Vraag 3 (verkort):Had op grond van de op 7 februari 2007 geldende professionele standaard van dr. [de gynaecoloog1] mogen worden verwacht dat hij, gezien de (kwaliteit van de)CTG-registratie en het tijdsverloop tussen de geboorte van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eerder had ingegrepen en zo ja, op welk moment en op welke wijze?
Antwoord vraag 3:
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. De tijdsduur tussen de geboortes op zich is
onvoldoende reden om in te grijpen mits er een goede registratie is waaruit een goede foetale conditie kan worden afgelezen. Uit studies en de praktijk is het wel algemeen bekend dat een langere tussenpose gepaard gaat met meer problemen voor het tweede kind, zoals zuurstofgebrek.
Zoals al in mijn beschouwing gesteld is dit het meest risicovolle deel van de bevalling van een tweeling en dus bij uitstek het deel van de bevalling waar de regie van de gynaecoloog vereist is, mede ook omdat hij de aangewezen persoon is bij problemen, deze ter herkennen en op te lossen. Er is geen consensus over hoe lang het mag duren, wel is er consensus over het feit dat er geprobeerd moet worden dit niet langer dan nodig te laten duren. Er wordt ook in de praktijk en zo ook hier, een Syntocinon infuus gestart om de weeën die vaak wegvallen of sterk afnemen op te wekken en/of te versterken. Dit om de uitdrijving van het tweede kind te bespoedigen. Het ophogen gaat in relatief grote stappen (onduidelijk uit het dossier is met welke hoeveelheid, aangezien alleen het aantal ml van de oplossing met onbekende concentratie wordt opgeschreven in het baringsverslag van de verpleegkundige). Het ophogen gaat al naar gelang het optreden en frequentie van de weeën begrensd door een maximum. Over het algemeen is er een vast protocol c.q. werkinstructie aanwezig op de verloskamers.
Wat betreft de afwezigheid van de gynaecoloog op de verloskamer na de geboorte van [de minderjarige1] , het kan zijn dat zijn aanwezigheid elders nog dringender nodig is geweest. Een gynaecoloog heeft immers dienst voor alle verloskamers. Wel krijgt de gynaecoloog bij afwezigheid op de verloskamers minder complete informatie waardoor het CTG zeer wel mogelijk met minder aandacht wordt beoordeeld. Het is dus een suboptimale situatie, hoewel niet altijd te vermijden. Een afwezigheid van meer dan 25 minuten is in het algemeen erg lang.
Het probleem dat er niet eerder is ingegrepen komt mijns inziens doordat de gynaecoloog het laatste deel van de CTG registratie, vanaf ongeveer 16.28, niet heeft herkend als een maternale in plaats van een foetale registratie. Hoewel niet met zekerheid achteraf vast te stellen, lijkt mij dit scenario gezien het klassieke patroon op het CTG, de wijze van registreren en het beeld van een acute asfyxie bij [de minderjarige2] , zeer waarschijnlijk.
Hoewel hier literatuur over is en dit als valkuil algemeen bekend was in 2007, blijft het een relatief subtiel afwijkend CTG. Bij foetale nood verwacht men eerder deceleraties of een bradycardie. Het is het golvende patroon van de basis hartfrequentie en het wat minder variabel zijn van de hartslagfrequentie wat het CTG "vreemd" en daarmee verdacht maakt. Door onvolledige registratie van het CTG, de weeënregistratie ontbreekt vanaf 16.28, is de samenhang van het patroon met de weeën niet meer te zien is geweest en dit bemoeilijkt de herkenning van een maternale registratie. Al eerder is gesteld dat het beoordelen van een CTG subjectief is en de interpretatie ervan een zekere vooringenomenheid kent op basis van het verwachtingspatroon. Men zou ook kunnen zeggen dat juist omdat het een bekende valkuil is, men in de praktijk kritisch moet zijn op de kwaliteit van de registratie, beoordelen van het alternatief van een inwendige registratie en het beoordelen van het CTG in dat kader.
Als het CTG de laatste deel als maternaal was geïnterpreteerd of als suboptimaal, gezien de
onduidelijke golvende basis hartfrequentie, was een interventie geïndiceerd geweest en was [de minderjarige2] eerder geboren.
Voor [de minderjarige2] had dit de uitkomst waarschijnlijk verbeterd, afhankelijk van hoe lang de interventie om de geboorte van [de minderjarige2] de bespoedigen had geduurd en hoeveel tijdswinst was gerealiseerd. Als men bedenkt dat het wel vanaf 16.28 minimaal 10 minuten had geduurd om het CTG als zodanig te beoordelen had dit mogelijk 8-10 minuten tijdswinst opgeleverd. Bij acute ernstige asfyxie maakt een met enkele minuten verkorte geboorte, verschil voor de ontstane asfyctische schade (zie ook de beschouwing van de kinderarts-neonatoloog).