In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en ouders zijn van een minderjarige, hebben in een ouderschapsplan uit 2018 afgesproken dat de man € 300,- per maand aan kinderalimentatie zou betalen. De rechtbank Midden-Nederland had in een eerdere beschikking de kinderalimentatie verhoogd naar € 306,- per maand, wat de man betwistte in hoger beroep. Hij voerde aan dat de overeengekomen alimentatie niet voldeed aan de wettelijke maatstaven en dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die hem onvermogen zouden geven om de alimentatie te betalen.
Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat er sprake was van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven of dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat hij niet meer in staat was om de alimentatie te betalen. Het hof bevestigde dat de kinderalimentatie zoals vastgelegd in het ouderschapsplan moest worden gehandhaafd, met de wettelijke indexering. De vrouw had in haar incidenteel hoger beroep verzocht om een eerdere ingangsdatum voor de kinderalimentatie, wat het hof toekende. De man werd veroordeeld tot betaling van de kinderalimentatie met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2018, en de proceskosten werden gecompenseerd.