ECLI:NL:GHARL:2021:11938

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
21-004727-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door mede-eigenaar van een B.V. en de gevolgen voor de benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1987, heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan verduistering door geldbedragen op te nemen van de bankrekening van de B.V. waarvan hij mede-eigenaar was. Dit heeft geleid tot een inbreuk op het eigendomsrecht van de B.V. en heeft het vertrouwen van zijn zakenpartner geschaad. De verdachte heeft verklaard dat hij het verduisterde geld gebruikte om zijn gokverslaving te bekostigen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 71.000,- vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze te ingewikkeld was voor behandeling in het strafgeding. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij verwezen naar de burgerlijke rechter.

De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004727-20
Uitspraak d.d.: 16 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 december 2020 met parketnummer 18-298791-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Keijzer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft het primair tenlastegelegde bewezen verklaard en heeft een taakstraf opgelegd voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 39.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en andere beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 23 augustus 2018 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in ieder geval in Nederland, meermalen op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [naam B.V.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als mede-eigenaar en/of bankpashouder van [naam B.V.] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 23 augustus 2018 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in ieder geval in Nederland, meermalen op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam B.V.] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 23 augustus 2018 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , meermalen op verschillende tijdstippen, telkens opzettelijk één of meer geldbedragen, toebehorende aan [naam B.V.] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als mede-eigenaar en/of bankpashouder van [naam B.V.] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
verduistering, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan verduistering door geldbedragen op te nemen van de bankrekening van de B.V. waarvan hij mede-eigenaar was. Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de B.V., heeft het vertrouwen van zijn zakenpartner beschaamd en hem benadeeld. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld verduisterde om zijn gokverslaving te kunnen bekostigen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 november 2021 – niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Het hof heeft tevens acht geslagen op de inhoud van een rapport van de reclassering d.d. 22 januari 2020, waaruit blijkt dat de reclassering enige zorgen heeft omtrent de situatie van verdachte. Uit het rapport en uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt echter ook dat verdachte niet open staat voor hulp of begeleiding.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel, dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren passend en noodzakelijk is. De voorwaardelijke gevangenisstraf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Benadeelde partij [benadeelde partij]

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiele en immateriële schade tot een bedrag van € 71.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
De vordering is door de verdediging ter terechtzitting van het hof op formele punten en inhoudelijk weersproken.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering vanwege ingewikkeldheden op zowel formele als inhoudelijke punten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Bovendien dient de vordering ten aanzien van meerdere posten nader te worden onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 16 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.