ECLI:NL:GHARL:2021:1246

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
20/00647 t/m 20/00649
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onroerendezaakbelasting voor een gebouw bestemd voor openbare eredienst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onroerendezaakbelasting (OZB) die aan een kerkgenootschap was opgelegd. Het geschil betreft de vraag of het gebouw van belanghebbende, dat in gebruik is voor openbare erediensten, in hoofdzaak (ten minste 70%) is bestemd voor die erediensten. De heffingsambtenaar had aanslagen opgelegd voor de jaren 2017, 2018 en 2019, welke door belanghebbende werden betwist. De rechtbank Midden-Nederland had de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting, die via videobellen plaatsvond, werd het gebruik van het gebouw besproken. Belanghebbende stelde dat de grote zaal volledig moet worden toegerekend aan de openbare eredienst, terwijl de heffingsambtenaar van mening was dat het gedifferentieerde gebruik van het gebouw als geheel in aanmerking moet worden genomen. Het Hof oordeelde dat de grote zaal, hoewel deze ook voor andere activiteiten wordt gebruikt, niet volledig kan worden toegerekend aan de openbare eredienst. De berekening van het gedifferentieerde gebruik op basis van oppervlaktes werd als passend beschouwd.

Het Hof concludeerde dat het geschatte gebruik van de grote zaal, zelfs als dit tussen de 80% en 90% zou liggen, niet leidde tot een gebruik van het gebouw als geheel van ten minste 70% voor de openbare eredienst. Daarom werd de aanslag onroerendezaakbelasting terecht opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers 20/00647 tot en met 20/00649
uitspraakdatum: 9 februari 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2020, zaaknummers UTR 19/2298, UTR 19/2300 en UTR 19/2301, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak [a-straat] 70 in [Z] (hierna: het gebouw) aanslagen onroerendezaakbelastingen opgelegd voor de kalenderjaren 2017, 2018 en 2019.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar van 30 april 2019 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen en de heffingsambtenaar gelast het betaalde griffierecht te vergoeden.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op 17 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is een kerkgenootschap. Het gebouw is bij belanghebbende in gebruik. Op de begane grond bevinden zich onder andere een grote ruimte (hierna: de grote zaal), een kinderruimte en een kantoorruimte. Op de eerste verdieping zijn kantoorruimtes, een gebedsruimte en een ‘stilteruimte’. In de grote zaal wordt iedere zondag een eredienst gehouden die begint met een gezamenlijke maaltijd en wordt afgesloten met koffiedrinken. In de aan de orde zijnde jaren waren in de grote zaal een tweetal afgescheiden gedeelten in gebruik voor een naaiatelier respectievelijk gsm-reparaties. Het gebouw wordt daarnaast gebruikt door etnische kerkgemeenschappen voor diensten in hun eigen taal, voor kinderdiensten en - op doordeweekse dagen - voor gebedsmomenten, voor kringwerk, voor cursussen, voor huiswerkklassen, voor al dan niet geloofsgerelateerde overleggen, (destijds) voor inburgeringscursussen, voor lunches en er vindt verhuur aan derden plaats. Verder staat het gebouw open voor bezoekers om er bijvoorbeeld koffie te drinken. Een aantal van deze activiteiten vindt (mede) in de grote zaal plaats.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of het gebouw in hoofdzaak (ten minste 70%) is bestemd voor de openbare eredienst.
3.2.
Belanghebbende is van mening dat het gebruik van grote zaal volledig moet worden toegerekend aan de openbare eredienst, ook al wordt die zaal mede voor andere activiteiten gebruikt. Belanghebbende is het gebouw namelijk gaan huren vanwege de aanwezigheid van een dergelijke zaal waarvan de grootte noodzakelijk is voor het houden van de druk bezochte zondagse diensten, waardoor volgens belanghebbende volledige toerekening is gerechtvaardigd. Daarnaast valt volgens belanghebbende het gedifferentieerde gebruik voor de openbare eredienst van zowel de grote zaal als enkele andere delen van het gebouw hoger uit dan door de heffingsambtenaar in aanmerking is genomen.
3.3.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het gedifferentieerde gebruik van het gebouw als geheel in aanmerking moet worden genomen en dat elke gemengd gebruikte ruimte naar de mate van het gedifferentieerde gebruik in aanmerking moeten worden genomen.
3.4.
Partijen hebben samengevat de volgende cijfermatige uitwerking gegeven aan hun standpunten (HA: heffingsambtenaar, BH: belanghebbende):
Begane grond
m2
HA
BH
Grote ruimte
566
283
566
Naaiatelier
30
GSM reparatie
4
Kinderruimte
43
24
32,3
Kantoor / beheersruimte
71
28
28
Garage / berging
57
Keuken
31
15,5
Algemeen
50
25
Verkeersruimten
109
68
54,5
1ste verdieping
Kantoor advocaat
33
Kantoor
30
Onbenoemd overig gebedsruimte
107
99
99
Stilte ruimte
58
58
58
Pantry
11
Verkeersruimte
103
64
64
Totaal
1303
625
942,3
Percentage gedifferentieerd gebruik
47,9%
72,3%
4.
Beoordeling van het geschil
4.1.
Ingevolge artikel 220d, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet wordt bij de bepaling van de heffingsmaatsstaf voor de onroerende-zaakbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
4.2.
Een onroerende zaak is in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst als deze voor ten minste 70% daarvoor wordt gebruikt, waarbij het begrip openbare eredienst moet worden opgevat overeenkomstig het algemeen geldend spraakgebruik (vergelijk HR 7 mei 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9982, gepubliceerd in BNB 1980/177) en HR 4 december 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4804).
4.3.
Het Hof leidt uit het genoemde arrest uit 1991 af dat een toerekening naar evenredigheid van het gebruik van elke afzonderlijke ruimte bepalend is of aan de grens van 70% wordt voldaan. Naar het oordeel van het Hof volgt uit dit arrest dat ook de grote zaal voor het gedifferentieerde gebruik in aanmerking moet worden genomen, omdat niet in geschil is dat die zaal gemengd wordt gebruikt. De omstandigheid dat volledige zaalgrootte slechts op zondag nodig is vanwege de alleen op die dag druk bezochte diensten en dat het gebouw juist vanwege de op zondag benodigde capaciteit is gehuurd, doet er niet aan af dat de grote zaal in ieder geval door de week mede voor andersoortige activiteiten wordt gebruikt. Dit betekent dat het Hof belanghebbendes standpunt niet volgt dat de grote zaal ondanks gemengd gebruik toch volledig moet worden toegerekend aan gebruik voor de openbare eredienst.
4.4.
Partijen hebben het gedifferentieerde gebruik berekend op basis van oppervlaktes. Gelet op het bij belanghebbende in gebruik zijnde gebouw is dat naar het oordeel van het Hof een passende maatstaf om te bepalen of voldaan is aan de grens van 70%.
4.5.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het geschatte gebruik van de grote zaal, overeenkomstig belanghebbendes invulling van het begrip “openbare eredienst”, tussen de 80% tot 90% zou kunnen liggen. Uitgaande van het door belanghebbende gestelde gedifferentieerde gebruik van de overige ruimtes zoals ter zitting door belanghebbende aangegeven (zie 3.4.), leidt ook een gedifferentieerde aanwending van 90% voor de grote zaal niet tot een gebruik van het gebouw als geheel van ten minste 70% voor de openbare eredienst. Het aldus ingeschatte gediffentieerd gebruik voor de openbare eredienst komt in dat geval uit op 68%.
4.6.
Het voorgaande betekent dat ten aanzien van het gebouw terecht onroerendezaakbelasting is geheven. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (J.W. Keuning)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.