Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 maart 2021;
- het verweerschrift met productie;
- een journaalbericht van mr. Broersma van 25 maart 2021 met producties;
- een journaalbericht van mr. Teusink van 2 november 2021 met productie;
- een journaalbericht namens mr. Broersma van 5 november 2021 met het verzoek om een begeleider van de vader aanwezig te laten zijn bij de mondelinge behandeling. Het hof heeft dit verzoek afgewezen.
- de vader, bijgestaan door mr. R.P. Adema, waarnemer voor mr. Broersma;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tolk in de Syrische taal voor beide partijen;
- [naam1] namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aldus vast te stellen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] elk weekeinde op zaterdag en zondag bij de vader zijn en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht;
- de vader te veroordelen om als uitgestelde bruidsgave 500.000,- Syrische pond, omgerekend naar euro’s conform de wisselkoers op de dag van betaling, aan de moeder te betalen;
primairde bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de vader af te wijzen,
subsidiaireen zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen die het hof juist acht en te bepalen dat de vader aan de moeder uit hoofde van uitgestelde bruidsgave € 6.244,- verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente en incassokosten vanaf 18 december 2020, althans vanaf de datum die het hof juist acht, kosten rechtens.
23 november 2021 een tussenbeschikking gegeven.