Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Mr. Boschma heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
De persoon van de bewindvoerder en de mentor
1 juli 2021 als bewindvoerder en mentor is in hoger beroep niet meer in geschil. Partijen twisten in hoger beroep alleen nog over de persoon die tot opvolgend bewindvoerder en mentor moet worden benoemd.
[naam1] vindt dat de broer niet de juiste keuzes voor de betrokkene maakt. [de mentor] zou volgens [naam1] te veel luisteren naar wat de broer wil en daarmee ook geen goede bewindvoerder en mentor zijn. De benoeming van een onafhankelijke derde zou volgens [naam1] het meeste tegemoet komen aan de belangen van de betrokkene.
heeft ter zitting verder naar voren gebracht dat op dit moment een psychologisch onderzoek bij de betrokkene wordt afgenomen en dat aan de hand van de uitkomsten hiervan verder zal worden bekeken wat een geschikte woonplek voor de betrokkene is. Het hof heeft er vertrouwen in dat de broer hierin de juiste keuzes zal maken, nu hij dat in het verleden ook heeft gedaan. Daarom is er in dit geval, waarin de broer bereid is het mentorschap en het bewindvoerderschap te aanvaarden én in staat wordt geacht dit op een goede wijze in het belang van betrokkene uit te voeren, geen aanleiding (meer) om een onafhankelijke professionele derde te benoemen. Gezien de reeds verstreken periode waarin [de mentor] haar taken heeft uitgevoerd en om tot een behoorlijke overdracht te kunnen komen zal het hof, zoals ook ter zitting besproken, de broer met ingang van 1 januari 2022 benoemen tot bewindvoerder over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de betrokkene en tot mentor over haar.
De proceskosten
In de zaak met zaaknummer 200.300.086/02
6.De beslissing
uitsluitend voor zover het de periode vanaf 1 januari 2022 betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
met ingang van 1 januari 2022tot bewindvoerder over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan [de betrokkene] , geboren [in] 1990, en tot mentor over haar;