ECLI:NL:GHARL:2021:11425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
200.292.305
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid en vernietigbaarheid van een besluit van de Vereniging van Eigenaren met betrekking tot aanpassingen in het trappenhuis

In deze zaak gaat het om de nietigheid en vernietigbaarheid van een besluit van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex in Amsterdam. Het besluit betreft aanpassingen in het trappenhuis die zijn goedgekeurd tijdens een ledenvergadering op 14 augustus 2020. Appellanten, eigenaren van appartementen 99A en 99C, hebben bezwaar gemaakt tegen deze aanpassingen, die zijn uitgevoerd door een medebewoner, [geïntimeerde2], eigenaar van appartementen 99D en 99E. De appellanten stellen dat het besluit nietig is omdat het in strijd is met de splitsingsakte en de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter heeft hun verzoek om het besluit nietig te verklaren afgewezen, waarna de appellanten in hoger beroep zijn gegaan.

Het hof heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De appellanten betogen dat de aanpassingen in het trappenhuis een wijziging van de goederenrechtelijke situatie met zich meebrengen, waarvoor een wijziging van de splitsingsakte vereist is. Het hof oordeelt echter dat de aanpassingen geen ingrijpende verandering in de constructie van het gebouw met zich meebrengen en dat de ledenvergadering bevoegd was om toestemming te geven voor de aanpassingen. Bovendien is het besluit rechtsgeldig genomen, aangezien de vereiste meerderheid van stemmen is behaald.

Daarnaast heeft het hof de argumenten van de appellanten over de redelijkheid en billijkheid van het besluit beoordeeld. Het hof concludeert dat de ledenvergadering in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen, waarbij het belang van [geïntimeerde2] bij de aanpassingen zwaarder weegt dan de bezwaren van de appellanten. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kantonrechter en veroordeelt de appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.305
(zaaknummer rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, 8759904)
beschikking van 14 december 2021
inzake

1.[appellant] ,

en
2.
[appellante],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
bij de rechtbank: verzoekers,
hierna: [appellant] , [appellante] en gezamenlijk [appellanten] ,
advocaat: mr. S.H.N. de Wijs,
tegen:

1.Vereniging van Eigenaars [adres] 97-101,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: belanghebbende,
hierna: de VvE,
niet verschenen,
en
2.
[geïntimeerde2],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: belanghebbende,
hierna: [geïntimeerde2] ,
advocaat: mr. R.F.H. Mertens.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de kantonrechter verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 14 januari 2021 (de in de beschikking vermelde uitspraakdatum van 14 januari
2020berust op een kennelijke vergissing, met partijen gaat het hof ervan uit dat dit de juiste datum is).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ontvangen op 12 februari 2021, is [appellanten] bij het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van de kantonrechter.
2.2.
Bij beschikking van 30 maart 2021 is de zaak verwezen naar dit hof, omdat [geïntimeerde2] werkzaam is bij het gerechtshof Amsterdam.
2.3
Bij brief van 28 april 2021 heeft de advocaat van [appellanten] nadere stukken ingestuurd.
2.4
Bij verweerschrift van 25 juni 2021 heeft [geïntimeerde2] verweer gevoerd tegen het beroepschrift. De VvE is niet in de procedure verschenen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2021. Bij die gelegenheid hebben (de advocaten van) [appellanten] en [geïntimeerde2] hun standpunten mondeling toegelicht. Mr. De Wijs heeft daarbij spreekaantekeningen aan het hof overgelegd.
2.6
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
In deze zaak gaat het om de vraag of het besluit van de VvE van 14 augustus 2020, waarin de ledenvergadering de aanpassingen van [geïntimeerde2] in het trappenhuis ter hoogte van de appartementen 99D en 99E heeft goedgekeurd, nietig moeten worden verklaard, dan wel of het besluit vernietigbaar is. Het gebouw aan de [adres] 97-101 te [woonplaats1] is bij splitsingsakte van 10 juli 1996 gesplitst in zeven appartementsrechten. In de splitsingsakte is het modelreglement bij splitsing in appartementsrechten van 2 januari 1992 (hierna: het splitsingsreglement) van toepassing verklaard. [appellanten] is eigenaar van de appartementsrechten van de woningen aan de [adres] 99A en 99C. [geïntimeerde2] is eigenaar van de appartementsrechten van de woningen aan de [adres] 99D en 99E. [appellanten] en [geïntimeerde2] vormen de VvE samen met de eigenaren van de appartementsrechten van de bedrijfsruimte op de begane grond van de [adres] 97 en 101 en de eigenaar van het appartementsrecht van de woning aan de [adres] 99B. De woningen B, D en E bevinden zich boven elkaar in hetzelfde pand, waarin zich ook het trappenhuis bevindt. De woningen A en C bevinden zich boven elkaar in het naastgelegen pand. Woning A komt uit op hetzelfde trappenhuis.
3.2
[geïntimeerde2] is sinds mei 2012 eigenaar van woning D. In augustus 2019 is zij tevens eigenaar geworden van woning E. Per e-mail van 23 september 2019 heeft zij alle appartementseigenaren, waaronder [appellanten] , bericht dat zij (om te voorkomen dat zij steeds van gesloten voordeur naar gesloten voordeur moet gaan met haar sleutels als ze van verdieping D naar E wil of andersom) een tijdelijke voorziening wil treffen in het deel van het trappenhuis dat alleen door haar wordt gebruikt. Zij wil een wandje op het bordes van D voor de laatste twee trappen naar E realiseren en een sparing in een niet dragende wand van D, die toegang biedt aan genoemde laatste twee trappen. [appellant] heeft per e-mail van 23 september 2019 bericht bedenkingen te hebben bij deze aanpassing en afspraken te willen maken over wat wel en niet kan. Na de reactie van [geïntimeerde2] heeft [appellant] bij e-mail van 3 oktober 2019 laten weten geen toestemming te geven voor aanpassingen aan de gezamenlijke ruimte van de VvE. Omdat vijf van de zeven stemgerechtigden – buiten de ledenvergadering om – toestemming hebben gegeven voor het plaatsen van de voorziening, heeft [geïntimeerde2] de aanpassingen toch laten uitvoeren.
3.3
Op 14 augustus 2020 heeft een ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden (hierna: de ledenvergadering). Op de agenda stond (onder agendapunt 6) het volgende
: ‘6. Formalisering toestemming tijdelijke voorziening trappenhuis *Besluitvorming tijdelijke voorziening trappenhuis. Zie bijlage’.[geïntimeerde2] heeft in een memo voor de ledenvergadering toegelicht dat zij de voorgenomen aanpassingen al heeft laten uitvoeren omdat de meerderheid van de appartementseigenaren toestemming had gegeven, dat [appellanten] geen toestemming heeft gegeven en dat de aanpassingen daarom als agendapunt op de agenda voor de ledenvergadering van de VvE zijn opgenomen. Tijdens de ledenvergadering is het voorstel bij besluit met een gewone meerderheid van stemmen aangenomen. [appellanten] heeft tijdens de ledenvergadering tegen het voorstel gestemd.
3.4
[appellanten] heeft vervolgens de kantonrechter verzocht om het besluit van 14 augustus 2020 nietig te verklaren, dan wel te vernietigen, en om een vervangende machtiging af te geven om zelf de situatie in oude staat te herstellen met een veroordeling van [geïntimeerde2] in de kosten hiervan. Samengevat voert [appellanten] aan dat het besluit nietig is, omdat het besluit in strijd is met de splitsingsakte. Het besluit is ook vernietigbaar, omdat het genomen besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter heeft deze verzoeken afgewezen en [appellanten] veroordeeld in de proceskosten.
3.5
[appellanten] kan zich niet vinden in de uitspraak van de kantonrechter en is daarvan in hoger beroep gekomen met twee grieven, onderverdeeld in meerdere subgrieven. Samengevat handhaaft [appellanten] haar stellingen dat het besluit van 14 augustus 2020 nietig dan wel vernietigbaar is. [appellanten] vraagt het hof de beslissingen van de kantonrechter te vernietigen en haar verzoeken alsnog toe te wijzen. [geïntimeerde2] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
Grief 1: nietigheid van het besluit
3.6
Met haar eerste grief komt [appellanten] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit van de VvE van 14 augustus 2020 niet nietig is. Zij stelt dat het besluit onder meer nietig is, omdat er met het plaatsen van de voorziening sprake is van een wijziging van de goederenrechtelijke situatie, waarvoor een wijziging van de splitsingsakte nodig is die niet is voorgelegd aan de VvE.
Goederenrechtelijke situatie
3.7
Volgens vaste rechtspraak is de enkele verandering in de constructie of de omgrenzing van een appartement niet voldoende om aan te nemen dat wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening is vereist. Dat is pas het geval, indien er in de constructie of de omgrenzing van het appartement een verandering wordt aangebracht die gevolgen heeft voor de goederenrechtelijke situatie. Het gaat er immers volgens de strekking van de toepasselijke wettelijke regeling om dat de akte van splitsing een juist beeld geeft van de omvang van de rechten (en verplichtingen) van de appartementsgerechtigden. Daaruit volgt dat alleen feiten die voor de goederenrechtelijke toestand van een appartement van belang zijn, tot wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening kunnen noodzaken.
3.8
Met het besluit van 14 augustus 2020 heeft de ledenvergadering [geïntimeerde2] toestemming verleend om een gedeelte van het trappenhuis, behorend tot de gemeenschappelijke ruimte, tijdelijk af te scheiden voor de overige bewoners. Daarmee is aan [geïntimeerde2] een persoonlijk recht toegekend van tijdelijke aard. Aan de toestemming zijn ook duidelijke voorwaarden verbonden. Zo schrijft [geïntimeerde2] in haar notitie voor de ledenvergadering zelf: “De voorziening is tijdelijk, namelijk voor zolang ik eigenaar ben van beide appt en deze beide bewoon.”. In de notulen van de ledenvergadering staat “dat bij verkoop van één van de appartementen of van beide, het trappenhuis in oude staat wordt teruggebracht.” En ter zitting heeft [geïntimeerde2] nog eens met zoveel woorden verklaard dat zij de voorziening alleen treft voor de duur dat zij eigenaar is van zowel appartement D als appartement E. Hiermee is de tijdelijkheid van de voorziening voldoende gewaarborgd. Verder is geen sprake van een ingrijpende verandering in de constructie. Bovendien is niet in geschil dat de verandering zich leent voor eenvoudig herstel. Naar het oordeel van het hof is daarom geen sprake van een wijziging van de goederenrechtelijke situatie waarvoor een wijziging van de splitsingsakte zou zijn vereist.
Het splitsingsreglement
3.9
[appellanten] stelt verder dat [geïntimeerde2] met het plaatsen van de voorziening inbreuk maakt op haar recht van medegebruik van de gemeenschappelijke ruimte, zoals bedoeld in artikel 11 van het splitsingsreglement. Op grond van artikel 5:129 lid 1 BW jo. artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit dat strijdig is met het splitsingsreglement nietig. Volgens [geïntimeerde2] was de ledenvergadering echter bevoegd om een besluit te nemen over het plaatsen van de voorziening.
3.1
Op grond van artikel 9 lid 1 sub a van het splitsingsreglement behoort het trappenhuis tot het gemeenschappelijke gedeelte van het appartementencomplex. Daarnaast bepaalt artikel 9 lid 2 van het splitsingsreglement dat het zonder toestemming van de ledenvergadering niet toegestaan is veranderingen in de gemeenschappelijke gedeelten aan te brengen. In artikel 13 lid 1 is voorts het volgende bepaald: ‘Iedere op-, aan- of onderbouw zonder toestemming van de ledenvergadering is verboden.’ Uit deze artikelen volgt dat de ledenvergadering bevoegd was om toestemming aan [geïntimeerde2] te geven voor het plaatsen van een voorziening in het gemeenschappelijke trappenhuis. Dat de ledenvergadering desondanks niet bevoegd was hiertoe te besluiten is door [appellanten] niet gesteld. Het medegebruik van deze gemeenschappelijke ruimte is door de voorziening beperkt, maar dat doet niet af aan de bevoegdheid van de ledenvergadering. Met toestemming van de ledenvergadering kan een appartementseigenaar dus inbreuk maken op het recht van medegebruik van andere gebruikers (artikel 11 splitsingsreglement).
3.11
Ten aanzien van de geldigheid van het te nemen besluit, is in artikel 37 lid 1 van het splitsingsreglement het volgende bepaald: ‘Alle besluiten waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.’ Dit betekent dat meer dan de helft van de aanwezige leden voor het besluit moet stemmen. In aanwezigheid van 100% van de stemgerechtigden hebben vijf van de zeven stemmen voor het besluit gestemd, zodat de vereiste meerderheid is gehaald. Daarmee is het besluit rechtsgeldig genomen, zodat ook in dit opzicht geen grond bestaat om nietigheid van het besluit aan te nemen. Grief 1 faalt dan ook.
Grief 2: vernietigbaarheid van het besluit
3.12
Grief 2 richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit niet vernietigbaar is. Op grond van artikel 5:130 BW jo. artikel 2:15 BW kan een besluit van de ledenvergadering van de VvE worden vernietigd als dat besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt voor gevallen als dit dat de VvE en haar leden zich tegenover elkaar moeten gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid. Van vernietigbaarheid van een besluit is sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de genoemde gedragsregel.
Totstandkoming
3.13
Op 23 september 2019 heeft [geïntimeerde2] een e-mail naar [appellanten] gestuurd met de mededeling dat zij voornemens is om de laatste twee delen van het trappenhuis tijdelijk af te sluiten. [geïntimeerde2] heeft ook de andere appartementseigenaren hier persoonlijk over benaderd.
Omdat vijf van de zeven stemmen – buiten de ledenvergadering om – akkoord gaven, heeft [geïntimeerde2] de voorziening laten uitvoeren. [appellant] heeft in zijn e-mail van 14 februari 2020 terecht opgemerkt dat een besluit buiten de ledenvergadering alleen genomen kan worden indien alle eigenaren hiermee instemmen. Om dit gebrek te herstellen, is besloten om het besluit in stemming te brengen op de ledenvergadering van 14 augustus 2020. Hoewel deze gang van zaken niet de schoonheidsprijs verdient, is niet aannemelijk dat dit invloed op de besluitvorming heeft gehad. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat het besluit naar de wijze van totstandkoming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
Inhoud
3.14
Op de ledenvergadering van 14 augustus 2020 hebben partijen hun standpunten toegelicht. [appellanten] is tegen de aangebrachte voorziening, omdat zij zich door de geplaatste wand in haar woongenot voelt aangetast. Daarnaast is [appellanten] van mening dat, doordat zij geen gebruik meer kan maken van de laatste twee trappen, er een gedeelte van de gemeenschappelijke ruimte is weggenomen. Ook is met het plaatsen van de wand de lichtinval in het trappenhuis verminderd en voelt het trappenhuis kleiner en benauwder. Zij wijst er daarbij op dat [appellante] last heeft van claustrofobie. [geïntimeerde2] heeft haar belang bij de voorziening ingebracht, omdat zij door het plaatsen van de voorziening niet steeds met haar sleutels van voordeur naar voordeur hoeft.
3.15
De toetsingsmaatstaf voor de rechter voor de inhoud van het besluit is of de VvE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Dat betreft een marginale toets. Het belang van [geïntimeerde2] bij een gemakkelijke toegang tot appartement E en een verbinding tussen beide appartementen door de voorziening is groot. De voorziening is verder tijdelijk. De ledenvergadering heeft in redelijkheid voorrang aan dit belang mogen geven dan aan de enigszins beperktere lichtval en benauwdere ruimte in het trappenhuis waar [appellanten] last van heeft. Hierbij geldt dat het hof het besluit moet toetsen naar het moment dat het genomen is. [appellanten] heeft op de ledenvergadering wel over de benauwdere ruimte gesproken maar niet (kenbaar) naar voren gebracht dat zij aan claustrofobie leidt en daardoor ernstige problemen ervaart omdat de bovenste trap en het dakraampje voor haar niet meer bereikbaar zijn. Naar het oordeel van het hof heeft de ledenvergadering dus in redelijkheid tot het besluit kunnen komen, zodat grief 2 faalt.
4. Slotsom
De grieven falen, zodat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [appellanten] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2021;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op nihil en aan de zijde van [geïntimeerde2] vastgesteld op € 338,- aan griffierecht en op € 2.228,- overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x appeltarief II), te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [appellanten] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening uit de uitspraak in het geval dat de [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, Th.C.M. Willemse en H.L. Wattel, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de jongste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.