woning de aanwezigheid van de vingerafdruk op de binnenkant van het kozijn niet verklaart.
De plaats waar de vingerafdruk is aangetroffen, in samenhang met de aangifte en de resultaten van het sporenonderzoek, vormen het wettig en overtuigend bewijs dat het de verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2016 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] , heeft weggenomen een spiegelreflexcamera en een harde schijf en een iPod Nano en een iPad Air en een geldbedrag en een Nintendo DS en een horloge en sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij veel goederen zijn buitgemaakt. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Verdachte is volledig voorbijgegaan aan de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers kon hebben en heeft gehad. Hij heeft zich kennelijk domweg laten leiden door zijn behoefte aan geld en spullen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 24 december 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Voor een soortgelijk feit is verdachte in 2017 een transactie aangeboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn niet is geschonden nu verdachte voor deze verdenking eerst, nadat zijn vingerafdruk in het onderzoek naar voren is gekomen, op 5 augustus 2019 als verdachte is gehoord. Wel is er sprake van een aanzienlijk tijdsverloop en daarmee een gedateerd feit.
Het hof houdt voorts rekening met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 14 februari 2020. Het hof houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Verdachte heeft verklaard dat hij een opleiding volgt (Manager Retail) en dat dit goed verloopt.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat de straf zoals geëist door de advocaat-generaal passend en geboden is. Het hof zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Het op te leggen voorwaardelijke deel dient tevens als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 (veertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 10 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Maden en mr. Van Veen voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.