ECLI:NL:GHARL:2021:11223

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
200.288.343
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2021 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen van partijen, die in 2017 zijn gescheiden. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de vader, verzoeker in het incidenteel hoger beroep, hebben beiden hun grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De moeder verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen meer tijd bij de vader kunnen doorbrengen, terwijl de vader verzoekt om de regeling te beperken. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2021 is gebleken dat er veel discussie is tussen de ouders over de uitvoering van de omgangsregeling en dat de verstandhouding tussen hen onder druk staat. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling voorlopig gehandhaafd moet blijven, totdat er meer duidelijkheid is over de situatie van de kinderen, vooral gezien de recente diagnose van diabetes type I bij de jongste. De raad voor de kinderbescherming is verzocht om een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling en de ouders hebben de gelegenheid gekregen om op het raadsrapport te reageren. De beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden totdat het onderzoek is afgerond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.343
(zaaknummer rechtbank Gelderland 372882)
beschikking van 7 december 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Wolfs te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 5 januari 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 november 2021 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat
  • [naam1] , namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3. De feiten
3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 te [plaats1] ,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 te [plaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van dit hof van 19 september 2017 is in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven:
- zolang hij nog geen zelfstandige woonruimte heeft iedere woensdag van 9 uur tot 18.00 uur en twee weken achtereen op zaterdag van 9 uur tot 20.00 uur, dan een weekend bij de moeder, en vervolgens twee weken bij de vader en zo doorlopend, alsmede gedurende de helft van de korte vakanties en feestdagen en de helft van de grote vakantie als de vader dan op vakantie gaat. De zus van de vader zal tijdens de korte vakanties niet aanwezig zijn.
Indien hij in de zomervakantie niet op vakantie gaat, dan geldt de reguliere regeling van de
woensdagen en de zaterdagen als hiervoor beschreven, en;
- vanaf het moment dat de vader zelfstandige woonruimte heeft iedere dinsdag van 18.00 uur tot woensdag 18.00 uur en twee weken achtereen van vrijdag 18.00 uur tot zaterdag 20.00 uur, dan een weekend bij de moeder, en vervolgens twee weken bij de vader en zo doorlopend, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank Gelderland – voor zover thans van belang - de regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven:
- wekelijks vanuit school op woensdag van 14:00 uur tot 18:00 uur (wanneer de kinderen op woensdag vrij zijn van school, zal dit zijn van 12:00 uur tot 18:00 uur);
- telkens twee weken achtereen op vrijdag vanaf 18:00 uur tot zaterdag 18:00 uur, waarna de kinderen een weekend bij de moeder zullen verblijven, en vervolgens twee weken bij de vader en zo doorlopend;
- in de vakanties zoals is weergegeven in rechtsoverweging 6.3;
- tijdens het Suikerfeest en het Offerfeest een halve dag (en een halve dag bij de moeder) en op de dagen dat er bruiloften van familie van de vader plaatsvinden, met dien verstande dat de kinderen op de dagen dat er bruiloften van familie van de moeder plaatsvinden bij de moeder zullen verblijven.
In 6.3 heeft de rechtbank het volgende ten aanzien van de vakanties opgenomen:
  • twee weken van de zomervakantie, waarbij de ouders onderling afspraken met elkaar maken over eventuele vakanties naar Marokko. Wanneer beide ouders (met de kinderen) op vakantie naar Marokko willen, maken zij onderling afspraken over de overdracht van de kinderen in Marokko;
  • in de even jaren in de voorjaarsvakantie (in de herfstvakantie bij de moeder) en in de oneven jaren in de herfstvakantie (in de voorjaarsvakantie bij de moeder);
- gedurende één week van de twee tweewekelijkse vakanties (dus één van de vier weken).
Ieder jaar zullen de ouders op 1 september met elkaar afspreken in welke van de vier weken mei-/kerstvakantie de kinderen bij de vader verblijven.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking voor zover deze ziet op de wijziging van de zorgregeling te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat de kinderen:
- iedere woensdag van na school tot 18.00 uur bij de vader verblijven en op de dagen dat er geen school is van 9.00 uur tot 18.00 uur;
- twee weekenden achtereen van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven en dan een weekend bij de moeder en zo verder;
- in de even jaren de voorjaarsvakantie bij de vader en de herfstvakantie bij de moeder verblijven en in de oneven jaren omgekeerd
- gedurende een week van alle tweeweekse vakanties bij de vader verblijven, waarbij de ouders op 1 september van ieder jaar afspreken welke week de kinderen gedurende de tweewekelijkse vakanties alsmede welke weken in de zomervakantie de kinderen bij de vader verblijven, waarbij de ouders ook afspraken maken over eventuele vakanties naar Marokko en wanneer beide ouders met de kinderen naar Marokko willen, over de overdracht in Marokko;
- gedurende het Suikerfeest en het Offerfeest een halve dag bij de vader en een halve dag bij de moeder verblijven;
- op bruiloften van familie van de vader bij de vader en op bruiloften van familie van de moeder bij de moeder verblijven.
4.3
De vader voert verweer in het principaal hoger beroep en komt in incidenteel hoger beroep.
De vader verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het principaal hoger beroep
de grieven van de moeder ongegrond te verklaren en het (gewijzigde) verzoek van de moeder af te wijzen
in het incidenteel hoger beroep
de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling te vernietigen en opnieuw beschikkende, te bepalen dat de kinderen iedere woensdag vanuit school van 14.00 uur tot 18.00 uur of wanneer de kinderen vrij zijn van school van 9.00 uur tot 18.00 uur bij hem verblijven, alsmede een halve dag gedurende het Suikerfeest en het Offerfeest een halve dag en dat zij op bruiloften van zijn familie bij hem verblijven.
4.4
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het incidenteel hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren en de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Gebleken is dat de moeder graag wil dat de kinderen meer bij hun vader verblijven dan de rechtbank in de bestreden beschikking als zorgregeling heeft bepaald. Zij vindt dat de vader zich onvoldoende inspant om een band met de kinderen op te bouwen en stelt dat zij de kinderen stimuleert om naar hun vader te gaan. De vader moet met zijn werkgever regelen dat hij vaker vrij kan zijn in de weekenden om meer tijd met de kinderen te kunnen doorbrengen.
5.3
De vader is juist van mening dat de momenten waarop de kinderen bij hem verblijven moeten worden teruggebracht, omdat hij de indruk heeft dat de kinderen zich bij hem niet op hun gemak voelen en geen emotionele toestemming krijgen van de moeder om bij hem te verblijven. Hij vindt dat uit het gedrag van [de minderjarige1] bij hem in huis blijkt dat zij is beïnvloed door haar moeder en dat zij het daarom niet fijn vindt bij hem. Verder is het voorgekomen dat hij [de minderjarige2] naar huis heeft moeten brengen, omdat [de minderjarige2] niet naar hem luisterde en ’s nachts voor veel onrust in huis zorgde. [de minderjarige2] heeft op school verteld dat hij door zijn vader is geslagen, hetgeen de vader betwist. De omgang met [de minderjarige2] is daarna een korte tijd niet uitgevoerd en nu verblijft [de minderjarige2] uitsluitend op woensdagmiddag bij hem. Dat gaat goed.
5.4
Het hof stelt vast dat er veel discussie tussen de ouders is omtrent de uitvoering van de omgangsregeling en dat het contact tussen de vader en de kinderen moeizaam verloopt. Een andere omstandigheid die de omgangsregeling negatief beïnvloed is het feit dat de verstandhouding tussen de moeder en de nieuwe echtgenote van de vader, met wie de vader inmiddels ook twee kinderen heeft, ernstig is verstoord.
Een complicatie ligt in het feit dat in juli 2021 diabetes type I bij [de minderjarige2] is vastgesteld. [de minderjarige2] moet ten gevolge daarvan dagelijks worden ingesteld op het toedienen van de juiste hoeveelheid Insuline. Dit brengt mee dat de vader ook goed moet worden geïnformeerd en geïnstrueerd over de behandeling van [de minderjarige2] om langere omgangsmomenten met [de minderjarige2] verantwoord te kunnen uitvoeren.
5.5
De raadsvertegenwoordiger heeft op de mondelinge behandeling in hoger beroep meegedeeld dat het nodig is dat de raad onderzoek gaat verrichten Er is sprake van een heel zorgelijke situatie. De ouders gaan volledig voorbij aan wat de kinderen nodig hebben. De raadsvertegenwoordiger heeft de indruk dat beide ouders niet altijd in het belang van de kinderen handelen en dat zij de kinderen in het kader van de omgang teveel zelf laten bepalen. De kinderen hebben beide ouders onvoorwaardelijk nodig. Voorlopig moet de huidige zorgregeling gehandhaafd blijven, met dien verstande dat [de minderjarige2] niet naar de vader toe kan als de vader niet met zijn diabetes kan omgaan. De raadsvertegenwoordiger biedt een omgangsonderzoek aan en sluit een uitbreiding van dat onderzoek door de raad naar een beschermingsonderzoek niet uit.
5.6
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling tussen de vader en de kinderen en het hof over de zorgregeling te rapporteren en te adviseren.
5.7
Het hof zal, mede gelet op het advies van de raad ter mondelinge behandeling om de huidige zorgregeling vooralsnog te handhaven, geen voorlopige beslissing geven over de zorgregeling voor de periode waarin de raad bezig is met het onderzoek. Het spreekt voor zich dat [de minderjarige2] alleen bij de vader kan verblijven als de vader kan omgaan met de diabetes van [de minderjarige2] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te (doen) stellen naar de zorgregeling tussen de vader en de kinderen van partijen: [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , en daaromtrent
uiterlijk op 3 mei 2022te rapporteren;
bepaalt dat de ouders de gelegenheid krijgen binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport hun schriftelijke reactie daarop te geven;
bepaalt dat de behandeling van de zaak daarna zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum (tenzij partijen aangeven dat een nieuwe behandeling niet nodig is en de zaak op de stukken kan worden afgedaan), waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen.
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. R. Feunekes;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen, vragen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 7 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.