ECLI:NL:GHARL:2021:11343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
21-003058-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en opzetheling via internetoplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden wegens deelname aan een criminele organisatie en opzetheling. De zaak betreft meerdere gevallen van internetoplichting waarbij de verdachte samen met anderen goederen aanbood via Marktplaats.nl zonder deze daadwerkelijk te bezitten. De verdachte heeft in de periode van 2014 tot 2015 deelgenomen aan een gestructureerd samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van misdrijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de door hem gepinde bedragen afkomstig waren van misdrijven. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, maar het hof heeft de straf gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het overschrijden van de redelijke termijn van de procedure. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof oordeelde dat er geen rechtstreekse schade was die verband hield met het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003058-18
Uitspraak d.d.: 13 december 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2018 met parketnummer 18-930264-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de 29 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren. Ook heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk kunnen worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.A. Korfker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn geheel toegewezen, behoudens de gevorderde wettelijke rente.
omdat het tot een andere bewijsbeslissing, strafoplegging en beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
(zaak 3, aangifte [benadeelde partij 1] ) verdachte in of omstreeks de periode van 9 januari 2015 tot en met 12 januari 2015, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [benadeelde partij 1] en/of diens vriendin, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse naam ( [naam bedrijf] ) en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een Weidemann 1504DM Shovel, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening, en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e) goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2015 tot en met 12 januari 2015 te [gemeente 1] , althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. primair
(zaak 4, aangifte [benadeelde partij 2] ) verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 januari 2015, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse naam ( [naam bedrijf] ) en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een Weidemann 1504DM Shovel, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening, en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e) goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 januari 2015 te [gemeente 1] , althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. primair
(zaak 7, aangifte [aangever] ) verdachte in of omstreeks de periode van 18 januari 2015 tot en met 19 januari 2015, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [aangever] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse naam ( [naam bedrijf] ) en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een graafmachine Kubota, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening, en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e) goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2015 tot en met 19 januari 2015 te [gemeente 1] , althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. primair
(zaak 8, aangifte [benadeelde partij 3] ) verdachte in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [benadeelde partij 3] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse naam ( [naam bedrijf] ) en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een Kipper Joskin 11/45 KTP, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening, en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e) goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 23 januari 2015 te [gemeente 1] , althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2014 tot en met 25 februari 2015 in de gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder anderen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (zogeheten Marktplaats)oplichting(en).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte wordt onder 1 tot en met 4 telkens primair verweten dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan oplichting. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting van het hof van 29 november 2021, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij in opdracht van medeverdachten en tegen een vergoeding geldbedragen heeft gepind waarvan hij wist dat het om ‘fout’ geld ging, maar dat hij niet wist hoe deze geldbedragen door zijn medeverdachten waren verkregen. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen voor verdergaande betrokkenheid van verdachte, maar naar het oordeel van het hof kan op grond van die aanwijzingen niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de door medeverdachten gepleegde oplichtingen en evenmin dat hij nauw en bewust met medeverdachten heeft samengewerkt met betrekking tot het oplichten van de slachtoffers.
Het hof heeft, gelet op het voorgaande, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Gelet op de bekennende verklaring van verdachte volstaat het hof ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde, conform artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 november 2011 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Leeuwarden, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 03DRN14031 onder de naam Clenet opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Nederland:
2. Een digitale aangifte internetoplichting van [benadeelde partij 1] d.d. 12 januari 2015, zaaksdossier 1 t/m 18, zaak 3, pagina 10-14;
3. Een digitale aangifte internetoplichting van [benadeelde partij 2] d.d. 12 januari 2015, zaaksdossier 1 t/m 18, zaak 4, pagina 13-22;
4. Een digitale aangifte internetoplichting van [aangever] d.d. 19 januari 2015, zaaksdossier 1 t/m18, zaak 7, pagina 6-13;
5. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2015, door [benadeelde partij 3] namens [naam B.V.] , zaaksdossier 1 t/m 18, zaak 8, p.9-15.
Het hof bezigt ten aanzien het onder 5 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. De bewijsconstructie komt grotendeels overeen met die van de rechtbank. Het hof heeft die overgenomen en op details verbeterd.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord- Nederland d.d. 4 maart 2015 en 24 juni 2015 opgenomen op pagina 22 e.v. van persoonsdossier zaak V-09 van het dossier met nummer 03DRN14031 onder de naam Clenet d.d. 13 juli 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte:
Ik pinde met 7 bankpassen. Ik heb veel geld gepind. [medeverdachte 1] had een grote rol. Hij doet zich voor als iemand anders. En als het geld dan was gestort, werd ik gebeld. En dan pinde ik. Ik wist dat het geld was wat niet goed was.
Ze brachten mij naar een pinautomaat en dan kreeg ik een pinpas met pincode en dan pinde ik het geld. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] belde mij
De rol van [medeverdachte 3] is een beetje hetzelfde als [bijnaam 2] . [bijnaam 2] is [medeverdachte 1] . Ik heb vanaf november 2014 geld gepind voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ook wel bij [medeverdachte 2] . Het geld dat ik pinde heb ik allemaal afgegeven aan hen. Soms had [medeverdachte 1] de pinpas en soms [medeverdachte 2] . Ze gaven de bankpas aan mij in een pakje Marlboro. Ze maakten de bankpas eerst goed schoon, om te voorkomen dat hun vingerafdrukken er op stonden. En dan deden ze hem in een Marlboro pakje.
Ik kreeg voor € 2000 pinnen ongeveer 40 of 50 euro. En voor pinnen in een winkel kreeg ik dat ook. Ik had soms een excuus om niet bij de pinautomaat te pinnen, zoals "dat ik een limiet had van 250 euro, een scholieren-limiet", en dan stond ik soms naast een pinautomaat en dan moest ik die smoes verzinnen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verzonnen ze.
Soms zitten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] samen, dan weer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dan weer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 6] wordt [bijnaam 1] genoemd. Het klopt dat ik met hem ben wezen pinnen. Hij heeft mij een paar keer vervoerd. [medeverdachte 7] is de vriend van [medeverdachte 9] . Af en toe stond hij met [medeverdachte 2] in contact. Ik heb [medeverdachte 7] in contact gebracht met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] en ik hebben elkaar leren kennen via [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] is de schoonzoon van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 3] belde mij wel vaak om geld er af te halen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] staan boven mij. [bijnaam 2] besliste dat ik een telefoon moest meenemen. Dat waren telefoontjes van € 10 of zo. Met beltegoed. Met die telefoon werd maar een paar dagen gebeld. Vooral [bijnaam 2] zei vaak dat we scherp moesten blijven. Ik kwam om te werken in de wagen van [medeverdachte 6] , de woning van [medeverdachte 2] , bij [medeverdachte 9] en bij mijzelf. Soms betaalde ik voor het internet of beltegoeden, ik deed dat bij het bij-pinnen. Dus dat werd betaald door het geld wat je pinde. [medeverdachte 1] zei dat altijd, ‘haal nog even 2 Lebara op.’
Normaal gesproken werd ik gebeld op het telefoonnummer van mijzelf. Soms haalde [bijnaam 2] een telefoon voor mij. Hij was het idee om te wisselen, hij had namelijk ervaring met telefoontaps.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2015, 19 maart 2015, 13 mei 2015, opgenomen in het persoonsdossier zaak V-01 op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
Ik deed zaken met [medeverdachte 3] , mijn schoonzoon, en [medeverdachte 2] . Hun plaatsten de advertenties. Ik deed het praatwerk als er gebeld werd. Zij pakten een firma en daar werd een factuur op gemaakt en via de mail verstuurd. We gebruikten de naam [naam bedrijf] . De naam in de advertentie die door ons werd gebruikt was Klaas of Henk, je gebruikte nooit je eigen naam. Als ik wist waar iemand vandaan kwam, dan zei mijn zogenaamde chauffeur, [medeverdachte 3] in dit geval, dat hij daar in de buurt moest zijn. Dan werd er met elkaar gesproken als: "jij moet nog een rit, een retourvracht, doen Arnhem", en dan zeiden we dat de shovel wel mee kon. We speelden het spel met de chauffeur vaak bij [medeverdachte 8] . Ik zat ook wel bij [medeverdachte 2] in zijn eigen huis.
Het bedrag van de aankoop moet overgeschreven worden op een bankpasnummer, dan wordt een factuur gemaakt, en via de mail verstuurd. En dan maakt die man/koper het bedrag of de aanbetaling over. Dan wordt het geld erop gestort en vervolgens moest het er afgehaald worden. [medeverdachte 3] regelde het rekeningnummer en het pasje. Hij had soms 2 of 3 passen. Vervolgens wordt er gebeld en dan krijgt degene die het geld van de rekening haalde er een paar honderd euro van. [medeverdachte 8] pinde. Hij kreeg 300 à 400 euro per keer. Hing van het bedrag af dat er op stond.
[medeverdachte 3] logt in en ziet dan het saldo staan met internet bankieren. Dan werd er gebeld naar [medeverdachte 8] . We zeiden dan: "Koffie is klaar." Dan wist [medeverdachte 8] dat er geld op de rekening staat en dat er gepind kan worden. Dan kwam hij bij mij, of ik ging naar zijn huis.
De verdeling van het geld ging als volgt. Ieder krijgt 30% de pasjesman, [medeverdachte 3] en ik. De pasjesman is degene die de pasjes geregeld heeft. 10% gaan naar de pinner. Ik heb dat gedurende een maand of 7 à 8 gedaan.
De advertenties werden geplaatst met een laptop. [medeverdachte 2] had een zwarte, en [medeverdachte 3] een grijze. Via een stick maakten ze contact met internet, met een soort pen, een dongel. De dongel was van [medeverdachte 3] . Er werden verschillende telefoons gebruikt. Die telefoontjes regelde [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] of ik bij de Kijkshop. [verdachte] was er ook bij betrokken.
In het tapgesprek wat u mij laat horen ben ik in gesprek met [medeverdachte 8] . [1] [medeverdachte 8] probeert te pinnen bij een bank en dat lukt niet. Hij belt mij en zegt dat de lottogetallen niet goed zijn. Daarmee bedoelt hij dat de pincode behorende bij de bankpas niet klopt. Ik geef hem dan de juiste pincode. In een ander tapgesprek wat u mij voorhoudt hoor je dat ik ook met [medeverdachte 8]
bel. [2] Hij is aan het pinnen en ik zeg tegen hem dat hij nog 17 kilometer moet rijden. Ik bedoel dan dat hij een bedrag van 17 euro's op de rekening moet laten staan om de advertenties, die we op marktplaats plaatsen, te betalen.
[medeverdachte 3] kijkt op dat moment op het internetbankieren en kan zien hoeveel geld eraf gehaald kan worden. Als [medeverdachte 8] ging pinnen werd het geld aan [medeverdachte 3] afgegeven. Per portie werd het geld verdeeld. [medeverdachte 3] was zeg maar de directeur van de bank.
U houdt mij een tapgesprek van 18 januari 2015 voor. [3] Dat zijn [bijnaam 4] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zou [bijnaam 4] hebben laten weten dat er 7500 euro was gestort. In het gesprek hoor je de bijnaam van [medeverdachte 3] hij is [bijnaam 4] , mijn bijnaam is [bijnaam 5] en [medeverdachte 2] bijnaam is [bijnaam 3] , een groene is een ABN. Ik pin zelf niet. Ik ga nooit bij een pinautomaat staan. En ik ga ook niet bij een camera staan. Als je een advertentie geplaatst hebt, moet je een code doorgeven. Dan kan er met een rekeningnummer worden ingelogd. Met ING met chip kun je ook via internet
geld overmaken. Een advertentie kost ongeveer 30 euro en dan gaat het met een klik. Je zet er bijvoorbeeld een boek op, dan doe je dat met een klik, vervolgens verplaats je dat boek voor bijvoorbeeld een minigraver. Op die manier kun je een advertentie goedkoper plaatsen.
Als er geen pin voorhanden was werd er uitgeweken naar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en naar anderen. Bedragen werden ook doorgestort. Ik deed vaak de graafmachines en shovels, bouwmachines. Ik heb nooit de beschikking gehad over deze machines. Alles was ik op Marktplaats zette was gebakken lucht. Als er geld op een rekening stond haalde [verdachte] of [medeverdachte 7] het eraf. Ik regelde dat er geld op de passen kwam. [medeverdachte 4] regelde ook passen. Als er geld op stond gingen we kijken wie er zin had om te pinnen. De ene keer deed ik dat, dan weer [verdachte] of [medeverdachte 2] , en [verdachte] pinde ook wel eens zelf. Via internetbankieren konden we in de gaten houden hoe het pinnen verliep. We betaalden samen voor het internet en de beltegoeden, om de beurt gooiden we er beltegoed op.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 maart 2015 en 18 maart 2015, opgenomen op pagina 22 e.v. van persoonsdossier zaak V-02 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
Ik ben medeplichtig aan oplichting. Ik heb advertenties geplaatst en facturen gestuurd. Ik moest een artikel opzoeken van mijn oom [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) en die zei wat ik erop moest plaatsen. Ik ging dan naar een Duitse site en daar zocht ik de machines. Via google Translate kon ik het vertalen. Ik kopieerde de foto’s en dat zette ik op marktplaats. En de prijs zette ik daar ook op. [medeverdachte 1] werd dan gebeld en voerde gesprekken. We maakten gebruik van mobiele telefoons en Lebara kaartjes. [medeverdachte 1] had die kaartjes altijd bij zich. Die regelde dat. De advertenties werden gezet op marktplaats.nl, tweedehands.nl, en speurders.nl. Dat deden we bij mij thuis.
De bankpas van [naam] en [naam] heb ik geregeld. De pinner krijgt geld. [verdachte] kreeg 400 of 500 euro voor het pinnen. Vanaf november 2014 had ik een bankpas van [naam] .
[naam] had geld nodig hij heeft € 1500 gekregen voor zijn pas. Het oplichten noemden wij vissen. [medeverdachte 3] deed ook mee. Kijk, als [medeverdachte 3] een klant had en hij had een ABN AMRO bankpas nodig, dan belde hij wel op en vroeg hij mij om een bankpas. Wij gaven elkaar soms de bankgegevens om geld te laten storten.
Ik speelde tijdens de verkoopgesprekken wel eens de rol van chauffeur. Dat ik ergens heen moest rijden. Ik keek dan naar [medeverdachte 1] en die zei bijvoorbeeld tegen mij: " [plaats] " en dan wist ik dat ik als chauffeur moest zeggen dat ik naar [plaats] moest. [medeverdachte 1] had dan een telefoon klaarliggen en daarop werd gebeld. Het telefoonnummer in het scherm konden we dan in google opzoeken of die persoon gekoppeld is aan een bedrijf, of al eens is gebeld door ons, of al eens is opgelicht. Hij belde dan iemand terug als het safe was.
Hij wist dan soms al waar die persoon vandaan kwam, dan was het praten en zo. Dat wist [medeverdachte 1] allemaal goed te doen. Het was de truc om de mensen niet langs te laten komen om de shovel te laten zien en zo. Er moest geld worden overgemaakt. Ik maakte de facturen. Zoals [naam bedrijf] heb ik gebruikt voor de site digitale facturen. Want daar moest je alles invoeren, KVK nummer en zo. En dan vulde ik dat aan met het in mijn bezit zijnde bankrekeningnummer.
Als het geld werd overgemaakt, dan lieten we het limiet van de bankrekening verhogen. Dat deed [verdachte] bijvoorbeeld. Hij deed zich voor als eigenaar van de bankpas en vroeg dan of de limiet omhoog kon. Ik verzon e-mailaccounts, vaak voornamen van een man en een vrouw. De inloggegevens kregen we van de bankpaseigenaar zelf. Meestal regelde ik zelf de bankpassen.
Er moest eerst een groot bedrag op de rekening staan en daarna kun je het limiet pas verhogen. En dat is online te regelen. Als die persoon dezelfde bank had, dan was het snel overgemaakt. En als de persoon een andere bank had, dan deden ze een spoedoverboeking. En soms belden we weer op met het verhaal dat de chauffeur iets later kwam of dat er wat anders aan de hand was. Ik was wel eens chauffeur en soms van [medeverdachte 1] dat ook wel. [medeverdachte 3] kwam wel eens bij mij en [verdachte] . En [medeverdachte 10] kwam langs. Hij pinde ook voor ons. [medeverdachte 10] deed mee als [verdachte] niet kon. En [medeverdachte 7] deed mee als anderen niet konden. [verdachte] en ik hadden contact over de pinner. [verdachte] pinde zeg maar € 5.000. Dan kreeg de bankpaseigenaar €2.500, de pinner kreeg € 500 en dan kreeg ik € 1.000 en [medeverdachte 1] € 1.000. Zo was de verdeling volgens mij. Oompje is de oom van [verdachte] , hij heet [medeverdachte 7] .
Wij hadden die machines niet. Dat was een leugen, lucht. Wij zouden nooit een trekker kunnen leveren in die gesprekken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden in [plaats] ook een adres waar ze zaten om op te lichten. Dat was in een huis van die man die ook pinde voor [medeverdachte 1] . Als mijn oom [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] was dan hadden ze mij niet nodig. Dan hoefden ze ook niet te delen. Ik had met [medeverdachte 7] wel sms-berichten en telefoongesprekken over gebruikersnamen en codes. Die codes waren bedoeld als ‘clickers’ om dagtoppers te maken op het internet. [medeverdachte 7] gebruikte zijn eigen bankrekening om te betalen.
Voor een topadvertentie had je wel 50 of 70 cent nodig. En dus belde ik [medeverdachte 7] op. Hij betaalde dus met de rekening van hemzelf om te zorgen dat hij geld betaalde om een ‘clicker’ te kopen. En als hij betaalde, dan kreeg [medeverdachte 7] die code. En ik moest die code hebben om te verifiëren dat ik die advertentie had geplaatst. Ik ga niet zelf pinnen want ik wil niet op de camera.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 maart 2015 en 23 maart 2015, 24 maart 2015 en 25 maart 2015, opgenomen op pagina 10 e.v. van persoonsdossier zaak V-08 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 10] Rombouts:
[medeverdachte 2] is de neef van mijn vrouw. [medeverdachte 1] is de oom van mijn vrouw. [medeverdachte 3] is de man van de nicht van mijn vrouw. [verdachte] wordt ook wel [bijnaam 6] genoemd. [bijnaam 7] is mijn bijnaam. Een bal is een bankpas. Een groene is een ABN pas. Een oranje is een ING pas. Een gouden is een Rabo pas.
Ik heb voor [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepind. Ongeveer 10 keer. Ik heb er geld voor gekregen.
Ik wist van een pas dat de limiet was overschreven en toen moest ik naar de Mediamarkt iPhones en tablets halen. Ik heb dat met twee verschillende passen gedaan. Ik bracht ze naar [medeverdachte 2] toe. Ik werd meestal opgehaald door [medeverdachte 2] . Ik ging ook wel een naar zijn huis aan de [adres] . [medeverdachte 2] gaf mij de pincodes van de bankpassen. Als ik pinde kreeg ik tussen de 50 en 100 euro, ook voor de telefoontjes als ik die voor hem verkocht.
Ik kocht ook telefoontjes voor hem bij de Kijkshop. [medeverdachte 3] heeft me weleens opgehaald en naar [medeverdachte 2] gebracht. Ik werd door [medeverdachte 2] gevraagd om te pinnen met de pas van [naam] . Ik werd toen rondgebracht. Ik heb bij de Jumbo gepind, bij een Poeisz en een Casino in [plaats] . Meestal koop je beltegoed of sigaretten en dan pin je geld bij. Ik legde de spullen in de auto en dan gingen we naar de volgende.
Ik kocht ook wel eens een kratje bier bij de IHO in [gemeente 1] . Ik pinde dat extra geld bij. De laatste keer was het 500, ik heb ook wel 1000 euro gepind. Ik vroeg altijd eerst hoeveel geld ik kon pinnen dan noemden ze het bedrag en zei ik dat ik dat bij wilde pinnen.
U houdt mij een tapgesprek voor van 13 januari 2015. Ik herken mijn stem. Ik voer dit gesprek met [medeverdachte 3] . Het gaat over pinnen. [4]
[medeverdachte 3] zegt dan 4. Als ik dat hoor moet ik 2500 euro eraf pinnen en krijg ik er 500 euro voor. Maar meestal krijg ik 50 of 100 euro. Anderen moeten dan ook wat krijgen. Ik krijg nooit 500 euro. Ik heb af en toe gepind en de pas van Ojers heb ik geregeld. Ik reed ook rond met jongens om te pinnen.
U houdt mij tapgesprekken voor van 13 januari 2015. [5] Ik ben in gesprek met [medeverdachte 3] . Ik moest naar zijn wagen komen om de pas van [naam] te halen.
Toen heb ik daarna met de pas gepind.
Ik had een RABO pas en toen moest ik naar 3 verschillende plekken. Ik heb toen in totaal voor 2500 euro gepind. Ik werd gebracht in een auto. Het geld werd in een zak of in de auto gestopt. Ik kreeg pas betaald als alles eraf was. En dat lukte vaak niet. Ik kreeg soms niet het deel dat mij beloofd was. Ik heb gepind en bankpassen geregeld. Ik was wel bij het plaatsen van advertenties. Soms zat ik te wachten om te pinnen. Toen heb ik ook geklopt, dat werd mij gevraagd. Mij was verteld als er gebeld werd dat ik moest kloppen en dan zeggen dat ik ergens heen ging, dat ik naar een bepaalde plek ging als chauffeur. Ik zag dat ze mensen aan het oplichten waren. De gesprekken gingen over machines maar ik zag die machines niet. De ene belde en de andere plaatste advertenties. Ik heb ook advertenties geplaatst. Ik kreeg gegevens en dat moest ik doen. Naast [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] was er ook een dikke man met een kaal hoofd en tattoos aanwezig. Ook hij zat te wachten tot er gepind kon worden. U houdt mij een tapgesprek d.d. 14 januari 2015 10:59:31 uur voor. [6] Ik had opdracht gekregen om er 20 euro af te halen. Dus heb ik dat gedaan. Als ik de opdracht niet uitvoer krijg ik geen geld.
Als ik met [medeverdachte 8] meereed om te pinnen had ik contact met [medeverdachte 3] over de bedragen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 4 maart 2015 en 24 juni 2015 opgenomen op pagina 12 e.v. van persoonsdossier zaak V-11 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 9] :
Sinds november 2014 heb ik meegedaan. [medeverdachte 7] had mensen gesproken en die heeft mij toen verteld dat als wij onze pas zouden afgeven we geld konden verdienen.
Ik heb gehoord dat iemand die ze " [bijnaam 3] " noemen dat zou doen. Ik heb [bijnaam 3] een keer gezien. U toont mij een foto van [bijnaam 3] . [7] Dat is inderdaad [bijnaam 3] , hij kwam wel bij ons thuis om het geld op te halen. Hij kwam met een kleinere, dikke wat oudere man.
U toont mij een foto. [8] Dat is de man die ik bedoel. Het geld wat er op kwam moest naar hun toe. We kregen meestal 10% soms iets minder. Ik heb vaak gepind. Ik denk wel 15 tot 20 keer. Van mijn eigen bankrekening. Ik had meerdere bankrekeningen tot mijn beschikking en heb er ook meerdere geopend. Het geld wat erop gestort werd was niet van mij. Via een code op de telefoon kon ik zien dat er geld op stond. Er stond op mijn bankrekeningafschrift "Kipper" ofzo. Ik wist niet eens wat een Kipper was. Ik heb dat er een paar keer bij zien staan. Ik moest eerst inloggen op mijn bank. Die jongens belden dan dat het geld eraan kwam. Dan ging ik kijken op internet en dan pinnen. Ik heb zelf wel eens overboekingen gedaan in opdracht van hun en ik heb ook wel eens de TAN code door gegeven. [verdachte] heeft de gegevens van mij aan [medeverdachte 2] gegeven. Ik was blij met het geld. Maar het is wel andermans geld. [medeverdachte 7] pinde eigenlijk heel vaak. Die had eigenlijk altijd mijn pas. Alleen voor grote bedragen moest ik gaan pinnen omdat ik me moest legitimeren en de opname limiet omhoog doen. U houdt mij een berekening voor dat als er wordt uitgegaan van ongeveer 30.000 euro gestort op mijn rekening en ook nog ongeveer zo’n bedrag op de rekening van [medeverdachte 7] we met 10% op ongeveer 5.500 euro uitkomen. Dat kan wel kloppen. Sinds november waren we met deze vorm van oplichten bezig. De afspraak was dat we alles gingen pinnen en dat we het geld dan wegbrachten. Ze belden van tevoren ons op dat er geld gestort werd en dat moesten we er dan direct afhalen en naar [gemeente 1] brengen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d.16 juni 2015 en 17 juni 2015 opgenomen op pagina 9 e.v. van persoonsdossier zaak V-12 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 7] :
Ik heb bankrekeningnummers van mij en [medeverdachte 9] beschikbaar gesteld, we konden wel wat geld gebruiken, ik hoorde dat [medeverdachte 2] daar mee bezig was en heb hem wat pasjes gegeven waar geld op gestort kon worden, 2 ABN passen en 3 of 4 ING passen, in totaal 6 rekeningnummers, op naam van [medeverdachte 9] en van mij. Er werden bedragen gestort van tussen de 500 en 7500 euro, daar schommelde het tussen. Soms werd het geld door iemand van hun er af gehaald, soms door andere mensen die ik niet ken. [medeverdachte 2] belde mij meestal op als er geld op stond, ik haalde dan het geld eraf en bracht dat naar [gemeente 1] . Ik zou 10% procent krijgen maar dat heb ik nooit gehad. Ze hadden smoesjes over wie er allemaal bij waren gekomen en ook een deel moesten hebben. Ik ken [medeverdachte 2] via [verdachte] . [medeverdachte 2] noemde mij oompie of ouwe. [verdachte] wordt [bijnaam verdachte] genoemd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ken ik niet van naam maar dat zullen die grote bolle en die ouwe dikke zijn.
Ik had vooral contact met [medeverdachte 2] en die ouwe die wel eens bij hem was. [verdachte] bemiddelde wel eens tussen [medeverdachte 2] en ons.
[bijnaam verdachte] belde mij ook om te zeggen dat er wat op stond. Als ik ging pinnen reed ik naar de ING en vroeg of ze de rekening omhoog konden gooien. Ik deed dat bij die ING in de Primera in [plaats] . Ik vroeg dus om de limiet te verhogen en dat werd zonder vragen gedaan. Ik pinde vervolgens het geld en bracht dat weg.
Ik breng het geld dan naar [gemeente 1] en geef het aan [medeverdachte 2] . Die ouwe was daar negen van de tien keer bij, die andere gast was er maar een paar keer bij, tussen de twee en de vier keer. [bijnaam 4] , zo werd die gast genoemd. [medeverdachte 2] deed meestal het woord, ik zie [medeverdachte 2] echt als het hoofdbrein achter die oplichtingspraktijken. [medeverdachte 2] had de inloggegevens van de bank, hij kon dus internet bankieren. Als [medeverdachte 2] de rekening gebruikte voor het plaatsen van een advertentie kreeg ik een code op mijn telefoon die ik dan weet naar hem stuurde. Zo kon hij via Ideal betalen. Ik heb er wel een beetje mee verdiend, maar zeker geen kapitalen.
U houdt mij een bericht voor van 22 januari 2015. [9]
In dit bericht staat mijn telefoonnummer en het bankrekeningnummer van [medeverdachte 9] . Het gaat om inloggegevens voor internetbankieren. Dit bericht werd verstuurd door [medeverdachte 2] . U houdt mij een rekening voor waar stortingen op zijn gedaan. [10] Dat is mijn gewone rekening. Te zien is dat [naam] € 2800,00 stort op mijn rekening. Dat komt allemaal bij [medeverdachte 2] en zijn team weg. Hij had mijn pasje ook wel eens. U houdt mij voor dat er in totaal € 22.225 op de rekeningen is gestort. Ik heb dat geld aan [medeverdachte 2] overgedragen, Ik denk dat ik er maximaal 700 euro van heb gekregen. Mijn betrokkenheid bij de oplichtingszaken bestaat uit het beschikbaar stellen van diverse bankrekeningnummers met toebehoren, zodat er bijvoorbeeld internetbankieren gebruikt kon worden door derden, en uit het opnemen (pinnen) van diverse grote geldbedragen. Men zat in de telefoongesprekken wel veel te pushen en te zeuren, ik zat niet op hetzelfde niveau qua overleg, het werd over het algemeen zo geregeld als zij het zeiden.
U laat mij foto`s zien van de personen die ik in mijn verklaring de Ouwe en de Bolle noem. [11] Ik herken beiden als de ouwe en de bolle. Ik denk dat een maand of vijf onze passen en rekeningnummers beschikbaar waren.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-
Nederland d.d. 22 juni 2015 opgenomen op pagina 1 e.v. van persoonsdossier zaak V-13 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 6] :
Ik heb twee namen, mijn roepnaam is [bijnaam 1] . Ik heb er voor een deel aan mee gedaan. Mijn broer [medeverdachte 1] vroeg mij of hij samen met [medeverdachte 3] dat is zijn schoonzoon, bij mij in de wagen mocht zitten. Ze zaten daar met laptops. En ik kon ook een deel verdienen als er geld gestort zou worden. Het ging over aanhangers en kranen. Toen ik hoorde wat ze deden, dacht ik dat is makkelijk verdienen. Er zat nog wel eens iemand bij, een donkere jongen, [medeverdachte 2] . Ik had een rol gekregen om aan de telefoon te komen. Dat heb ik wel gedaan. Praten kan ik goed. Ik moest gesprekken voeren. De machines die wij verkochten heb ik nooit gezien Ik heb een keer een paar honderd euro gehad. Ik kreeg dat geld van [medeverdachte 1] en van [medeverdachte 3] . Er waren wel eens andere jongens. Als de transactie werd gedaan wist ik dat niet altijd. Dat waren [medeverdachte 3] en mijn broer die dat wisten of het geld er was.
Het klopt dat wij niet echt de beschikking hadden over dat soort materiaal die wij te koop aanboden. Mijn wagen werd gebruikt. Ik heb twee keer iemand rondgereden als chauffeur. Een keer [medeverdachte 10] en een keer een andere jongen die ook op het kamp heeft gewoond. Ik ken hem als [bijnaam 6] . We gingen met het geld terug naar de wagen.
Voordat ik de pinner ging ophalen kreeg ik de pinpas in de wagen met de pincode op een papiertje. De passen lagen dan bij mij in de wagen op tafel. Dan moest ik er één pakken. We waren ook wel bij [medeverdachte 2] thuis.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 5
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen.
Organisatie
Van een organisatie is sprake als vaststaat dat een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband bestaat tussen twee of meer personen, hier dus tussen verdachte en tenminste één andere persoon. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Oogmerk tot het plegen van misdrijven
Als kan worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie dan is voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk heeft om misdrijven te plegen. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie.
Deelneming aan een organisatie
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf. Voor deelname is voldoende dat verdachte weet dat de organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of zijn gepleegd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft daadwerkelijk zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is dan ook reeds strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan een criminele organisatie.
Beoordeling
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, blijkt naar het oordeel van het hof dat de internetoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die internetoplichting door verdachte en zijn medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden, verschillende rollen vervulden. Binnen de organisatie bestond een duidelijke structuur. Uit telefoontaps en uit verklaringen van verdachten is gebleken dat er zeer veel onderling contact was en dat er veelvuldig contact was met derden, niet alleen per telefoon, maar ook in persoon. In de telefoongesprekken werd vaak gebruik gemaakt van versluierend taalgebruik.
De drie leiders van de organisatie stuurden de zogenoemde ronselaars en cashers aan en bepaalden de verdeling van de opbrengst.
Het hof is van oordeel dat de internetoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die internetoplichting door verdachte en/of zijn medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden verschillende rollen vervulden. Verdachte behoorde tot dit samenwerkingsverband en heeft een significant aandeel gehad in gedragingen die strekken tot de verwezenlijking van het doel van de organisatie, te weten het plegen van internetoplichting.
Hoewel het hof verdachte zal vrijspreken van het meermalen medeplegen van oplichting, zal het hof verdachte wél veroordelen voor het meermalen plegen van heling. Verdachte heeft die handelingen ook bekend. Daarnaast blijkt uit zijn verklaring(en) en die van zijn medeverdachten dat hij de pinhandelingen in georganiseerd verband heeft gepleegd, terwijl daaruit ook blijkt van een structuur met een zekere mate van hiërarchie. Verdachte heeft verklaard dat hijwist dat het vele geld dat hij pinde niet goed was. Ook heeft hij verklaard dat hij ten behoeve van het pinnen werd gebeld door medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en dat hij het geld dat hij pinde aan hun aangaf. Soms traden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] samen op, dan weer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dan weer [medeverdachte 3] . Ook pinde verdachte wel met medeverdachte [medeverdachte 6] . Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij [medeverdachte 7] met [medeverdachte 2] in contact heeft gebracht.
Dat het hof niet heeft bewezenverklaard dat verdachte de internetoplichtingen heeft medegepleegd, terwijl de organisatie – zoals ook is tenlastegelegd en het hof heeft bewezenverklaard – het plegen van die oplichtingen wel tot doel had, staat aan een bewezenverklaring van verdachtes deelneming aan die organisatie niet in de weg. Dat blijkt al uit hetgeen hiervoor staat overwogen over de inhoud en strekking van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, maar volgt ook uit bestendige rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122 en HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651 en de conclusie van de advocaat-generaal bij dat arrest, randnummer 4). Het hof zal verdachte ook voor dat tenlastegelegde feit veroordelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 9 januari 2015 tot en met 12 januari 2015 te [gemeente 1] ,
althans in Nederland, een geldbedrag
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en met 12 januari 2015 te [gemeente 1] ,
althans in Nederland,een geldbedrag
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 18 januari 2015 tot en met 19 januari 2015 te [gemeente 1] ,
althans in Nederland, een geldbedrag
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 22 januari 2015 tot en met 23 januari 2015 te [gemeente 1] ,
althans in Nederland, een geldbedrag
heeft verworven,voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
5.
hij in
of omstreeksde periode van 31 augustus 2014 tot en met 25 februari 2015 in
de gemeente [gemeente 1] , althansin Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder anderen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
(zogeheten Marktplaats)oplichting
(en
).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair bewezenverklaarde levert telkens op:
opzetheling.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van internetoplichtingen. Zijn rol bestond erin dat hij giraal verkregen geldbedragen voor die organisatie heeft veiliggesteld door deze bedragen te pinnen en aan andere deelnemers in de organisatie over te dragen. Met het uitvoeren van deze pintransacties heeft verdachte zich telkens ook schuldig gemaakt aan opzetheling.
Verdachte heeft weliswaar geen leidinggevende rol in de organisatie gespeeld, maar dat neem niet weg dat zijn rol van essentieel belang was voor het veiligstellen van de uit oplichtingen verkregen opbrengsten voor de criminele organisatie. Door de oplichtingen zijn veel personen bedrogen uitgekomen en is veel schade toegebracht. Zij betaalden veel geld voor goederen die zij dachten via internet te verkrijgen maar die ze nooit geleverd hebben kregen. Dergelijke oplichtingspraktijken kunnen het vertrouwen in de handel via internet in het algemeen ernstig schaden. De bedrijven op wier namen advertenties zijn geplaatst en facturen zijn uitgegaan zijn, naast de kopers die het betaalde goed niet ontvingen, eveneens de dupe geworden van het handelen van de criminele organisatie. Deze bedrijven werden in het dispuut over het uitblijven van leveringen betrokken en leden imago-schade. Verdachte heeft zich kennelijk geen moment bekommerd om de schade voor de gedupeerden en heeft gehandeld met uitsluitend eigen financieel gewin voor ogen. Het betreffen ernstige feiten, waarvoor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2021 en een reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord-Nederland van 12 juli 2017. Uit deze stukken komt naar voren dat verdachte vanaf 2004 tot en met de onderhavige feiten in 2015 veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen, hoofdzakelijk wegens vermogens- en geweldsdelicten. Ter terechtzitting van 29 november 2021 is een meer actueel beeld van de persoon van verdachte verkregen. Verdachte woont sinds ongeveer twee jaren samen met zijn vriendin in een huurwoning en zij hebben samen de zorg voor drie kinderen. Daarnaast heeft verdachte gezag verkregen over zijn zoon, met wie hij een omgangsregeling heeft. Het gezin leeft op bijstandsniveau en is bezig met de afbouw van een schuldhulpverleningstraject. Verdachte lijkt zijn leven een positieve draai te hebben gegeven en zijn zaken relatief goed op orde te hebben. Het hof ziet daarvan een weerspiegeling in de hiervoor genoemde justitiële documentatie. Hoewel verdachte na de onderhavige feiten van 2015 nog eenmaal is veroordeeld voor heling, is een duidelijk contrast zichtbaar met de periode daarvoor.
Het hof doet uitspraak meer dan drie jaren nadat in eerste aanleg vonnis is gewezen en is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Hiermee zal in strafmatigende zin rekening worden gehouden.
Het hof ziet in de hiervoor besproken persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop in de strafzaak aanleiding om in het onderhavige geval geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aan verdachte op te leggen. Om voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten acht het hof oplegging van een taakstraf van de maximale duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf is tevens bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, zal het hof daarnaast.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] (feit 1), [benadeelde partij 2] (feit 2) en [benadeelde partij 3] (feit 4) hebben zich in eerste aanleg, ieder voor zich, in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vorderingen bedragen respectievelijk € 1.000,00, € 9.250,00 en € 2.200,00 aan materiële schade. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partijen hebben in hoger beroep de vorderingen gehandhaafd.
Het hof zal verdachte in het onderhavige arrest vrijspreken van (het medeplegen van) oplichting en hem veroordelen voor telkens opzetheling. Naar het oordeel van het hof staat het bewezenverklaarde handelen van verdachte niet in zodanig verband met de schade van de benadeelden dat sprake is van rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Zij kunnen hun vorderingen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 140 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A. Meester, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 13 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Buiten staat
Mr. A. Meester is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tapgesprekken pagina 37, persoonsdossier V-01.
2.Tapgesprekken pagina 37, persoonsdossier V-01.
3.Tapgesprekken pagina 39, persoonsdossier V-01.
4.Tapgesprek pagina 22, persoonsdossier V-08. [medeverdachte 3] wordt in dit gesprek aangeduid met nummer 0097.
5.Tapgesprek pagina 34, persoonsdossier V-08. [medeverdachte 3] wordt in dit gesprek aangeduid met nummer 0097.
6.Tapgesprek pagina 40, persoonsdossier V-08. [medeverdachte 3] wordt in dit gesprek aangeduid met nummer 0097.
7.Foto [bijnaam 3] ( [medeverdachte 2] ), pagina 13, persoonsdossier V-11.
8.Foto [medeverdachte 1] , pagina 13, persoonsdossier V-11.
9.Bericht, pagina 14, persoonsdossier V-12.
10.Rekening, pagina 21 persoonsdossier V-12.
11.Foto’s [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , pagina 43, persoonsdossier V-12.