ECLI:NL:GHARL:2021:12142

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
21-006890-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en belastingfraude met betrekking tot de aankoop van een Aston Martin

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een Aston Martin en het opzettelijk onjuist doen van aangiften voor de omzetbelasting. De verdachte heeft samen met anderen een aanzienlijke hoeveelheid contant geld verworven, waarvan hij wist dat het afkomstig was uit misdrijf, en heeft dit gebruikt voor de aankoop van de Aston Martin. Daarnaast heeft hij in de periode van 2012 tot 2016 opzettelijk onjuiste aangiften gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, met verbeurdverklaring van de Aston Martin. De verdachte heeft in het verleden al eerder te maken gehad met soortgelijke vergrijpen, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat verdisconteerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006890-18
Uitspraak d.d.: 17 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, Noordelijke Fraudekamer, van 5 december 2018 met parketnummer 18-750025-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen Aston Martin verbeurd verklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 december 2018 ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, kort gezegd: medeplegen van witwassen en belastingfraude, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de rechtbank de opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen Aston Martin verbeurd verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Het hof kan zich in veel van de overige beslissingen en motiveringen van de rechtbank vinden. Het hof heeft daarom in zijn overwegingen in dit arrest zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de overwegingen van de rechtbank.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks april 2014, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 25 augustus 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Aa en Hunze en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- ( in totaal ongeveer) 400.000 euro, althans 229.000 euro, in elk geval een of meermalen een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans daarvan gebruik gemaakt, namelijk met betrekking tot de aankoop van een auto, merk Aston Martin, type Vanquish Volante One, in opdracht en/of ten behoeve van [medebetrokkene 1] en/of [medebetrokkene 2] , en/of (vervolgens)
- een auto, merk Aston Martin, type Vanquish Volante One, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans daarvan gebruik gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
1.
subsidiair
de rechtspersoon [rechtspersoon 1] in of omstreeks april 2014, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 25 augustus 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Aa en Hunze en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- ( in totaal ongeveer) 400.000 euro, althans 229.000 euro, in elk geval een of meermalen een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans daarvan gebruik gemaakt, namelijk met betrekking tot de aankoop van een auto, merk Aston Martin, type Vanquish Volante One, in opdracht en/of ten behoeve van [medebetrokkene 1] en/of [medebetrokkene 2] , en/of (vervolgens)
- een auto, merk Aston Martin, type Vanquish Volante One, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans daarvan gebruik gemaakt, terwijl die rechtspersoon en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot welk(e) strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september tot en met 30 november 2012, in elk geval in 2012, in de gemeente(n) Assen en/of Aa en Hunze en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (van) een voorwerp(en), te weten
- ( in totaal ongeveer) 150.000 euro, in elk geval een of meermalen een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, in verband met het verstrekken van een (schijn)lening aan het bedrijf [rechtspersoon 2] .,
terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot 12 juli 2016 in de gemeente(n) Aa en Hunze en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, handelende onder de naam [rechtspersoon 3] , (telkens) opzettelijk een of meerdere bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de periode(n)/tijdvak(ken) november 2012 en/of juli 2013 en/of april 2014, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk op de bij de Belastingdienst (al dan niet elektronisch) ingeleverde aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) periode(n)/tijdvak(ken) een te laag bedrag aan omzet, althans een te laag belastbaar bedrag, en/of te laag bedrag aan omzetbelasting opgegeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
4.
de rechtspersoon [rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 12 juli 2016 in de gemeente(n) Assen en/of Aa en Hunze en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meerdere bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de periode(n)/tijdvak(ken) eerste kwartaal 2014 en/of tweede kwartaal 2014 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft die rechtspersoon [rechtspersoon 1] tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk op de bij de Belastingdienst (al dan niet elektronisch) ingeleverde aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) periode(n)/tijdvak(ken) een te laag bedrag aan omzet, althans een te laag belastbaar bedrag, en/of te laag bedrag aan omzetbelasting opgegeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot welk(e) strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat sprake was van een schijnconstructie noch dat [medebetrokkene 1] verdachte al had betaald voor de aankoop van de Aston Martin. De vaststelling van de rechtbank, dat verdachte in opdracht en voor rekening van [medebetrokkene 1] de Aston Martin heeft aangeschaft, berust op vermoedens en invullingen. Dit wordt ook door alle betrokkenen ontkend, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van opzetwitwassen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in het vonnis, blijkt dat [medebetrokkene 1] via verdachtes bedrijf [rechtspersoon 1] (hierna: [rechtspersoon 1] ) in Duitsland een personenauto van het merk Aston Martin, type Vanquish Volante One (hierna: de Aston Martin), heeft gekocht en dat hij verdachte ter betaling van deze auto een contant geldbedrag heeft gegeven. Verdachte heeft de auto gekocht in opdracht van en ten behoeve van [medebetrokkene 1] . Zowel het geldbedrag als de auto zijn voorwerp van witwassen, omdat het geld geen legale herkomst heeft en de auto met dit geld is aangekocht.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

witwassen: Aston Martin gekocht in opdracht en ten behoeve van [medebetrokkene 1]
Uit het dossier leidt het hof de volgende feiten en omstandigheden af.
Eind 2013 of begin 2014 heeft [medebetrokkene 1] aan verdachte laten weten dat hij een "dikke auto" zocht. Verdachte heeft toen tegen [medebetrokkene 1] gezegd dat [medebetrokkene 1] die auto dan van hem zou moeten kopen of leasen. Verdachte wilde niet dat de financiering van zo'n dure auto op zijn bedrijf neer zou komen.
[medebetrokkene 1] toonde belangstelling voor een Aston Martin. Hij kwam bij verdachte met een print van een internetpagina, waaruit bleek dat bij een voor verdachte onbekende niet-dealer in Duitsland een Aston Martin werd aangeboden voor € 225.000. Vervolgens heeft verdachte die mensen gebeld. Toen bleek dat verdachte geen korting kon krijgen, was het voor hem niet meer interessant.
Op 11 april 2014 is [medebetrokkene 1] samen met [getuige 1] naar Duitsland gereden om de Aston Martin te bekijken, maar deze bleek niet bij de aanbieder te staan. Ondertussen heeft verdachte gebeld met [bedrijf] in [plaats] , Duitsland, omdat dit bedrijf ook een Aston Martin te koop had staan. Dit bleek om dezelfde auto te gaan. Verdachte heeft dit aan [medebetrokkene 1] verteld en tegen hem gezegd dat hij daar wel even kon gaan kijken. Ook heeft hij tegen [medebetrokkene 1] gezegd dat hij ervan uit moest gaan dat de auto met alles erop en eraan, inclusief BTW en BPM, hem zo'n € 400.000 ging kosten. De auto was nieuw en schadevrij. Volgens de verkoper bedroeg de kilometerstand een paar kilometer.
Op 16 april 2014 is [medebetrokkene 1] samen met [getuige 1] naar [plaats] gereden om deze auto te bekijken. Toen [medebetrokkene 1] terugkwam, is hij meteen bij verdachte langsgegaan en heeft tegen hem gezegd dat hij de auto wilde hebben en dat verdachte de auto niet aan een ander mocht verkopen. Op de vraag van [medebetrokkene 1] of het volgende week kon, heeft verdachte geantwoord dat het niet zo snel lukte en dat er minimaal een maand overheen ging om te zorgen dat de gele kentekenplaten erop kwamen.
Op 17 april 2014 heeft verdachte via zijn bedrijf [rechtspersoon 1] de Aston Martin van het type Vanquish Volante One besteld bij [bedrijf] en daarbij is een prijs van € 229.000 vastgelegd.
Op 24 april 2014 heeft verdachte [medebetrokkene 1] gevraagd of hij de auto uit Duitsland wilde ophalen. [medebetrokkene 1] was hier erg enthousiast over.
Op 28 april 2014 heeft verdachtes bedrijf [rechtspersoon 1] € 229.000 betaald aan [bedrijf] .
Op 29 april 2014 is [medebetrokkene 1] met [getuige 2] en [getuige 1] naar [plaats] gereden om de Aston Martin op te halen. [medebetrokkene 1] en [getuige 2] zijn in de Aston Martin naar het bedrijf van verdachte in Assen gereden.
Op 30 april 2014 is [medebetrokkene 1] met zijn vrouw en zoon wezen kijken bij de Aston Martin bij het bedrijf van [verdachte] .
In de daarop volgende weken is verdachte bezig geweest om te regelen dat de BPM voor de Aston Martin zou worden betaald en er Nederlandse kentekenplaten op de auto kwamen.
Op 13 mei 2014 is de Aston Martin aangetroffen bij het bedrijf van verdachte in Assen. Ook is daar toen één sleutel van de Aston Martin aangetroffen. Diezelfde dag is in een nachtkastje in de woning van de moeder van [medebetrokkene 1] een tweede sleutel van de Aston Martin aangetroffen en in de woning van [medebetrokkene 1] een derde (glazen) sleutel van deze auto.
De kilometerstand van de auto bedroeg inmiddels ruim 4.500 kilometer. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij niet weet wie er na 29 april in de auto heeft/hebben gereden, uitgezonderd het personeel voor het regelen van de BPM en de Nederlandse kentekenplaten en een rit door [medebetrokkene 1] naar Leeuwarden.
Uit deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, leidt het hof af dat verdachte de Aston Martin, via zijn bedrijf [rechtspersoon 1] , in Duitsland heeft gekocht in opdracht en ten behoeve van [medebetrokkene 1] . De reden dat de auto op 13 mei 2014 nog bij het bedrijf van verdachte stond, was dat de BPM nog moest worden geregeld en betaald en dat er nog Nederlandse kentekenplaten op de auto moesten komen. Dat [medebetrokkene 1] slechts een potentiële koper was, zoals verdachte heeft verklaard, acht het hof niet geloofwaardig. Hierbij neemt het hof ook in aanmerking dat verdachte op 13 mei 2014 tijdens een afgeluisterd telefoongesprek tegen [getuige 3] heeft gezegd dat hij voor [medebetrokkene 1] bezig was met een Aston Martin. Ook neemt het hof daarbij in aanmerking dat [medebetrokkene 1] de auto uit Duitsland heeft opgehaald en dat uit een aantal afgeluisterde (OVC-)gesprekken kan worden afgeleid dat hij ervan uitging dat de Aston Martin al van hem was en dat hij daar de volledige beschikking over zou krijgen, nadat de BPM zou zijn betaald. [medebetrokkene 1] heeft het onder meer over ‘zijn kindje’, ‘die van ons kost drie keer deze’ en zegt dat de auto over een week klaar moet zijn omdat hij [persoon] een paar dagen wil meenemen. Daarbij overweegt het hof dat sommige uitlatingen weliswaar op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd, zoals is aangevoerd door de raadsman, maar dat het hof in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen hieruit afleidt dat de Aston Martin is gekocht in opdracht en ten behoeve van [medebetrokkene 1] .
Verder acht het hof het van belang dat twee van de drie sleutels van de Aston Martin zijn aangetroffen in de woningen van [medebetrokkene 1] en diens moeder. Ook dit is een sterke aanwijzing dat de auto is gekocht in opdracht en ten behoeve van [medebetrokkene 1] . Het hof acht het, ook gelet op de overige bewijsmiddelen en de omstandigheid dat één van de sleutels in een nachtkastje in de woning van zijn moeder lag, hoogst onwaarschijnlijk dat [medebetrokkene 1] deze sleutels per ongeluk bij zich heeft gehouden. Ook acht het hof het niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat [medebetrokkene 1] twee van de drie sleutels bij zich heeft gehouden, ook omdat verdachte aanwezig was op zijn bedrijf op het moment dat [medebetrokkene 1] de auto daar kwam afleveren en het gebruikelijk is dat bij een auto ten minste één reservesleutel zit. Bezien tegen dit licht ziet het hof geen aanleiding verdachte te volgen in zijn ter zitting geuite veronderstelling dat [medebetrokkene 1] de sleutels onder zich zou hebben gehouden om te voorkomen dat de auto aan een ander zou worden verkocht.
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto niet wilde kopen voor € 225.000,- omdat hij geen korting kon krijgen waardoor het voor hem niet interessant was. Het feit dat hij (naar later bleek) dezelfde auto voor ongeveer die prijs wel heeft gekocht, is een aanwijzing dat hij die auto voor een ander heeft gekocht.
Tot slot ziet het hof ook een aanwijzing in de (opgelopen) kilometerstand van de auto. Het hof acht het ongeloofwaardig dat verdachte als eigenaar van een autobedrijf niet weet wie er in de Aston Martin heeft gereden, aangezien het een nieuwe, ook naar verdachtes maatstaven zeer bijzondere en luxe auto betrof, waarmee in korte tijd enkele duizenden kilometers is gereden, hetgeen leidt tot een aanzienlijke waardedaling indien de auto niet reeds verkocht zou zijn.

witwassen: overhandiging contant geldbedrag door [medebetrokkene 1] aan verdachte
Naast hetgeen hiervoor is vastgesteld, leidt het hof uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 16 april 2014 - de dag waarop [medebetrokkene 1] de Aston Martin in Duitsland heeft bekeken en hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij deze auto wilde hebben - hebben verdachte en [medebetrokkene 1] een afspraak gemaakt om elkaar op 17 april 2014 te ontmoeten. [medebetrokkene 1] wilde verdachte tijdens deze ontmoeting een voorstel doen. [medebetrokkene 1] wilde ergens uitkomen met verdachte en als ze eruit zouden komen, wilde hij verdachte meteen iets geven.
Op 16 april 2014 zijn [medebetrokkene 1] en [medebetrokkene 2] 's avonds ruim een half uur op bezoek geweest bij [getuige 4] . Dit is opmerkelijk omdat zij anders nooit bij haar op bezoek kwamen. Tijdens dit korte bezoek is [medebetrokkene 1] een kwartier à twintig minuten weggeweest. Toen hij terugkwam had hij een plastic tasje bij zich dat duidelijk gevuld was.
In de kelderbox bij de woning van [getuige 4] bevond zich een grondkluis, die daar in opdracht van [medebetrokkene 1] was aangebracht door [getuige 9] . [medebetrokkene 1] had sleutels waarmee hij bij deze kluis kon komen. In deze kluis is op 15 mei 2014 onder meer een contant geldbedrag van € 599.250 aangetroffen.
Op 17 april 2014 heeft [medebetrokkene 1] tegen [getuige 1] gezegd dat hij de dag tevoren iets heeft opgehaald omdat hij het "rond wil maken" en omdat hij "het wil hebben".
Op 17 april 2014, tussen 13:16 uur en 14:16 uur hebben verdachte en [medebetrokkene 1] elkaar ontmoet. Tijdens deze ontmoeting heeft [medebetrokkene 1] verdachte vijf voorwerpen gegeven, waaronder één "van die gele". [medebetrokkene 1] was van mening dat als hij verdachte meer dan één "van die gele" had gegeven, hij hem teveel had gegeven.
[medebetrokkene 1] heeft verdachte - uiterlijk op 29 april 2014 - "vijf extra" gegeven, omdat verdachte [medebetrokkene 1] tegemoet moest komen met de BPM.
Het hof is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat [medebetrokkene 1] op 16 april 2014 iets uit de kluis in de kelderbox bij de woning van [getuige 4] heeft gehaald en dat hij op 17 april 2014 iets heeft overgedragen aan verdachte. Het hof leidt hieruit af dat er een verband bestaat tussen het ophalen van het voorwerp of de voorwerpen uit de kluis en de overdacht aan verdachte.
Gelet op alle hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, acht het hof bewezen dat de voorwerpen die [medebetrokkene 1] op 17 april 2014 aan verdachte heeft overgedragen een contant geldbedrag betroffen en dat dit geld bestemd was voor de betaling van (een deel van) de aankoopprijs van de Aston Martin. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat hetgeen werd overgedragen hardop werd (uit)geteld en dat het teveel was als er meer dan één "van die gele" bij zaten. Ook acht het hof daarbij van belang dat verdachte pas in hoger beroep een (alternatieve) verklaring heeft afgelegd over het telefoongesprek dat hij op 17 april 2014 heeft gevoerd met [medebetrokkene 1] over hetgeen hem kort daarvoor door [medebetrokkene 1] is overhandigd. De verklaring van verdachte dat met "één van die gele" miniatuur Caterpillars worden bedoeld, waarvan [medebetrokkene 1] hem één teveel zou hebben gegeven, acht het hof gelet op de context van het gesprek volstrekt onaannemelijk.
Verder acht het hof het van belang dat verdachte diezelfde dag via zijn bedrijf [rechtspersoon 1] de Aston Martin heeft besteld bij [bedrijf] . Dat [medebetrokkene 1] een contant geldbedrag aan verdachte heeft overgedragen in verband met de aankoop van de Aston Martin, wordt ook bevestigd door de opmerking van [medebetrokkene 1] op 29 april 2014 dat hij verdachte "vijf extra" heeft gegeven, omdat verdachte hem tegemoet moest komen met de BPM. Naar het oordeel van het hof sluit het doen van een (aan)betaling ook aan bij de verklaring van verdachte dat hij niet wilde dat de financiering van de Aston Martin zou neerkomen op zijn bedrijf.
In tegenstelling tot de raadsman is het hof van oordeel dat de overdracht van het contante geldbedrag op 17 april 2014 door [medebetrokkene 1] in onmiddellijke samenhang staat met de bestelling van de auto diezelfde dag en de girale betaling van de Aston Martin door het bedrijf van verdachte op 28 april 2014. Dat uit het dossier niet blijkt dat het door [medebetrokkene 1] verstrekte geld is omgezet in giraal geld doet hieraan niet af. Door de contante betaling was verdachte in staat om de aankoop door te zetten.
Tot slot overweegt het hof dat uit de verklaringen van [getuige 5] , [getuige 8] , [getuige 6] en [getuige 7] en het afgeluisterde telefoongesprek tussen verdachte en [getuige 3]
nietkan worden afgeleid dat [medebetrokkene 1]
geen(aan)betaling heeft gedaan in het kader van de aankoop van de Aston Martin. Ook uit het OVC-gesprek van 29 april 2014 ( [nummer OVC-gesprek] ), waarin [getuige 1] in antwoord op de vraag van [medebetrokkene 1] wanneer hij voor de keuring komt, heeft gezegd: "Na maandag. Dan betalen en dan kan hij het kenteken er op krijgen.", kan niet worden afgeleid dat op dat moment nog niets was betaald. Hieruit kan hoogstens worden afgeleid dat op dat moment de BPM nog niet was betaald.

witwassen: contant geldbedrag afkomstig van enig misdrijf en wetenschap
Naast hetgeen hiervoor is vastgesteld, leidt het hof uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Uit het rapport "Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art 36e 3e lid Sr - eenvoudige kasopstelling", aangeduid als FIN-001, d.d. 8 april 2014 en de processen-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2014 en 18 maart 2014 leidt het hof af dat [medebetrokkene 1] en zijn partner [medebetrokkene 2] in de onderzoeksperiode van 23 oktober 2008 tot en met 13 mei 2014 slechts konden beschikken over beperkte financiële middelen.
Het hof is van oordeel dat het feit dat [medebetrokkene 1] in mei 2014 kon beschikken over het contante geldbedrag van € 599.250 dat is aangetroffen in de grondkluis in de berging bij de woning van [getuige 4] , terwijl hij en zijn partner in de jaren daarvoor slechts een gering legaal inkomen hadden en zij op dat moment geen bekend (legaal) vermogen hadden, het vermoeden rechtvaardigt dat dit geld uit misdrijf afkomstig is. Een andere manier om een dergelijke hoeveelheid contact geld te genereren, laat zich - onder die omstandigheden - immers moeilijk voorstellen. Dit vermoeden wordt versterkt door de wijze waarop het geld werd bewaard, namelijk in een zeer goed verstopte grondkluis in de berging bij de woning van een derde. Nog afgezien van het feit dat er aanzienlijke risico's zijn verbonden aan het op deze schaal bewaren van contant geld, duidt de manier van verbergen erop dat beoogd werd om de aanwezigheid van dit contante geld aan het oog van de bovenwereld te onttrekken. Ook de hierna omschreven constructie van een schijnlening draagt bij aan het bewijs dat het geld waarover [medebetrokkene 1] beschikte uit misdrijf afkomstig was.
Nog [medebetrokkene 1] , noch verdachtehebbeneen concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gaven, die het vermoeden dat sprake is van een criminele herkomst, kon weerleggen. Daarom is er naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat het contante geld dat [medebetrokkene 1] uit de grondkluis heeft gehaald en aan verdachte heeft gegeven - middellijk of onmiddellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
Uit de bewijsmiddelen, leidt het hof af dat verdachte (ten minste) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het contante geldbedrag dat [medebetrokkene 1] aan hem heeft overhandigd in het kader van de aankoop van de Aston Martin van misdrijf afkomstig was. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte ongeveer anderhalf jaar voor deze aankoop, heeft meegewerkt aan het witwassen van een contant geldbedrag van € 150.000 door het verstrekken van een schijnlening aan [medebetrokkene 1] . Bij het oordeel dat verdachte (ten minste) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat geldbedrag afkomstig was van enig misdrijf, heeft het hof onder meer de omstandigheden betrokken dat [medebetrokkene 1] verdachte heeft verteld dat hij niets deed, dat [medebetrokkene 1] altijd thuis was als verdachte hem belde en dat verdachte zich heeft afgevraagd hoe [medebetrokkene 1] aan het geld kwam. Daarbij komt dat verdachte op het moment dat hij het contante geld in verband met de aankoop van de Aston Martin ontving, gelet op het onder 2 ten laste gelegde bewezen geachte feit, al wist dat [medebetrokkene 1] over geld beschikte dat van misdrijf afkomstig was en zich bezighield met het witwassen daarvan. Verder acht het hof het van belang dat met betrekking tot de contante betaling in het kader van de aankoop van de Aston Martin niets op papier is gezet.

witwassen: een geldbedrag
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag.
Het hof is – evenals de advocaat-generaal en de rechtbank – van oordeel dat de exacte hoogte van dit geldbedrag niet kan worden vastgesteld. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat het contante geldbedrag dat [medebetrokkene 1] op 17 april 2014 aan verdachte heeft overgedragen, bestond uit het (gehele) bedrag van € 229.000 dat [rechtspersoon 1] voor de Aston Martin heeft betaald aan [bedrijf] . Laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat het door [medebetrokkene 1] aan verdachte overgedragen contante geldbedrag bestond uit de door verdachte genoemde te verwachten verkoopprijs van € 400.000.
Hoewel uit het dossier niet kan worden afgeleid welk bedrag [medebetrokkene 1] op 17 april 2014 (en eventuele andere momenten) aan verdachte heeft overgedragen kan wel worden vastgesteld dat sprake is geweest van betaling van een substantieel geldbedrag.
Het hof heeft in dit verband in het bijzonder gelet op het getapte telefoongesprek van 17 april 2014 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2015, map 39, p. 9454 en verder), onder meer inhoudende:
17-04-2014, 14:16:30 (3188) [medebetrokkene 1] belt met [verdachte] . [verdachte] : 'Yes man.' [medebetrokkene 1] : 'Hey man. Hee eeh, die van die gele, heb ik je één (1) meegegeven [verdachte] toch?' (Er volgt een stilte van 2 seconden.) [medebetrokkene 1] : 'Ja, want anders dan eeh, dan heb ik je wat teveel, eeh, met dat. Ik weet niet of je dat nagekeken hebt, maar.' [verdachte] : 'Ja, één (1).'
( [medebetrokkene 1] en [verdachte] spreken tegelijkertijd.) [medebetrokkene 1] : 'Ja, klopt 't. Oke, heel, heel, heel. Ja. Nee. Helemaal, dan klopt 't helemaal precies. Oke. Later. Hoi hoi.' [verdachte] : 'Ja, ja, ja. Een (1) een (1) een (1) een (1) een (1). Ja. Joo. Joo.'
Uit dit gesprek, ook in samenhang bezien met de bij zowel verdachte als [medebetrokkene 1] aangetroffen bundels met geld, leidt het hof af dat in versluierde taal wordt gesproken over in totaal vijf bundels met bankbiljetten, waaronder ook een bundel met (gele) € 200,- biljetten, zodat sprake is geweest van betaling van een substantieel bedrag door [medebetrokkene 1] aan verdachte.
Gelet op het voorgaande acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 229.000 of € 400.000 (of een ander vast te stellen bedrag) heeft witgewassen. Daarom zal het hof de bewezenverklaring beperken tot "een substantiële hoeveelheid geld".

witwassen: de Aston Martin
Op grond van de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de Aston Martin (voor een deel) is betaald met het contante geld dat [medebetrokkene 1] op 17 april 2014 aan verdachte heeft overgedragen. Hieruit volgt dan ook de Aston Martin - middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Daarom acht het hof eveneens bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Aston Martin.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij in april 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere natuurlijke persoon, voorwerpen, te weten
- een substantiële hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt, namelijk met betrekking tot de aankoop van een auto, merk Aston Martin, type Vanquish Volante One, in opdracht en ten behoeve van [medebetrokkene 1] , en vervolgens
- een auto, merk Aston Martin, type Vanquish Volante One, heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl verdachte en zijn medeverdachte telkens wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 1 september tot en met 30 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere natuurlijke persoon, een voorwerp, te weten 150.000 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, in verband met het verstrekken van een schijnlening aan het bedrijf [rechtspersoon 2] .,
terwijl hij en zijn medeverdachte wisten dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot 12 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon, handelende onder de naam [rechtspersoon 3] , opzettelijk meerdere bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de perioden november 2012 en juli 2013 en april 2014, onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een andere natuurlijke persoon telkens opzettelijk op de bij de Belastingdienst elektronisch ingeleverde aangiften omzetbelasting over genoemde perioden een te laag bedrag aan omzet en een te laag bedrag aan omzetbelasting opgegeven,
terwijl die feiten telkens er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
4.
de rechtspersoon [rechtspersoon 1] in de periode van 1 januari 2014 tot 12 juli 2016 in Nederland, opzettelijk meerdere bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de perioden eerste kwartaal 2014 en tweede kwartaal 2014 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft die rechtspersoon [rechtspersoon 1] telkens opzettelijk op de bij de Belastingdienst (al dan niet elektronisch) ingeleverde aangiften omzetbelasting over genoemde perioden een te laag bedrag aan omzet en een te laag bedrag aan omzetbelasting opgegeven,
terwijl die feiten telkens er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
tot welke strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven en aan welke verboden gedragingen verdachte telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan en opdracht geven tot het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van voorarrest. Er is sprake van het structureel faciliteren van witwassen en het op meerdere manieren ontduiken van belastingen, waarbij verdachte heeft gehandeld uit hebzucht. Ook is sprake van recidive. Vanwege de onredelijke vertraging vordert de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 28 maanden in plaats van 30 maanden.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is verzocht om oplegging van een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe is aangevoerd dat uit de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting blijkt dat in fraudezaken het uitgangspunt is dat bij een benadelingsbedrag tot € 125.000 een taakstraf kan worden opgelegd. Het onder 2 ten laste gelegde heeft geen nadeel veroorzaakt. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 geldt dat uit een brief van [bedrijf] d.d. 8 juli 2014 blijkt dat een factuur van € 60.500 - inclusief btw - hangende de strafzaak niet zal worden betaald. Hierdoor neemt het benadelingsbedrag af. Verder is van belang dat de btw-problematiek voortkomt uit de omstandigheid dat beslag is gelegd op de Aston Martin en het kasgeld van verdachtes bedrijven. Door deze beslaglegging waren er geen middelen meer om de btw af te dragen. Deze strafzaak heeft grote gevolgen voor verdachte gehad, aangezien de ABN AMRO Bank naar aanleiding daarvan de zakelijk relatie heeft opgezegd en verdachte het bedrijfspand met een restschuld heeft moeten verkopen. Daarbij komt dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken fors is overschreden. Uit het voorlichtingsrapport blijkt bovendien dat het inmiddels al jaren rustig is en verdachte zijn boekhouding nu structureel goed op orde lijkt te hebben. Verdachte heeft de fiscale schulden voor de BV’s en privé ingelost. Een gevangenisstraf zal de zakelijke ondergang van verdachte betekenen. Tot slot geldt dat aan de meeste medeverdachten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in het najaar van 2012 van [medebetrokkene 1] een contant geldbedrag van
€ 150.000 ontvangen, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was. Vervolgens heeft hij dit geld witgewassen door [medebetrokkene 1] een schijnlening te verstrekken en € 150.000 over te schrijven naar de bankrekening van diens bedrijf. In april 2014 heeft verdachte in opdracht en ten behoeve van [medebetrokkene 1] een dure personenauto van het merk Aston Martin gekocht. Voor die aankoop heeft hij van [medebetrokkene 1] een contant geldbedrag aangenomen, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was. Daardoor heeft verdachte zowel dit geldbedrag als deze auto witgewassen. Het is algemeen bekend dat witwassen doorgaans in verband staat met (de winsten die worden verkregen uit) zware criminaliteit. Het stelt criminelen in staat om het geld dat zij hebben verdiend in de onderwereld uit te geven in de bovenwereld. Verdachte heeft [medebetrokkene 1] in staat gesteld om ten koste van de maatschappij van zijn misdaadgeld een luxe leven te leiden in de ‘bovenwereld’. Witwassen is ook een ernstig feit, omdat het de integriteit van het financieel en economisch verkeer aantast en het reguliere handels- en betalingsverkeer ondermijnt.
Daarnaast heeft verdachte in de periode vanaf november 2012 vijfmaal een te laag bedrag aan omzet van twee van zijn bedrijven laten aangeven, waardoor in totaal ruim € 230.000 te weinig omzetbelasting is geheven. Evenals de rechtbank laat het hof een betwiste factuur ten bedrage van € 60.500,- buiten beschouwing. Door verdachtes handelwijze heeft de overheid te weinig belastinginkomsten ontvangen en zijn het algemeen belang en het vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, geschaad. Voor een goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting is het essentieel dat uitgegaan kan worden van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van aangiften. Door aangiften te doen die in strijd zijn met de werkelijkheid, wordt dit systeem ondergraven, waardoor bonafide belastingplichtigen uiteindelijk meer belasting moeten betalen.
Op grond van de door het hof gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt dat in fraudezaken bij een benadelingsbedrag tussen € 250.000 en € 500.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met een duur tussen twaalf en achttien maanden. Dit oriëntatiepunt ziet op fraude in algemene zin, waaronder fraudedelicten in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en witwassen.
Als strafverzwarende omstandigheid weegt het hof mee dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in 2008 al eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens het medeplegen van witwassen en gewoontewitwassen en dat hij in datzelfde jaar ook al eens eerder is veroordeeld tot een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens belastingfraude. Hoewel deze veroordelingen enige tijd geleden zijn, weegt het hof dit wel in negatieve zin mee bij de straftoemeting.
Uit verdachtes handelen leidt het hof af dat hij niet alleen de grenzen van het toelaatbare opzoekt, zoals hij zelf heeft verklaard, maar dat hij deze grenzen ook regelmatig ruimschoots overschrijdt. Dit blijkt niet alleen uit de eerdere veroordelingen en de bewezenverklaarde feiten, maar ook uit de door verdachte (deels) erkende gevallen van witwassen in verband met twee andere luxe auto's, waaronder een Maserati, die mede ten grondslag zijn gelegd aan de ontnemingsvordering die gelijktijdig met deze strafzaak is behandeld. Het hof leidt hieruit af dat verdachte zich telkens weloverwogen laat leiden door zijn eigen financiële gewin en dat hij zich daarbij weinig aantrekt van regels en de schade die zijn handelen toebrengt aan anderen en de samenleving in zijn algemeen.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken is overschreden, overweegt het hof dat het uitgangspunt is dat na aanvang van de termijn de behandeling van een zaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar of een eindarrest binnen vier jaar, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn is aangevangen op de dag waarop verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld, te weten 25 augustus 2014. Op 5 december 2018, na vier jaren en ruim drie maanden, dus niet binnen twee jaren na de aanvang van deze termijn, is een eindvonnis is gewezen. Vervolgens is op 13 december 2018 hoger beroep ingesteld. Het eindarrest volgt bij dit arrest van 17 november 2021. De procedure in twee instanties heeft daarmee ruim zeven jaar geduurd. Hoewel sprake is van een ingewikkelde strafzaak, er op verzoek van de verdediging nader onderzoek heeft plaatsgevonden in hoger beroep en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep in het belang van de verdediging is geschorst, is het hof van oordeel dat deze bijzondere omstandigheden de overschrijdingen niet volledig rechtvaardigen. Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken in eerste aanleg met ruim anderhalf jaar, te weten de tijd tussen het vonnis in deze zaak en de vonnissen in de strafzaken van de medeverdachten, en in hoger beroep met een half jaar (de zaak is één keer aangehouden op verzoek van verdachte), is overschreden. Deze overschrijdingen dienen in de straf te worden verdisconteerd.
Alles afwegend, in het bijzonder gelet op het oriëntatiepunt, de recidive en het geconstateerde patroon, acht het hof in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden passend en geboden. Ook heeft het hof daarbij rekening gehouden met de beslissing over (de verkoopopbrengst van) de inbeslaggenomen Aston Martin, welke beslissing hierna zal worden gemotiveerd. Oplegging van een taakstraf doet volstrekt geen recht aan de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten.
In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf met 15% verminderen. Dit leidt (afgerond) tot een vermindering van de straf met drie maanden.
Het voorgaande brengt mee dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden wordt opgelegd. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal bij de uitvoering van deze straf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Verbeurdverklaring Aston Martin
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van de (opbrengst van de) Aston Martin. Verdachte was ten tijde van de inbeslagneming bezitter/houder van de auto, zodat sprake was van ‘toebehoren’ in de zin van artikel 33a Strafrecht. Als het hof van oordeel is dat de auto niet behoorde aan verdachte, maar bijvoorbeeld aan [medebetrokkene 1] , dan kan op grond van artikel 33a lid 2 Strafrecht verbeurdverklaring volgen.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van (de verkoopopbrengst van) de Aston Martin, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Uit het dossier volgt dat op de Aston Martin zowel ‘klassiek beslag’ als conservatoir beslag is gelegd ten laste van [medebetrokkene 1] .
De (verkoopopbrengst van de) Aston Martin is vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder 1 primair bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot deze auto. Op het moment dat de auto in beslag werd genomen behoorde deze toe aan [medebetrokkene 1] . Nu [medebetrokkene 1] wist dat van misdrijf afkomstig contant geld werd gebruikt voor de aanschaf van de Aston Martin, en dat deze auto dus werd witgewassen, kan de (opbrengst van de) auto op grond van artikel 33a lid 2 Strafrecht verbeurd verklaard worden.
Het voorgaande brengt mee dat het hof (de verkoopopbrengst van) de Aston Martin, type Vanquish Volante One, met het chassisnummer [chassisnummer] verbeurd zal verklaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 33, 33a, 47, 51, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
(de verkoopopbrengst van) de Aston Martin, type Vanquish Volante One, met het chassisnummer [chassisnummer] .
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. M. Aksu en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 17 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.