AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van voorwerpen en stoffen voorhanden hebben bestemd voor het plegen van Opiumwet strafbare feiten
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, voor het medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten onder de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het tweede tenlastegelegde feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na een anonieme melding over een hennepkwekerij in een woning boven een café. Tijdens het onderzoek zijn er diverse goederen aangetroffen die gebruikt werden voor de hennepteelt, waaronder 261 kweekpotten en 15 assimilatielampen. Het hof oordeelde dat de verdachte, als eigenaar van het pand, op de hoogte moest zijn van de activiteiten in de kwekerij. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, maar het hof oordeelde dat het bewijs, waaronder DNA-materiaal, overtuigend was. De straf werd gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.
Voetnoten
1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders is vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0100-2016164237, gesloten en getekend op 30 december 2016 door [verbalisant1] , hoofdagent van politie-eenheid Noord-Nederland.
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2016, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] , opgenomen op pagina’s 76 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Ruimlijst hennep met mutatienummer 2016164237, opgenomen op pagina 7 van het voornoemde politie proces-verbaal voor zover inhoudende de verklaring van [verbalisant1] , hoofdagent van politie-eenheid Noord-Nederland.
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2016, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant3] , opgenomen op pagina’s 70 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 5 juli 2016, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant4] , opgenomen op pagina 274 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van afname DNA-celmateriaal door opsporingsambtenaar d.d. 13 juli 2016, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant5] , opgenomen op pagina 278 van het voornoemde politie proces-verbaal.
7.Het deskundigenrapport, met nummer 2016.07.19.153 (aanvraag 003), opgemaakt door dr. S. van Soest, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 7 oktober 2016, opgenomen als bijlage op pagina 311 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 juli 2016, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] , opgenomen op pagina’s 63 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.