ECLI:NL:GHARL:2021:11831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
20/00968 en 20/00969
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardering van onroerende zaken onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de waardering van onroerende zaken onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de Gemeente Leeuwarden had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 296.000 voor het jaar 2017 en € 304.000 voor het jaar 2018. Belanghebbende, de eigenaar van de onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarderingen, maar de heffingsambtenaar heeft de waarderingen gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die de beroepen ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Tijdens de zitting op 7 december 2021 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waardering van de onroerende zaak. Het Hof heeft de waarde voor het jaar 2017 verlaagd tot € 250.000 en voor het jaar 2018 tot € 260.000. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en is gelast dat het betaalde griffierecht aan belanghebbende wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 december 2021 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers 20/00968 en 20/00969
uitspraakdatum: 21 december 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 september 2020, nummers LEE 19/1346 en 19/1347, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Gemeente Leeuwarden (hierna: de heffingsambtenaar)

Procesverloop

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] 308 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 296.000.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 304.000.
1.3.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beide beschikkingen gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord de echtgenoot van belanghebbende, [naam1] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam2] namens de heffingsambtenaar.

Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraken van de heffingsambtenaar,
– vermindert de vastgestelde waarde voor het jaar 2017 tot € 250.000,
– vermindert de vastgestelde waarde voor het jaar 2018 tot € 260.000,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 886,27 en
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 94 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 131 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Overwegingen

1. Het Hof geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Partijen houdt verdeeld of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor de Wet WOZ niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen dat de WOZ-waarde moet worden verlaagd tot € 250.000 voor het jaar 2017, waardepeildatum 1 januari 2016, en tot € 260.000 voor het jaar 2018, waardepeildatum 1 januari 2017. Het Hof zal partijen hierin volgen.
3. Het hoger beroep is gegrond en het Hof zal de bij beschikking vastgestelde waarden verminderen.
4. Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
5. Partijen hebben ter zitting eveneens overstemming bereikt over de vergoeding van de taxatiekosten van € 886,27. Van andere proceskosten is het Hof niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. G.B.A. Brummer, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 21 december 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderdDe voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen.
(R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 december 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.