Uitspraak
in eerste aanleg: verzoeker,
appellant,
[appellant],
in eerste aanleg: verweerster,
geïntimeerde,
hierna:
EZG.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
EZG verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. EZG is niet in staat om de vordering van [appellant] te voldoen. Dat EZG tot op heden wel voldoet aan haar verplichting tot rentebetalingen, staat volgens [appellant] een faillissement niet in de weg, nu deze betalingen enkel uit de inleg van de obligatiehouders worden voldaan. EZG heeft geen, althans volstrekt ontoereikende, inkomsten om de verdere rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen. Ten slotte voert [appellant] aan dat een vergadering van obligatiehouders geen juridische status heeft en een besluit daaruit geen afbreuk kan doen aan de opeisbare vordering van [appellant] . Nu EZG verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen en van het vorderingsrecht van [appellant] is gebleken dient het faillissement van EZG uitgesproken te worden, aldus [appellant] .
Het hof zal de beschikking van de rechtbank van 30 november 2021, waarbij het verzoek van [appellant] tot faillietverklaring van EZG is afgewezen, vernietigen en EZG in staat van faillissement verklaren.
4.De beslissing
24 december 2021.