ECLI:NL:GHARL:2021:1251

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
21-002341-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens ongeoorloofd schoolverzuim met oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van ongeoorloofd schoolverzuim in de periode van 1 september 2018 tot en met 1 juni 2019. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de kantonrechter. Tijdens de zitting op 27 januari 2021 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969, omdat hij in de tenlastegelegde periode veel lessen had verzuimd zonder geldige reden. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ongeoorloofd schoolverzuim. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht van de jeugdreclassering. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de hulp die hij ontving van de jeugdreclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002341-20
Uitspraak d.d.: 10 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle van 6 juli 2020 met parketnummer 08-006069-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 1 jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering voor de duur van zes maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. van der Steeg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft de verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde (overtredingen van de Leerplichtwet) vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 december 2019 in de gemeente [gemeente1] en/of in de gemeente [gemeente2] , in elk geval in Nederland, (telkens) als jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten [school] te [gemeente2] , staat/stond ingeschreven, op grond van artikel 4a van de Leerplichtwet 1969 niet heeft voldaan aan de verplichting het volledige onderwijsprogramma en/of het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen, dat door die school of instelling wordt/werd aangeboden, terwijl ten aanzien van die jongere de leerplicht, als bedoeld in artikel 2 van genoemde wet was geëindigd en die jongere nog geen startkwalificatie had behaald;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 1 juni 2019 in de gemeente [gemeente1] en/of in de gemeente [gemeente2] , in elk geval in Nederland, (telkens) als jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten [school] te [gemeente2] , staat/stond ingeschreven, op grond van artikel 4a van de Leerplichtwet 1969 niet heeft voldaan aan de verplichting het volledige onderwijsprogramma en/of het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen, dat door die school of instelling wordt/werd aangeboden, terwijl ten aanzien van die jongere de leerplicht, als bedoeld in artikel 2 van genoemde wet was geëindigd en die jongere nog geen startkwalificatie had behaald.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft ter zitting ten aanzien van feit 1 gevorderd, in verband met het bereiken van de leeftijd van 18 jaren van de verdachte, de ten laste gelegde periode te verkorten, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode loopt van 1 augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019.
Het hof overweegt als volgt. Gezien het feit dat de zomervakantie in de regio Noord in 2019 liep van 13 juli 2019 tot en met 25 augustus 2019 en de zomervakantie in de regio Midden in 2019 liep van 20 juli 2019 tot en met 1 september 2019 heeft verdachte in de thans resterende ten laste gelegde periode niet verzuimd, omdat er in de tenlastegelegde periode wegens de zomervakantie geen schoolverplichtingen waren.

Verweer

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een strafbaar feit, omdat de verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode telkens ziek was. Doordat verdachte kampte met veel persoonlijke problemen heeft hij de school niet regelmatig kunnen bezoeken. De verdediging stelt dat er daarom geen sprake is van ongeoorloofd verzuim, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof constateert dat uit het absentieoverzicht blijkt dat in de administratie van de school is vastgelegd dat verdachte in de periode van september 2018 tot en met juni 2019 veel lesuren, te weten 890 uren heeft verzuimd. Van deze uren staat geregistreerd dat er 141 uren ongeoorloofd waren en dat verdachte 749 uren ziek was.
Het standpunt van de verdediging dat een leerling die ziek is gemeld daarmee is vrijgesteld van het geregeld schoolbezoek, kan niet zonder meer worden gevolgd.
Uit het proces-verbaal kan het volgende worden vastgesteld met betrekking tot het schoolverzuim in de periode september 2018 tot en met juni 2019. Na een verzuimmelding van DUO in mei 2019 bleek dat verdachte de lessen van zijn opleiding bijna volledig verzuimde. Verdachte is naar aanleiding hiervan een aantal keren uitgenodigd door de leerplichtambtenaar. Verdachte is niet op de oproepen verschenen. Wel is de vader van verdachte verschenen. De vader deelde desgevraagd mede dat hij het verzuim van zijn zoon niet goed kon verklaren. Vader verklaarde dat zijn zoon ziek was, maar bij doorvragen bleek deze verklaring niet goed stand te houden. Er is geen doktersverklaring overgelegd of anderszins informatie van een deskundige waaruit geobjectiveerd kan worden afgeleid dat er sprake zou zijn geweest van rechtmatig verzuim vanwege ziekte.
Tevens is gebleken dat verdachte gedurende het verzuim in de periode 2018-2019 wel regelmatig aan het werk is geweest, terwijl hij zich ziek had gemeld. Verdachte is hierover bevraagd, maar hij heeft hierop geen antwoord kunnen geven, anders dan dat hij van school heeft verzuimd omdat hij niet lekker in zijn vel zat.
Hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat door de verdachte geen beroep kan worden gedaan op vrijstelling wegens ziekte als bedoeld in artikel 11, sub d van de Leerplichtwet en dat uit de inhoud van het dossier volgt dat de verdachte in de tenlastegelegde periode ongeoorloofd afwezig is geweest.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 1 juni 2019 in de gemeente [gemeente2] , als jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten [school] te [gemeente2] , stond ingeschreven, op grond van artikel 4a van de Leerplichtwet 1969 niet heeft voldaan aan de verplichting het volledige onderwijsprogramma en/of het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen, dat door die school of instelling werd aangeboden, terwijl ten aanzien van die jongere de leerplicht, als bedoeld in artikel 2 van genoemde wet was geëindigd en die jongere nog geen startkwalificatie had behaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 september 2018 tot en met 1 juni 2019 schuldig gemaakt aan ongeoorloofd schoolverzuim. Uit het door de leerplichtambtenaar opgemaakte proces-verbaal blijkt dat hij in de genoemde periode met grote regelmaat niet aanwezig was op school en daardoor een groot deel van de lessen ongeoorloofd heeft verzuimd, waarbij hij zich heeft onttrokken aan oproepen hierover in gesprek te gaan, waardoor het verzuim een lange periode heeft beslagen
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 24 december 2020 blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof door de verdachte, zijn raadsman en zijn vader naar voren zijn gebracht en deze ook uit de verschillende rapportages, waaronder het rapport Raadsonderzoek strafzaken d.d. 30 maart 2020, blijken.
Ter zitting van het hof heeft heer [naam] van de jeugdreclassering verklaard dat het thans goed gaat met verdachte en hij wekelijks contact heeft met verdachte. Geadviseerd wordt om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daarbij toezicht van de jeugdreclassering.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar, een passende bestraffing is.
Het hof acht voorts geboden dat aan verdachte als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de jeugdreclassering wordt opgelegd zodat dit contact met de heer [naam] , dat thans op vrijwillige basis onderhouden wordt, wordt voortgezet. Het blijkt immers dat verdachte de nodige hulp en steun ontleent aan dat contact en zijn vader en de heer [naam] , het nut ervan onderschrijven. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte er van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 1 (één) jaar ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- dat de veroordeelde zich, gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het onherroepelijk worden van dit arrest, zal stellen onder toezicht van de Jeugdbescherming Overijssel en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
- draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 10 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Maden en mr. Van Veen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.