In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel aangevochten. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 10 juni 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegmoeder verlengd tot 10 december 2021. De moeder verzocht het hof om deze beslissingen te vernietigen.
Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige], die sinds 10 maart 2020 bij de pleegmoeder woont. De moeder ontkent de zorgen en accepteert geen hulpverlening, wat de situatie bemoeilijkt. Het hof oordeelt dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, omdat de moeder niet in staat lijkt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich te nemen.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ook noodzakelijk is, gezien de aanhoudende zorgen over de opvoedingssituatie. De moeder heeft weliswaar positieve ontwikkelingen aangevoerd met betrekking tot de verzorging van haar andere kinderen, maar het hof benadrukt dat de situatie van [de minderjarige] voorop staat. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarmee de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] zijn verlengd.