In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hier aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 8 juni 2021 de ondertoezichtstelling had verlengd, aangevochten. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, trad op als verweerster in deze procedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader gezamenlijk gezag uitoefenen over [de minderjarige], die in 2008 is geboren. De kinderrechter had eerder al verschillende maatregelen getroffen, waaronder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige]. De moeder had echter niet adequaat gereageerd op de problematiek van [de minderjarige], die onder andere te maken had met gedragsproblemen en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Het hof oordeelde dat de zorgen over [de minderjarige] niet waren verminderd en dat de moeder onvoldoende inzicht had in de situatie, wat de noodzaak voor de betrokkenheid van de GI onderstreepte.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor een jaar werd verlengd. Het hof benadrukte dat de continuïteit van de hulpverlening en de veiligheid van [de minderjarige] voorop stonden, en dat de moeder nog steeds niet de noodzakelijke hulpverlening accepteerde. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige].