ECLI:NL:GHARL:2021:1192

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
21-002542-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. De feiten vonden plaats in de nacht van 19 op 20 november 2019, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging met een vuurwapen dwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. Het hof heeft de eerdere straf van 30 maanden gevangenisstraf bevestigd, waarbij het hof oordeelt dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank had eerder de feiten bewezen verklaard en een gevangenisstraf opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.539,75, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een vuurwapen en munitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002542-20
Uitspraak d.d.: 9 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 juli 2020 met parketnummer
16-280854-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4 en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze onderworpen is aan hoger beroep, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd om de goederen te onttrekken aan het verkeer. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N.F. Hoogervorst, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaard en heeft een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ten aanzien van het beslag beslist dat het wapen, de patroonhouder en de munitie moeten worden onttrokken aan het verkeer. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 1.539,75, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in het overige deel van de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na aanpassing van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
feit 1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen en/of een mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens)
- die [benadeelde partij] heeft/hebben gedwongen om met hem/hen mee te lopen naar (een) pinautoma(a)t(en) en/of (vervolgens) te pinnen terwijl de telefoon van die [benadeelde partij] was afgepakt en in die woning was achtergebleven en/of
- dreigend tegen die [benadeelde partij] heeft/hebben gezegd dat als hij geld zou geven dat alles goed zou komen en hij zo weer weg was en/of
- die [benadeelde partij] heeft/hebben gedwongen om zijn telefooncode af te geven en/of om het geld van zijn spaarrekening en bouwdepot over te maken naar zijn, die [benadeelde partij] , betaalrekening en/of om zijn pincode af te geven en/of
- dreigend tegen die [benadeelde partij] heeft/hebben gezegd dat er niks zou gebeuren als hij zou betalen en zij hem anders wel zouden vinden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft/hebben gehaald en/of dit (vervolgens) op het hoofd van die [benadeelde partij] heeft/hebben gericht en/of hiermee heeft/hebben gezwaaid met de woorden: “Maak al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit een nep pistool is?” en/of dat hij tien jaar in een TBS-kliniek had gezeten en/of “Als je mij belazerd, kom ik naar je huis, heb seks met je en zet het filmpje op internet. Je moet mij niet belazeren” en/of dat hij zijn tanden zou breken als hij niet het geld zou overmaken, waarbij/waarna hij/zij het magazijn uit het wapen heeft/hebben gehaald en/of
- die [benadeelde partij] heeft/hebben gedwongen om de Rabobank helpdesk te bellen omdat de pinpas geblokkeerd was;
feit 2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een ontvreemde bankpas en/of daarbij horende pincode en/of een (ontvreemde mobiele telefoon met) Rabobank Internetbankieren app en/of daarbij horende inlogcode);
feit 3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens):
- die [benadeelde partij] meegenomen naar een woning aan de [adres] , althans nadat die [benadeelde partij] was meegegaan naar die woning, die [benadeelde partij] daar tegen zijn wil vastgehouden en/of
- ( aldaar) mondeling en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd;
feit 4.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- een wapen van categorie III sub 1, te weten een vuurwapen (pistool, merk/model Makarov, kaliber 9 mm), en/of
- munitie van categorie III, te weten vijf scherpe patronen (kaliber 9 mm, merk S & B), voorhanden heeft/hebben gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van de feiten 1, 2 en 3

Door de verdediging is ter zitting van het hof betoogd, dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3. De verklaringen van aangever zijn ongeloofwaardig en onbetrouwbaar. Essentiële punten van de verklaring van aangever – de dwang en de onvrijwilligheid – worden niet ondersteund door de camerabeelden. De medeverdachten hebben hun eigen straatje schoon willen vegen. Dat maakt ook hun verklaringen onbetrouwbaar. De bedragen die giraal zijn overgemaakt zijn niet bij verdachte terechtgekomen. Verdachte dient daarom van de feiten 1, 2 en 3 te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog als volgt.
Betrouwbaarheid van de gebruikte verklaringen
Aangever is zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gehoord. Op zichzelf is het juist dat de verklaringen van aangever op bepaalde delen niet in overeenstemming zijn met andere onderdelen van het dossier. Dit maakt echter nog niet dat zijn gehele verklaring als vals of onbetrouwbaar terzijde dient te worden geschoven. In grote lijnen heeft aangever consistent verklaard en grote delen van zijn verklaring worden bevestigd door en vinden verankering in andere bewijsmiddelen. Het hof ziet geen zodanige inconsistenties tussen de verklaringen die aangever op verschillende momenten heeft afgelegd dat zou moeten worden geconcludeerd dat dit afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen als geheel. Het hof acht de verklaringen van aangever betrouwbaar voor zover deze bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen. Als zodanig zijn zijn verklaringen bruikbaar voor het bewijs.
De verklaringen van aangever voor zover deze voor het bewijs worden gebruikt worden allereerst ondersteund door de camerabeelden. Daarop is onder meer te zien dat aangever en [getuige] rond 19:00 uur de woning voor het eerst binnengaan. Ook blijkt uit deze beelden dat [medeverdachte 2] en [getuige] de woning later die nacht, rond 03:30 uur, verlaten en weer terugkomen. Verder blijkt nog dat er een taxi stopt voor de flat en dat [medeverdachte 2] en verdachte daar om 04:24 uur instappen en wegrijden.
De verklaringen van aangever worden ook ondersteund door gegevens omtrent afschrijvingen van de bankrekening van aangever. Daaruit blijkt dat er op 20 november 2019 in totaal € 4.290,- is overgeschreven naar de rekening van [medeverdachte 2] .
Omtrent de gebeurtenissen in de woning worden de verklaringen van aangever op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 2] en [getuige] . Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze verklaringen te twijfelen. In zoverre worden deze verklaringen voor het bewijs worden gebruikt.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding de verklaringen van aangever in hun geheel uit te sluiten voor het bewijs.
Het hof stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen voor zover hier van belang de volgende
feitelijke gang van zakenvast.
Op 19 november 2019 rond 19:00 uur komt aangever met [getuige] aan in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres] te [plaats] . [medeverdachte 1] is op dat moment al in die woning aanwezig. Verdachte en [medeverdachte 2] komen later die avond ook in de woning. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaan samen de slaapkamer in om iets te bespreken. Als zij terugkomen in de woonkamer haalt verdachte een vuurwapen tevoorschijn en bedreigt aangever daarmee. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vertellen aangever dat hij naar verdachte moet luisteren, omdat hij heel gevaarlijk is. Verdachte bedreigt aangever ook woordelijk meerdere keren. Aangever kon niet weg en moest alles doen wat ze (het hof begrijpt: verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ) hem vertelden. Aangever moet zijn mobiele telefoon, de code voor zijn Rabobank app, zijn pinpas en bijbehorende pincode afgeven. [medeverdachte 1] ziet op de Rabobank app op de telefoon van aangever dat aangever geld op zijn spaarrekening en bouwdepot heeft staan. [medeverdachte 1] laat aangever hiervan geld overmaken naar aangevers betaalrekening. Ook maakt [medeverdachte 1] daarvan zelf geld over naar de betaalrekening van aangever. [medeverdachte 2] verlaat de woning om met de pinpas van aangever geld op te nemen. Dit mislukt en de pas raakt geblokkeerd. [medeverdachte 2] belt hierover met verdachte. Verdachte slaat aangever vervolgens een paar keer op zijn hoofd. Verdachte belt daarna de Rabobank, geeft de telefoon door aan aangever en laat hem zijn pas deblokkeren. Daarna verlaat [medeverdachte 2] de woning weer en pint geld van de rekening van aangever. Als [medeverdachte 2] terugkomt wordt er een taxi gebeld en vertrekken [medeverdachte 2] en verdachte. Aangever blijft met [medeverdachte 1] en [getuige] in de woning. Verdachte belt nog met [medeverdachte 1] om een wachtwoord van aangever te verkrijgen. Vervolgens wordt er € 2.490,- van de betaalrekening van aangever overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 2] . ’s Ochtends verlaat [medeverdachte 1] zijn woning. Aangever verlaat later die ochtend de woning.
Conclusies
Het hof stelt naar aanleiding van de hiervoor vastgestelde gang van zaken vast dat aangever met geweld en bedreiging met geweld is bewogen tot afgifte van zijn mobiele telefoon en zijn pinpas met bijbehorende pincode. Verder hebben de verdachten zich meermalen geld van aangever wederrechtelijk toegeëigend. Ook is aangever in de nacht van 19 op 20 november van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Het hof overweegt dat kan worden vastgesteld dat dit heeft geduurd in ieder geval vanaf het moment dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de slaapkamer waren geweest en verdachte het vuurwapen tevoorschijn haalde tot het moment dat verdachte en [medeverdachte 2] de woning rond 04:24 uur verlieten. Voor en na dat tijdstip kan niet worden vastgesteld dat aangever gedwongen en onvrijwillig in de woning heeft verbleven, omdat daarvoor naar het oordeel van het hof te weinig steunbewijs is.
Het hof is van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Hoewel verdachte, door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij zich te roepen en na die bespreking aangever met een vuurwapen en woordelijk te bedreigen, een hoofdrol heeft gespeeld bij deze feiten, heeft de samenwerking in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Het hof stelt vast dat er sprake was van een gezamenlijk plan dat kennelijk gesmeed werd toen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich afzonderden. De bijdrage aan de delicten van zowel verdachte alsook van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zoals deze blijken uit de hiervoor vastgestelde gang van zaken is van voldoende gewicht om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen van de feiten 1, 2 en 3. Het hof overweegt op dit punt ten aanzien van feit 3 nog dat er sprake is van een sterke samenhang met de feiten 1 en 2 en dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving als instrumenteel wordt gezien voor de feiten 1 en 2.
Het verweer van de raadsvrouw wordt op grond van het voorgaande verworpen.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 4

De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat het DNA van verdachte niet is aangetroffen op het magazijn en de patronen van het inbeslaggenomen wapen, terwijl aangever heeft gesteld dat verdachte het magazijn uit het wapen zou hebben gehaald en er kogels in zou hebben gestopt. Ook heeft zij aangevoerd dat verdachte het wapen weliswaar eens heeft vastgehouden maar niet in zijn bezit heeft gehad. Het hof begrijpt het door de raadsvrouw naar voren gebrachte als een verweer ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 4.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1.
hij in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en een pinpas,
toebehorende aan [benadeelde partij] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- die [benadeelde partij] hebben gedwongen om zijn telefooncode af te geven en om het geld van zijn spaarrekening en bouwdepot over te maken naar zijn, die [benadeelde partij] , betaalrekening en om zijn pincode af te geven en
- dreigend tegen die [benadeelde partij] hebben gezegd dat er niks zou gebeuren als hij zou betalen en zij hem anders wel zouden vinden en
- een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald en dit (vervolgens) op het hoofd van die [benadeelde partij] hebben gericht en hiermee heeft gezwaaid met de woorden: “Maak al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit een nep pistool is” en dat hij tien jaar in een TBS-kliniek had gezeten en “Als je mij belazert, kom ik naar je huis, heb seks met je en zet het filmpje op internet. Je moet mij niet belazeren” en dat hij zijn tanden zou breken als hij niet het geld zou overmaken, waarbij hij het magazijn uit het wapen heeft gehaald en
- die [benadeelde partij] hebben gedwongen om de Rabobank helpdesk te bellen omdat de pinpas geblokkeerd was;
feit 2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] ,
waarbij verdachte en zijn mededaders, (telkens) dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een ontvreemde bankpas en daarbij horende pincode en/of een (ontvreemde mobiele telefoon met) Rabobank Internetbankieren app en daarbij horende inlogcode;
feit 3.
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens):
- nadat die [benadeelde partij] was meegegaan naar die woning, die [benadeelde partij] daar tegen zijn wil vastgehouden en
- aldaar mondeling en met een vuurwapen bedreigd;
feit 4.
hij in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] ,
- een wapen van categorie III sub 1, te weten een vuurwapen (pistool, merk/model Makarov, kaliber 9 mm), en
- munitie van categorie III, te weten vijf scherpe patronen (kaliber 9 mm, merk S & B), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 3 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is onderzocht door T.A. Wouters, psychiater, en L. de Wit, arts in opleiding tot psychiater. Uit hun pro justitia rapport d.d. 11 maart 2020 blijkt, voor zover hier relevant, dat er aanwijzingen zijn voor een verstandelijke beperking, trekken van een borderline en antisociale persoonlijkheidskenmerken, afhankelijkheid van opiaten in remissie en een persisterende motorische ticstoornis. Dit beeld is langdurig bestaand. Omdat er geen delictscenario kon worden onderbouwd kon er onvoldoende worden onderzocht of de psychiatrische kwetsbaarheid heeft doorgewerkt in de delicten.
Verdachte heeft niet willen meewerken aan een onderzoek door een psycholoog.
Het hof is, mede gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte strafbaar is aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer [benadeelde partij] . Daarbij hebben zij het slachtoffer onder andere gedreigd hem te verkrachten en te vermoorden en hebben ze hem geslagen. Verdachte heeft een vuurwapen op hem gericht en heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Uit de verklaringen van aangever en de stukken die in het kader van de vordering van de benadeelde partij zijn ingediend blijkt dat aangever doodsbang is geweest en nog langdurig gevoelens van onveiligheid heeft ervaren. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde partij] . Ook hebben de verdachten hem grote financiële schade berokkend. Verdachten hebben enkel oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin.
Het hof heeft bij de straftoemeting ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 december 2020 – eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten en gewelds- en agressiedelicten. Ook heeft het hof bij de straftoemeting gelet op de inhoud van een rapport van de reclassering d.d. 2 april 2020 en op voornoemd Pro Justitia rapport. Het hof gaat gelet op de inhoud van dat laatstgenoemde rapport voor zover hiervoor weergegeven uit van een volledige toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte. Verder heeft het hof er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van feit 1 en feit 3.
Ter zitting van het hof heeft de raadsvrouw verzocht om in het geval van een strafoplegging geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht overstijgt.
Gelet op de ernst van de feiten is het hof echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. Het hof zal deze straf aan verdachte opleggen.

Beslag

Het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.234,58. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.039,75. Dit gaat om materiële schade van € 39,75 (rijbewijs) en immateriële schade van € 1.500,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade tezamen met zijn mededaders gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Dit ziet op € 39,75 aan materiële schade (meegenomen rijbewijs) en € 1.500,- aan immateriële schade. De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt. Voorts heeft het hof bij de begroting gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Uit de stukken volgt dat het door verdachte gepleegde feit grote impact op de benadeelde partij heeft gehad. Ten tijde van het delict is hij doodsbang geweest en ten tijde van het indienen van de vordering was hij nog steeds angstig. Zijn gevoel van veiligheid was hij kwijt. Ook had de benadeelde partij last van slaapproblemen en concentratieproblemen en is hij vanwege zijn psychische klachten door de huisarts doorverwezen naar een psycholoog voor traumabehandelingen. Voor wat betreft de immateriële schade zal het hof het gehele gevorderde bedrag voor zover onderworpen aan hoger beroep toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 63, 282, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • vuurwapen (goednummer [nummer] ) en
  • patroonhouder (goednummer [nummer] )
  • munitie, 5 stuks (goednummer [nummer] ).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.539,75 (duizend vijfhonderdnegenendertig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 39,75 (negenendertig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.539,75 (duizend vijfhonderdnegenendertig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 39,75 (negenendertig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 november 2019.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 9 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.