ECLI:NL:GHARL:2021:11647

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
21-004589-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake meermalen gepleegde diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1979, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen, waaronder inbraken in vakantiewoningen en fietsendiefstallen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 210 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor materiële schade aan verschillende benadeelden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot € 244,- toegewezen en de vordering van [benadeelde 3] tot € 300,-. De overige vorderingen zijn niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychosociale problemen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004589-19
Uitspraak d.d.: 21 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 augustus 2019 met parketnummer 18-930038-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep voor zover betrekking hebbende op de bewezenverklaring, met veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 355 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 265 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. Ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal bevestiging gevorderd en verzocht de schadevergoedingsmaatregel met gijzeling op te leggen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A.M. Kwakman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 27 augustus 2019 de verdachte ter zake hetgeen hem onder 1, 2, 3, 4 is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 275 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht. Voorts heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis (met ingang van de dag van de uitspraak) opgeheven.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1](feit 1 en 3) gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 244,- materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2019, en het overige niet-ontvankelijk verklaard, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 4 dagen hechtenis, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2](feit 2) niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte de eigen kosten dragen.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3](feit 4) gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 300,- materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2019, en het overige niet-ontvankelijk verklaard, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 6 dagen hechtenis, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 4] , namens [benadeelde ](feit 4) gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 825,- materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2019, en het overige niet-ontvankelijk verklaard, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 16 dagen hechtenis, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 5](feit 4) gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 325,- materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2019, en het overige niet-ontvankelijk verklaard, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 6 dagen hechtenis, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 6](feit 4) ) gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 325,- materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2019, en het overige niet-ontvankelijk verklaard, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 6 dagen hechtenis, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 7](feit 4) geheel toegewezen tot een bedrag van € 649,- materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2019, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 12 dagen hechtenis, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
verdachte op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 16 februari 2019 tot en met 9 maart 2019, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (vakantie)woning ( [huisnummer] ) op [vakantiepark] , aldaar, heeft weggenomen een of meer modelspoortrein(en) en/of een of meer fles(sen) met (sterke) drank en/of een of meer doos/dozen sigaren, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
verdachte op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 2 maart 2019 tot en met 9 maart 2019, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (vakantie)woning ( [huisnummer] ) op [vakantiepark] , aldaar, heeft weggenomen, een (kleuren) televisie en/of een (beveiligings)camera en/of een of meer afstandsbediening(en), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
verdachte op of omstreeks 9 maart 2019 en/of 10 maart 2019, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (vakantie)woning ( [huisnummer] ) op [vakantiepark] , aldaar, heeft weggenomen, een stereo-installatie/-toren en/of een of meer modelspoortrein(en) met toebehoren, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
verdachte op of omstreeks 19 maart 2019,
- ( aangifte PL0100-2019073761: pag. 193-194) te [plaats 2] , (althans) in gemeente [gemeente] , een (dames)fiets (van het merk Batavus, type Old Dutch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , en/of
- ( aangifte PL0100-2019069207: pag. 208-210) te [plaats 3] , (althans) in de gemeente [gemeente] , een (dames)fiets (van het merk BSP, type Voyager VII), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde ] ,
en/of op of omstreeks 20 maart 2019, te [plaats 4] , (althans) in de gemeente [gemeente] ,
- ( aangifte PL0100-2019070229: pag. 221-223) een (dames)fiets (van het merk Gazelle, type Orange C& Plus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , en/of
- ( aangifte PL0100-2019072689: pag. 234-235) een (dames)fiets (van het merk Gazelle, type Miss Grace), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , en/of
- ( aangifte PL0100-2019070541: pag. 246-247) een (dames)fiets (van het merk Batavus, type Quip UN3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] ,
in elk geval (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte, heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder 1, 2, 3 en 4.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit van de fietsendiefstallen te [plaats 3] en [plaats 4] (tenlastegelegd onder het tweede tot en met vijfde gedachtestreepje). Verdachte bekent de fietsendiefstal te [plaats 2] . Naar de mening van de raadsvrouw is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om (ook) te concluderen dat verdachte de fietsendiefstallen te [plaats 3] en [plaats 2] heeft gepleegd.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de tenlastegelegde fietsendiefstallen te [plaats 3] en [plaats 4] heeft begaan. Naar het oordeel van het hof kan op grond van de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de tenlastegelegde fietsendiefstallen te [plaats 3] en [plaats 4] heeft begaan, waardoor verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het tweede tot en met vijfde gedachtestreepje in de tenlastelegging.
De onder 4 tenlastegelegde fietsendiefstal te [plaats 2] is door verdachte erkend, zodat het feit in zoverre kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
verdachte in de periode van 16 februari 2019 tot en met 9 maart 2019, te [plaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vakantiewoning [huisnummer] op [vakantiepark] , aldaar, heeft weggenomen modelspoortreinen, flessen met sterke drank en sigaren, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.
verdachte in de periode van 2 maart 2019 tot en met 9 maart 2019, te [plaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vakantiewoning 19 op [vakantiepark] , aldaar, heeft weggenomen, een kleuren televisie en een beveiligingscamera en afstandsbedieningen, toebehorende aan [benadeelde 2] en [naam] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
verdachte omstreeks 9 en 10 maart 2019, te [plaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vakantiewoning [huisnummer] op [vakantiepark] , aldaar, heeft weggenomen, een stereo-installatie en modelspoortreinen met toebehoren, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
verdachte op 19 maart 2019 te [plaats 2] , een damesfiets van het merk Batavus, type Old Dutch, toebehorende aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk te laten zijn aan de duur van het voorarrest en het voorwaardelijke strafdeel te matigen dan wel in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en de proeftijd te beperken tot 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 11 oktober 2021, met uitzondering van het harddrugsverbod én niet de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen, nu dit niet mogelijk dan wel niet nodig is. De raadsvrouw heeft voorts verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een drietal woninginbraken en aan een fietsendiefstal. Ten tijde van de inbraken verbleef verdachte op het vakantiepark waar de woningen zich ook bevonden. In een van de woningen heeft verdachte zelfs twee keer ingebroken. Met zijn handelingen heeft de verdachte de eigenaren van de woningen (financiële) overlast bezorgd en bijgedragen aan een gevoel van onveiligheid. Ook de diefstal van de fiets heeft voor de nodige financiële schade en ongemak gezorgd bij de gedupeerde. Met zijn handelen heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen, maar zich enkel te bekommeren om zijn eigen financieel gewin.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten).
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2021 waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Het hof stelt vast dat verdachte voor de onderhavige zaak 90 dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd rechtvaardigen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof houdt echter bij de afdoening van de zaak ook rekening met de over de persoon van verdachte uitgebrachte rapportage van de VNN d.d. 11 oktober 2021, waarbinnen een op verdachte afgestemde behandeling op poten is gezet. Deze zorg is erop gericht het nadeel dat verdachte veroorzaakt onder invloed van de psychosociale problemen waaraan hij lijdt, al dan niet veroorzaakt door drugsgebruik, af te wenden en de geestelijke gezondheid van verdachte te stabiliseren. De brede invulling van de aanpak van verdachte, waaronder de mogelijkheid tot klinische behandeling, maakt dat het hof van oordeel is dat op dit moment niet alleen verdachte, maar ook de samenleving zodanig profiteert deze behandeling dat het hof deze aanpak niet wil doorkruisen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 210 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde acht het hof het tevens noodzakelijk dat aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Het hof ziet - net zoals de advocaat-generaal en de raadsvrouw - geen aanleiding om een harddrugsverbod aan verdachte op te leggen. Voorts zal het hof niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen, omdat dit niet mogelijk is op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de beslissing van de rechtbank op de vorderingen van de benadeelde partijen te volgen, met uitzondering van de vordering van [benadeelde 5] (feit 4). De raadsvrouw is van mening dat de vordering niet is onderbouwd, en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voorts verzoekt de raadsvrouw de toe te passen gijzeling te beperken tot 1 dag, nu verdachte onder beschermingsbewind staat.
Oordeel van het hof

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1 en 3)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.061,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 244,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor een lager bedrag dan haar oorspronkelijke vordering, te weten € 2.123,- materiële schadevergoeding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 2)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu de vordering niet is onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 4)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 499,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] , namens [benadeelde ] (feit 4)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 890,45. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 825,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 4 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] (feit 4)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 325,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 4 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] (feit 4)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 425,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 325,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 4 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] (feit 4)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 649,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 649,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 4 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
210 (tweehonderdtien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich meldt bij de reclassering van de VNN op het adres Overcingellaan 19 te Assen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich laat behandelen door de VNN forensische poli, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij aanleiding die zich voor kan doen, bijvoorbeeld terugval in excessief middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van
toezichtop de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde ]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde ] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 5] , [benadeelde 7] , [benadeelde 2] , [benadeelde ] en [benadeelde 6] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 244,00 (tweehonderdvierenveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 244,00 (tweehonderdvierenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 maart 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 maart 2019.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 21 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.