ECLI:NL:GHARL:2021:12028
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 30 juni 2020, maar de appelschriftuur was te laat ingediend. De schriftuur, gedateerd op 28 augustus 2020, was pas op 21 augustus 2020 ontvangen, terwijl het hoger beroep op 10 juli 2020 was ingesteld. Dit betekent dat de termijn van veertien dagen, zoals voorgeschreven in artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering, niet was nageleefd.
Tijdens de zitting op 10 december 2021 heeft de advocaat-generaal betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar zou moeten zijn, omdat het verzuim het gevolg was van een vergissing bij het openbaar ministerie en langdurig verlof van de betrokken officier van justitie. Het hof oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het hof benadrukte dat van de officier van justitie verwacht mag worden dat zij zich aan de wettelijke termijnen houdt en dat bij langdurig verlof zorg gedragen moet worden voor waarneming van lopende zaken.
Het hof concludeerde dat er geen zwaarwegende maatschappelijke belangen waren die zouden moeten prevaleren boven het sanctioneren van de niet tijdig ingediende appelschriftuur. Daarom verklaarde het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd behandeld. Deze beslissing werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en de naleving van de procesregels.