Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 11 juni 2021;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Jansen van 2 november 2021 met producties.
- de moeder en haar advocaat;
- de vader en zijn advocaat;
- [naam1] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
3.De feiten
30 april 2021 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.
4.De omvang van het geschil
- primairdat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder zal zijn en een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige] ;
- subsidiairvoor het geval de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] niet bij de moeder wordt bepaald: als zorgregeling vast te stellen dat [de minderjarige] in de even weken van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de moeder verblijft en in de oneven weken van woensdag 12.00 uur tot 18.00 uur; en
- te bepalen dat de man een dwangsom zal verbeuren van € 250,- voor iedere keer dat hij in strijd handelt met de door de moeder verzochte zorgregeling, tot een maximum van € 10.000,-.
5.De motivering van de beslissing
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben; of
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben beide ouders te kennen gegeven dat zij het wel in het belang van [de minderjarige] achten dat [de minderjarige] (een vorm van) contact met de moeder heeft. Gebleken is echter dat dit contact sinds [de minderjarige] in oktober 2019 bij de vader is gaan wonen, niet structureel van de grond is gekomen en dat de moeder en [de minderjarige] elkaar sinds augustus 2020 helemaal niet meer hebben gezien. De ouders wijzen naar elkaar als oorzaak van het uitblijven van contact tussen de moeder en [de minderjarige] en beide ouders hebben zorgen geuit over de veiligheid van [de minderjarige] bij de andere ouder.
In 2020 heeft de raad een (beschermings)onderzoek gedaan en in april 2020 heeft de raad rapport uitgebracht. Het hof heeft dat rapport niet. De raadsvertegenwoordiger heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden (opnieuw) onderzoek te doen, onder de voorwaarde dat beide ouders toezeggen aan dat onderzoek te zullen meewerken. Beide ouders hebben vervolgens inderdaad toegezegd te zullen meewerken aan een raadsonderzoek naar de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. Op een vraag van het hof heeft de raadsvertegenwoordiger bevestigd dat de raad ook een aantal proefcontacten tussen de moeder en [de minderjarige] kan begeleiden, indien het hof hierom verzoekt. De vader heeft toegezegd ook aan dergelijke proefcontacten te zullen meewerken.
6.De beslissing
1 juni 2022te rapporteren;