ECLI:NL:GHARL:2021:12390

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
21-002025-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1946 en wonende te Harmelen, was in eerste aanleg veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het zich richtte tegen een beschermde vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde ontuchtige handelingen jegens de benadeelde partij 1. De verdachte heeft op 14 juli 2018 in Harmelen door middel van geweld en andere feitelijkheden de benadeelde partij 1 en 2 gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Het hof achtte de verklaringen van de benadeelde partijen betrouwbaar en geloofwaardig, en oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren en moet een schadevergoeding van € 153,23 aan de benadeelde partij 1 betalen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, en het hof heeft de overige vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002025-20
Uitspraak d.d.: 13 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 juni 2020 met parketnummer 16-041989-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, naar voren is gebracht. Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] .

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hoger beroep van verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de partiële vrijspraak door de politierechter van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op [benadeelde partij 2] .
Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraak als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat tegen de beschermde vrijspraak is gericht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Harmelen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [Benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is/heeft hij, verdachte meermalen, in elk geval eenmaal
- zijn hand op het (boven)been gelegd en/of het (boven)been) vastgepakt van die [Benadeelde partij 1] en/of
- ( vervolgens) met zijn hand over het (boven)been van die [Benadeelde partij 1] gewreven en/of
- ( vervolgens) met zijn hand richting de lies en/of de schaamstreek van die [Benadeelde partij 1] gegaan en/of de lies/schaamstreek aangeraakt en/of
- met zijn hand over de bovenarm van die [Benadeelde partij 1] gewreven en/of
- ( vervolgens) met zijn hand de (zijkant van) de borst van die [Benadeelde partij 1] aangeraakt en/of - zijn hand op een wang van die [Benadeelde partij 1] gelegd en/of
- ( vervolgens) het gezicht van die [Benadeelde partij 1] (op een dwingende manier) naar zich toe getrokken en/of
- ( vervolgens) met zijn hand (de bovenzijde van) de borst van die [Benadeelde partij 1] betast en/of aangeraakt en/of
- een arm om de heup van die [benadeelde partij 2] geslagen en/of
- ( vervolgens) met zijn hand één of meer (strelende en/of glijdende) beweging(en) gemaakt richting de lies en/of schaamstreek en/of de billen van die [benadeelde partij 2] en/of
- ( vervolgens) de lies en/of schaamstreek en/of billen van die [benadeelde partij 2] betast en/of aanraakt,
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- plotseling en/of onverhoeds uitvoeren van voornoemde handeling(en) en/of
- naar zich toe trekken (van het gezicht) van die [Benadeelde partij 1] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende betrouwbaar bewijs in het dossier aanwezig is om de verdachte te kunnen veroordelen. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaringen van mevrouw [Benadeelde partij 1] en mevrouw [benadeelde partij 2] onvoldoende worden ondersteund door het overige bewijs. Daarnaast geldt dat de handelingen die wel bewezen kunnen worden niet als onzedelijk getypeerd kunnen worden. Verder ontbreekt iedere vorm van opzet volgens de verdediging.
De advocaat-generaal acht de tenlastegelegde ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen. Bovendien blijkt het opzettelijke karakter uit de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen en uit de getuigenverklaringen die tijdens de terechtzitting bij het hof zijn afgelegd.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Aangeefster [Benadeelde partij 1] heeft in haar aangifte en in haar getuigenverklaring tijdens de terechtzitting bij het hof uitgebreid verklaard over hetgeen is voorgevallen op de bewuste avond. Het hof acht de verklaringen van [Benadeelde partij 1] betrouwbaar en geloofwaardig en heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van haar verklaringen te twijfelen. Deze verklaringen zijn consistent en gedetailleerd en worden op kernpunten ondersteund door de verklaringen van [benadeelde partij 2] , die ook ter terechtzitting bij het hof is gehoord.
Evenals de rechtbank, acht het hof wat betreft de overtuiging dat verdachte de ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft verricht grote waarde aan de uit de bewijsmiddelen blijkende sterke afwijzende reactie van [benadeelde partij 2] op het moment dat zij zag dat verdachte aan het lichaam van [Benadeelde partij 1] zat. Bovendien houden de verklaringen van [Benadeelde partij 1] in dat zij helemaal verstijfde van tijdens de aanrakingen van verdachte, welk gegeven door [benadeelde partij 2] is bevestigd.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van [Benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] is het hof van oordeel dat de aanrakingen van verdachte meer dan enkel amicaal van aard waren zoals door en namens verdachte naar voren is gebracht en dat deze als ontuchtig dienen te worden gekwalificeerd.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 juli 2018 ontuchtige handelingen jegens [Benadeelde partij 1] heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks14 juli 2018 te Harmelen
, althans in het arrondissement Midden-Nederland,door geweld en
/ofeen andere feitelijkheid
en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheidI. [Benadeelde partij 1]
en/of [benadeelde partij 2]heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een ofmeer ontuchtige handelingen, immers
is/heeft hij, verdachte meermalen, in elk geval eenmaal
- zijn hand op het (boven)been gelegd en
/ofhet (boven)been) vastgepakt van die [Benadeelde partij 1] en
/of
-
(vervolgens
)met zijn hand over het (boven)been van die [Benadeelde partij 1] gewreven en/
of
-
(vervolgens
)met zijn hand richting de lies
en/of de schaamstreekvan die [Benadeelde partij 1] gegaan en
/ofde lies
/schaamstreekaangeraakt en
/of
- met zijn hand over de bovenarm van die [Benadeelde partij 1] gewreven en
/of
-
(vervolgens
)met zijn hand de (zijkant van) de borst van die [Benadeelde partij 1] aangeraakt en
/of- zijn hand op een wang van die [Benadeelde partij 1] gelegd en
/of
-
(vervolgens
)het gezicht van die [Benadeelde partij 1] (op een dwingende manier) naar zich toe getrokken en
/of
-
(vervolgens
)met zijn hand (de bovenzijde van) de borst van die [Benadeelde partij 1] betast en
/ofaangeraakt
en/of
- een arm om de heup van die [benadeelde partij 2] geslagen en/of
- (vervolgens) met zijn hand één of meer (strelende en/of glijdende) beweging(en) gemaakt richting de lies en/of schaamstreek en/of de billen van die [benadeelde partij 2] en/of
- (vervolgens) de lies en/of schaamstreek en/of billen van die [benadeelde partij 2] betast en/of aanraakt,
en bestaande dat geweld en
/ofdie feitelijkhe
(i
)d
(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en)uit het
- plotseling en
/ofonverhoeds uitvoeren van voornoemde handeling
(en
)en
/of
- naar zich toe trekken (van het gezicht) van die [Benadeelde partij 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft het hof, als niet tot een vrijspraak wordt geoordeeld, subsidiair verzocht om te beslissen dat de zaak wordt heropend, zodat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kunnen worden gehoord over de feitelijke gebeurtenissen op 14 juli 2018.
Het hof is van oordeel dat dat nader onderzoek niet noodzakelijk is, omdat het hof zich voldoende geïnformeerd acht. Het hof wijst het verzoek af.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [Benadeelde partij 1] .
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 18 februari 2021 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Dit weegt derhalve niet strafverzwarend.
Mede gelet op het feit dat de verdachte niet eerder voor een (soortgelijk) delict is veroordeeld maar ook gelet op de overige (door de verdediging overgelegde) stukken in het dossier, kan het hof zich niet aan de indruk onttrekken dat het hier gaat om een eenmalig incident. Het hof is dan ook van oordeel dat kan worden volstaan met een straf in een voorwaardelijke vorm.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 314,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 177,03. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 153,23. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het tenlastegelegde dat betrekking heeft op [benadeelde partij 2] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 153,23 (honderddrieënvijftig euro en drieëntwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 11,20 (elf euro en twintig cent) aan gemaakte reiskosten.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Benadeelde partij 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 153,23 (honderddrieënvijftig euro en drieëntwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 juli 2018.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. J. Corthals en mr. H.J. Biemond, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 13 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.J. Biemond is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 april 2021.
Tegenwoordig:
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. E.C. Lodder, advocaat-generaal,
mr. S.H. Diepeveen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.