ECLI:NL:GHARL:2021:1187

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
21-003360-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens belediging op basis van camerabeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2005 en wonende te [woonplaats], was beschuldigd van belediging van een aangeefster op 24 april 2020 te Amersfoort. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk beledigen van de aangeefster door beledigende woorden te gebruiken en door in haar richting te spugen. Tijdens de zitting op 26 januari 2021 heeft het hof de camerabeelden bekeken die de verklaring van de verdachte ondersteunden. De beelden toonden aan dat de verdachte onmiddellijk na het voorval wegliep en geen confrontatie met de aangeefster heeft gehad. Zowel de advocaat-generaal als de raadsman pleitten voor vrijspraak, en het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003360-20
Uitspraak d.d.: 9 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 september 2020 met parketnummer 16-146099-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-290224-19, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] , in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door haar (onder meer) de woorden toe te voegen: "kankerpolitie" en/of "kankerwijf" en/of "kankerhoer" en/of door feitelijkheden heeft beledigd door naar, in elk geval in de richting van, voornoemde [benadeelde] te spugen, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal geeft gevorderd tot vrijspraak.
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak.
Met de advocaat-generaal en de raadsman heeft het hof na het zien van de camerabeelden ter terechtzitting uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Uit de verklaringen van aangeefster en het proces-verbaal van bevindingen dat zij heeft opgemaakt blijkt dat aangeefster verdachte heeft herkend als de jongen die zij heeft geduwd toen hij scheldwoorden naar haar bleef roepen en in haar richting had gespuugd. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte niet het meest op deze jongen lijkt maar op de jongen die, zodra aangeefster haar fiets neerzet, meteen weg loopt en afstand neemt van het gebeuren. Dat biedt steun aan de verklaring van verdachte dat hij niet een van de jongens is geweest die naar aangeefster heeft gescholden of gespuugd en dat hij geen confrontatie met haar heeft gehad.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. A. Smeeing-van Hees en mr. M.L. Plas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 9 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 9 februari 2021.
Tegenwoordig:
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. R. Hermans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.