ECLI:NL:GHARL:2021:11727

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
200.293.888/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over overeenkomst tot levering en plaatsing van dakkapel met geschil over de betekenis van 'baskapel' en bewijslast

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aannemer, Timmerbedrijf [appellant], en een leverancier van dakkapellen, [geïntimeerden] c.s., over de levering en plaatsing van een dakkapel. De aannemer stelt dat er een overeenkomst is gesloten voor de levering van een 'baskapel', terwijl de leverancier betwist dat dit zo is. De bewijslast van de inhoud van de overeenkomst ligt bij de aannemer, die is toegelaten tot bewijslevering. De zaak is in hoger beroep gekomen na een eerdere afwijzing door de kantonrechter, die oordeelde dat de bewijslast bij de aannemer ligt en dat de deskundige die was benoemd, had vastgesteld dat de term 'baskapel' niet uitsluitend verwijst naar een dakkapel van [naam1]. De aannemer heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de eerdere vonnissen en vordert vernietiging daarvan en toewijzing van zijn vordering. Het hof heeft de aannemer toegelaten tot bewijslevering door het horen van getuigen, waarbij de relevante feiten en omstandigheden rondom de overeenkomst verder onderzocht zullen worden. De beslissing van het hof houdt in dat de verdere procedure wordt aangehouden in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.293.888/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7977073)
arrest van 21 december 2021
in de zaak van
[appellant] , h.o.d.n. Timmerbedrijf [appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij, die kantoor houdt in Katwijk,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [woonplaats2] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2],
wonende te [woonplaats2] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] Dakkapellen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde3] Dakkapellen,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. J. de Ruiter, die kantoor houdt in Kampen.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 oktober 2021 hier over.
1.2
Ter uitvoering van dat tussenarrest heeft op 6 december 2021 een (met toestemming van partijen enkelvoudige) mondelinge behandeling plaats gevonden. Ten behoeve daarvan
heeft [appellant] op 18 november 2021 nog een stuk (productie B) aan het hof gezonden. Het van de zitting opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.

2.Waar gaat deze zaak over

2.1
[appellant] heeft in 2018 met [geïntimeerden] c.s. een overeenkomst gesloten tot plaatsing van een dakkapel door [geïntimeerden] c.s. bij een opdrachtgever van [appellant] . Volgens [appellant] is overeengekomen een ‘baskapel’, zijnde een dakkapel van [naam1] , althans een dakkapel die in ieder geval 60 cm het dakvlak uitgaat. Geleverd en geplaatst is echter een Velux dakkapel die slechts 28 cm het dakvlak uitgaat en dus is volgens [appellant] sprake van een tekortkoming aan de kant van [geïntimeerden] c.s. Aan een sommatie om alsnog de juiste dakkapel te leveren en plaatsen hebben [geïntimeerden] c.s. geen gehoor gegeven. Daarop is [appellant] zelf overgegaan tot vervanging van de geplaatste dakkapel. De daarmee gemoeide kosten vordert hij als schade van [geïntimeerden] c.s.
2.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewijslast van de gestelde tekortkoming op [appellant] rust. Omdat partijen van mening verschillen over wat met het begrip ‘baskapel’ is bedoeld heeft de kantonrechter (op 9 juni 2020) een deskundige benoemd. Aan die deskundige is de vraag voorgelegd of onder aannemers in 2018 onder ‘baskapel’ uitsluitend een dakkapel van [naam1] werd verstaan. De deskundige heeft die vraag met nee beantwoord. Daarop is de vordering van [appellant] bij eindvonnis van 9 februari 2021 afgewezen.
2.3
[appellant] is in hoger beroep gekomen van het tussenvonnis van 9 juni 2020 en het eindvonnis van 9 februari 2021. Hij vordert vernietiging van die vonnissen en alsnog toewijzing van zijn vordering. Het hof oordeelt dat de bewijslast van wat is overeengekomen op [appellant] rust, maar dat dit bewijs niet al geleverd is met de beschikbare stukken. [appellant] wordt toegelaten zijn stelling te bewijzen door het horen van getuigen. In afwachting van het resultaat daarvan wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De relevante feiten

3.1
[appellant] heeft [geïntimeerden] c.s. benaderd met het verzoek een offerte uit te brengen voor een bij een derde, de familie [naam2] , te plaatsen dakkapel.
3.2
Op 1 augustus 2018 hebben [geïntimeerden] c.s. de volgende offerte uitgebracht:
“(…)
Wij willen u het volgende aanbieden:
1 Nieuw te plaatsen BAS dakkapel MK 04 afm: 2580 mm X 1610 mm
(…)
• Prijs 1 Bas dakkapel TRIO met tuimelramen € 3.210,=”
3.3
Op 26 september 2018 heeft [appellant] het volgende gemaild aan [naam3] van [geïntimeerden] c.s.:

Wil jij een Baskapel bestellen binnenmaat 2580 mm van hout en wit afgewerkt.”
3.4
Op 1 oktober 2018 hebben [geïntimeerden] c.s. de volgende opdrachtbevestiging gezonden aan [appellant] :

Hartelijk dank voor uw opdracht voor het mogen leveren en plaatsen van 1 Baskapel
(…)
Wij willen u het volgende aanbieden:
1 Nieuw te plaatsen BAS dakkapel MK 04 afm: 2580 mm X 1610 mm
(…)
• Prijs 1 Bas dakkapel TRIO met 3 tuimelramen wit afgelakt € 3.210,=
Bijkomende kosten zijn:
Plaatsen 1 Bas dakkapel € 1.250,=
Kraan kosten € 490,=
3 Verduisterende rolgordijnen €135,= per stuk = € 405,=
Montage rolgordijnen € 50,= per raam. = € 150,=
Totaalprijs € 5.505,=
Alle prijzen zijn inclusief btw.”
3.5
Op 7 oktober 2018 heeft [naam3] per e-mail aan [appellant] het volgende bericht gestuurd:
"
Hoi [appellant] , Kun je de opdracht bevestigen als deze akkoord is. Eerder heb ik niet de mogelijk de Bas kapel te bestellen."
3.6
[appellant] reageert hierop per e-mail van 10 oktober 2018:
"
[naam3] goedemorgen, Baskapel kan besteld worden AUB."
3.7
Op 6 december 2018 hebben [geïntimeerden] c.s. aan [appellant] de factuur (€ 5.505,-) voor de
overeengekomen werkzaamheden gestuurd. [appellant] heeft deze factuur voorafgaand aan de
werkzaamheden van [geïntimeerden] c.s. voldaan. In deze factuur staat onder beschrijving:
"
Leveren: Velux dakkapel Trio met 3 tuimelramen wit afgelakt. Plaatsen Velux dakkapel
3.8
In de e-mail waarmee de factuur aan [appellant] is verzonden staat:
"
Op donderdag 13 december komen wij bij u een Velux dakkapel plaatsen(...). ',

4.De motivering van de beslissing van het hof

4.1
[appellant] heeft vijf bezwaren (‘grieven’) geformuleerd tegen de vonnissen van de kantonrechter. Die bezwaren hebben betrekking op de bewijslast (grief 4), de vraag wat is overeengekomen (grieven 1, 2 en 3) en de kosten van de deskundige (grief 5). Deze grieven zullen hierna in die volgorde worden behandeld.
De bewijslast rust op [appellant]
4.2
Dakkapellen zijn er in soorten en maten. Voor deze zaak zijn er twee in het bijzonder van belang.
a. de door [naam1] ontwikkelde dakkapel. Deze dakkapel gaat, afhankelijk van de lengte van het dakraam, 20-23 graden (maximaal 60 cm) het dakvlak uit;
b. de (basis) dakkapel van Velux. Deze gaat maximaal 10 graden (30 cm) het dakvlak uit.
Op zeker moment (na 2018) heeft Velux de rechten op de onder a bedoelde dakkapel verworven en wordt deze (ook) onder de naam Velux aangeboden. Dat was echter nog niet het geval toen partijen in 2018 zaken deden met elkaar.
4.3
Voor [appellant] was essentieel, zo is tijdens de behandeling in hoger beroep nog eens gebleken, dat een dakkapel werd geleverd die 60 cm het dakvlak uit gaat. Op die manier werd namelijk maximale winst aan binnenruimte gecreëerd. De door [naam1] ontwikkelde dakkapel voldeed aan die eis, de dakkapel van Velux niet. De overeenkomst tussen partijen had dan ook, aldus [appellant] , betrekking op levering en plaatsing van een dakkapel van [naam1] , althans een dakkapel die in ieder geval 60 cm het dakvlak uit gaat.
4.4
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewijslast van de tekortkoming en dus van wat is overeengekomen op [appellant] rust. Dat oordeel bestrijdt [appellant] met zijn grief 4. ‘
Gezien alle omstandigheden, waaronder de overweging 4.2. in het tussenvonnis’ rust de bewijslast volgens [appellant] niet op hem. Bij de mondelinge behandeling heeft hij verklaard met die ‘
omstandigheden’ te bedoelen dat [geïntimeerden] c.s. niet betwisten dat hun offerte van
1 augustus 2018 betrekking had op een dakkapel van [naam1] , maar hun verweer vervolgens is dat [appellant] en/of diens opdrachtgever [naam2] die dakkapel te duur vonden. Volgens [appellant] moeten [geïntimeerden] c.s. dat laatste dan maar bewijzen.
4.5
In die redenering wordt [appellant] niet gevolgd. [appellant] stelt dat overeengekomen is de levering en plaatsing van een dakkapel van [naam1] , althans een dakkapel die in ieder geval 60 cm het dakvlak zou uitgaan. Aan dat door [appellant] gestelde feit verbindt hij rechtsgevolgen (tekortkoming, schadevergoeding). Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast op de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van feiten, derhalve op [appellant] . Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan een andere bewijslastverdeling voortvloeien, maar het enkele feit dat [geïntimeerden] c.s. (ook) aanvoeren dat [appellant] en/of Van den [naam2] een dakkapel van [naam1] (al dan niet na het uitbrengen van de offerte van
1 augustus 2018) te duur vonden is daarvoor geen reden. [geïntimeerden] c.s. hebben daarmee namelijk niet meer gedaan dan invulling geven aan hun plicht gemotiveerd verweer te voeren. Grief 4 faalt.
[appellant] wordt tot bewijslevering toegelaten.
4.6
Ter zitting van de kantonrechter heeft [appellant] verklaard dat hij door middel van deskundigenbericht bewijs wil leveren van zijn stelling dat met (de overeengekomen levering en plaatsing van een) ‘baskapel’ bedoeld is de Baskapel van [naam1] en geen andere dakkapel(len). Om die reden heeft de kantonrechter vervolgens een deskundige benoemd. Aan die deskundige is de volgende vraag voorgelegd:

is het juist dat tussen redelijk geïnformeerde, ter zake kundige aannemers, timmerlieden en dergelijke tot en met 2018, met name ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst tussen partijen, onder de term baskapel een door [naam1] ontworpen dakkapel werd verstaan en dus niet een Velux dakkapel en/of een basis dakkapel van Velux?
4.7
De deskundige heeft deze vraag op 20 oktober 2020 als volgt beantwoord:

Nee. Een Baskapel (bedacht door [naam1] ) is een daklichtvoorziening die zich kenmerkt door een uit een schuin dakvlak verrezen driehoekige constructie waarin dakramen in een afwijkende helling dan het schuine dakvlak geplaatst kunnen worden. Een 'Velux dakkapel basis' voldoet aan dit principe en hiermee aan de term Baskapel.’
4.8
[appellant] heeft de juistheid van het oordeel van de deskundige in zijn eerste grief betwist met een beroep op een e-mail van 7 juni 2021 van het bedrijf Baskapel. Daarin wordt uiteengezet welke verschillen er zijn tussen een door het bedrijf Baskapel op de markt gebrachte dakkapel (van [naam1] ) en een dakkapel van Velux. Daar gaat het echter niet om. De kantonrechter heeft de deskundige de vraag voorgelegd of, kort gezegd, het begrip ‘baskapel’ onder aannemers eenduidig wijst op (uitsluitend) een dakkapel van [naam1] , althans een andere dakkapel dan die van Velux. Op die vraag werpt het bericht van Baskapel van 7 juni 2021 geen ander licht. Grief 1 faalt.
4.9
In de grieven 2 en 3 stelt [appellant] dat het bewijs van de gestelde overeenkomst er, anders dan de kantonrechter heeft aangenomen, wel is. [appellant] baseert dat allereerst op het gebruik van het woord “baskapel’ in diverse stukken (offerte, opdrachtbevestiging, mailwisseling). Nu er (zie de overwegingen 4.6 tot en met 4.8 hiervoor) niet vanuit kan worden gegaan dat het begrip ‘baskapel’ bij aannemers in 2018 maar één betekenis had (namelijk: de dakkapel van [naam1] ) geldt dat de vraag blijft wat partijen in dit geval met dat begrip ‘baskapel’ hebben bedoeld. Het enkele gebruik van dat begrip bewijst dus nog niet de juistheid van de daaraan door [appellant] gegeven uitleg.
4.1
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door [appellant] uiteengezet dat de essentie van de overeenkomst was dat een dakkapel zou worden geleverd en geplaatst die 60 cm het dakvlak uit zou gaan. Tijdens de genoemde mondelinge behandeling is verder gebleken dat op enig moment voorafgaand aan de offerte van [geïntimeerden] c.s. een opname ter plaatse is geweest. Daarbij waren aanwezig [appellant] , [naam3] (van [geïntimeerden] c.s.) en de schoonmoeder en dochter van [appellant] opdrachtgever [naam2] . Toen is, zo erkennen [geïntimeerden] c.s., gesproken over die 60 cm. [geïntimeerden] c.s. voeren echter aan dat een dergelijke dakkapel (60 cm uit het dakvlak gaand) te duur werd voor [appellant] en/of [naam2] . De beschikbare stukken (offerte, opdrachtbevestiging, e-mailcorrespondentie) moeten, aldus [appellant] , bezien worden tegen de achtergrond van de mondelinge contacten die tussen partijen hebben plaats gevonden. Daaruit zal, in combinatie met de genoemde stukken, kunnen blijken, aldus [appellant] , dat partijen wel degelijk levering en plaatsing zijn overeengekomen van een dakkapel van [naam1] , althans een dakkapel die in ieder geval 60 cm uit het dakvlak gaat. [appellant] heeft specifiek bewijs aangeboden van die mondelinge contacten, namelijk door het horen van de personen die daarbij betrokken waren. [appellant] zal tot die bewijslevering worden toegelaten.
4.11
In afwachting van de resultaten van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat [appellant] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat tussen partijen is overeengekomen de levering en plaatsing van een dakkapel van [naam1] , althans een dakkapel die in ieder geval 60 cm uit het dakvlak gaat;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. W.P.M. ter Berg, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen ( [geïntimeerde1] in persoon en [geïntimeerde3] Dakkapellen en [geïntimeerde2] vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen gemachtigd en in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 18 januari 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.P.M. ter Berg, H. de Hek en M. Willemse en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
21 december 2021.