Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] ,
wonende in de gemeente [gemeente] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de maatschap Adelmeijer Hoyng Advocaten, gevestigd te Maastricht, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun vordering tot aansprakelijkheid van de bestuurders van Beekman Klinieken B.V., [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]. De advocatenmaatschap had werkzaamheden verricht voor Beekman Klinieken en twee facturen van in totaal € 18.154,28 gestuurd. Beekman Klinieken heeft de betaling van de eerste factuur opgeschort en is op 21 november 2019 failliet verklaard. De advocatenmaatschap heeft de bestuurders aangesproken op grond van onrechtmatige daad, maar de rechtbank Midden-Nederland heeft de vordering afgewezen omdat onvoldoende was gesteld om de grondslagen te onderbouwen.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de advocatenmaatschap ook in hoger beroep niet voldoende heeft aangetoond dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] aansprakelijk zijn voor het onbetaald blijven van de facturen. De advocatenmaatschap stelde dat de bestuurders wisten dat Beekman Klinieken in financiële nood verkeerde, maar het hof oordeelde dat de stellingen onvoldoende onderbouwd waren. De Beklamel-norm, die vereist dat een bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is niet aangetoond. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd en de advocatenmaatschap in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.