ECLI:NL:GHARL:2021:11077

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
21-003064-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van poging tot doodslag, poging tot diefstal met geweld en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van een eendaadse samenloop van poging tot doodslag en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 20 april 2019, toen de verdachte, na betrapt te zijn bij een poging tot diefstal van een auto, de aangever, [benadeelde 1], met een mes in de buik stak. De aangever raakte ernstig gewond, met een geperforeerde maag en andere verwondingen, en had levensbedreigend letsel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep was gewijzigd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot doodslag en de poging tot diefstal, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen en deskundigen als voldoende betrouwbaar beoordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2].

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003064-20
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 31 augustus 2020 met parketnummer 05-720132-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans verblijvende in P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 februari 2021 en 14 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.D.A. Stam, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep is gewijzigd. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 20 april 2019 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de buik, althans het lichaam heeft gestoken/geprikt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 20 april 2019 te [pleegplaats] aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde maag en/of een gat in de alvleesklier en/of een stuk uit de alvleesklier, heeft toegebracht, immers heeft verdachte die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de buik, althans het lichaam gestoken/geprikt;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 april 2019 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen -die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de buik, althans het lichaam heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2019 te [pleegplaats]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
een auto en/of enig (ander(e)) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , weg te nemen met het oogmerk om hem/het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- in de auto is gegaan, en/of
- de stuurkap van die auto heeft verbroken, en/of
- de bedrading heeft losgehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: - die [benadeelde 1] een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp te tonen/voor te houden en/of met dat mes, althans met dat daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp, een stekende en/of zwaaiende beweging(en) te maken, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de buik, althans het lichaam, te steken/prikken;
en/of
hij op of omstreeks 20 april 2019 te [pleegplaats]
een navigatie systeem en/of enig(e) (ander(e)) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers heeft verdachte
- die [benadeelde 1] een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp getoond/voorgehouden en/of met voornoemd mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, een stekende en/of zwaaiende beweging(en) gemaakt en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de buik, althans het lichaam gestoken/geprikt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een deel van de omschreven kenmerken van de dader niet overeen komt met het signalement van verdachte en dat er een kans bestaat dat het DNA van verdachte via indirecte overdracht op de bekabeling in de auto is overgegaan, doordat de daadwerkelijke dader de schroevendraaier heeft aangeraakt, die verdachte eerder ter plaatse is verloren. In dit verband heeft hij naar voren gebracht dat in de NFI-rapportage van 12 augustus 2020 de betwistbare en wankele aanname is gedaan dat de dader geen handschoenen aan had. Voor het geval het hof ervan uit gaat of er rekening mee houdt dat er handschoenen werden gedragen en voor het bewijs wil gebruiken dat het DNA-profiel van verdachte op het draadje sterker is dan het DNA-profiel van de onbekende dader, heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan om de deskundige te bevragen over de implicaties van het gebruik van handschoenen op het bijdragen van celmateriaal aan de DNA-bemonstering.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn uitgewerkt. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt. [1]
Het hof onderschrijft de bewijsoverwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde, waarbij het hof overweegt dat deze naar zijn oordeel ook na de wijziging van de tenlastelegging onverkort van toepassing zijn. Hetgeen de raadsman in hoger beroep heeft aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel, zodat het hof de hiernavolgende overwegingen van de rechtbank overneemt en tot de zijne maakt. De overgenomen overwegingen zijn cursief weergegeven. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Waar de overwegingen van de rechtbank verbetering of aanvulling behoeven, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij op 20 april 2019 omstreeks 03:00 uur in zijn woning aan de [adres] was toen hij een auto hoorde starten. Hij hoorde dat dit een mislukte poging was. Hij keek uit het raam en hij zag iemand in de auto, een zwarte Renault Twingo, van zijn vriendin zitten. Hij zag dat deze persoon met een zaklampje in de auto scheen en van alles in de auto aan het overhoop trekken was. Hij had heel goed zicht op de auto en kon er precies inkijken. Hij zag dat deze persoon zwarte kleding aan had. Hij is vervolgens naar beneden gerend. Toen hij zijn portiek uit kwam zag hij een man lopen aan de andere kant van de straat, op de stoep. Deze man liep heel rustig alsof er niets aan de hand was. Hij sprak de man aan met: “He klootzak, ,je heb iets wat je niet hoort te hebben”. Hij zag dat de man gelijk begon te rennen. Hij is erachteraan gerend. De man rende op de [naam straat 1] linksaf richting het bruggetje in de richting van de [naam straat 2] . Net na het bruggetje kwam de man ten val, waardoor aangever bij hem kon komen. Hij zag dat er iets op de grond viel. Aangever raapte het voorwerp op en zag dat het een navigatiesysteem was. Hij zag dat de man voorover viel en een soort koprol of een halve koprol maakte. Hij zag dat de man op wilde staan. Aangever wilde de man slaan om hem te kunnen overmeesteren. Hij voelde ineens een prik, hij merkte dat de man hem had aangeraakt, maar hij merkte niet meteen dat hij gestoken was. Hij zag dat de man hem met een zaklamp in zijn ogen scheen. Hij zag dat de man nog een beweging maakte alsof hij naar hem wilde uithalen. Aangever deed vervolgens één of twee stappen terug. Hij werd ook verblind door de zaklamp waarmee de man in zijn ogen scheen. Op dat moment zag hij dat de man iets in zijn hand had. Hij kon niet goed zien wat het was, het leek een schroevendraaier of een mes. Het was wel wat breder volgens hem, dus hij denkt een mes. Hij schat dat dit voorwerp ongeveer vijftien centimeter lang was. Hij zag datde man
dit voorwerp in zijn rechterhand vasthield en dat hij de zaklamp in zijn linkerhand vasthield. Hij zag dat de man wegrende in de richting van de flat vrijwel direct aan de [naam straat 2] . Aangever is toen weer teruggelopen in de richting van zijn woning. Hij merkte dat hij bloedde bij zijn buik. [2] Later heeft aangever verklaard dat de Tomtom die de man onderweg had verloren van de vader van zijn vriendin was. Er is ook 2,40 euro aan kleingeld uit de auto van zijn vriendin weggenomen. Dit lag in het vakje bij de versnellingspook. Hetvoorwerp waarmee aangever werd gestoken,
was zilverkleurig of staalkleurig. [3] Getuige [benadeelde 2] , namens wie door aangever [benadeelde 1] al aangifte van een poging diefstal van haar auto was gedaan, heeft verder verklaard dat ze haar auto nooit op slot deed. [4] Uit bevindingen is gebleken dat er geen braaksporen aan de buitenzijde van de auto zijn aangetroffen. [5]
Signalement dader
Aangever [benadeelde 1] heeft de dader als volgt omschreven: blanke huidskleur, junkachtig gezicht/ingevallen bek, 30-35 jaar, blond kort haar, dat aan de zijkanten gemillimeterd en bovenop 2 à 3 cm lang was. Het haar was onverzorgd. er zat geen gel in en stond alle kanten op. De man was geschoren en hadmisschien
lichte stoppels. Hij had wel iets van gaten in zijn gezicht, iets van acne-achtig of misschien van de drugs. De man schatte hij ongeveer 1.90-1.95 lang, iets langer dan dat aangever is (1.89). Maar het kan ook zijn dat
de man iets hoger stond bij het bruggetje dan hij, dus kan hij moeilijk inschatten of de man echt langer was of dat hij gewoon iets hoger stond dan aangever. De dader heeft alleen tegen hem gezegd iets van ‘kneusje’ of ’knuppel’, of iets in die trant. Hij had deze man nog nooit eerder gezien, maar kreeg wel het idee dat de man de buurt kende. [6]
Getuige [benadeelde 2] heeft de jongen waar [benadeelde 1] achteraan rende als volgt omschreven: man, heel mager, blank, blond stekeltjeshaar en een donkere broek. [7]
Forensisch onderzoek Renault
Tijdens het forensisch onderzoek aan de Renault is geconstateerd dat de plastic kappen onder het stuur los lagen. De snoeren en stekkers onder het stuur hingen naar beneden. Deze zijn bemonsterd en de bemonstering is onderzocht.
Uit onderzoek door het NFI volgt dat het DNA van de bemonstering van de snoeren/stekkers een DNA-mengprofiel betreft, dat verkregen is van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte is hiermee vergeleken en komt hiermee overeen. Dit betekent dat verdachte kan hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Het leverde volgens het NFI twee hypotheses op. Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte en één willekeurige onbekende persoon. En hypothese 2: de bemonstering bevat van DNA van twee willekeurige onbekende personen. Het verkregen DNA-mengprofiel is volgens het NFI meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [8]
Ten aanzien van dit spoor (snoeren/stekkers) is door het NFI verder gerapporteerd [9] dat het DNA van minimaal een onbekende persoon bevat, waarbij de relatieve hoeveelheid DNA van deze persoon/personen dermate gering is dat met vergelijkend DNA-onderzoek niet kan worden vastgesteld van wie dit afkomstig is.
Ook hier zijn door het NFI [10] twee hypotheses getoetst. Onder hypothese 1 heeft verdachte de draden gehanteerd/losgemaakt bij het incident. De kans om DNA van verdachte aan te treffen in de bemonstering van de kabels wordt beoordeeld als betrekkelijk groot.
Onder hypothese 2 heeft een onbekende persoon de draden gehanteerd/losgemaakt. De kans op het aantreffen van DNA van verdachte in de bemonstering van de kabels (als gevolg van indirecte overdracht vanaf de schroevendraaier, via de handen van de onbekende persoon naar de kabels) wordt door het NFI beoordeeld als klein.
In de bemonstering van de kabels is DNA van verdachte aangetroffen en geen voor identificatiedoeleinden geschikte hoeveelheid DNA van een onbekende. Dit onderzoeksresultaat is door het NFI beoordeeld als waarschijnlijker als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is.
Door het NFI is bij de rapportage van 12 augustus 2020 betrokken dat de fijn motorische handelingen die naar verwachting nodig zijn bij het losmaken van de kabels in de auto en de weersomstandigheden niet gunstig zijn om handschoenen bij te dragen.Op grond hiervan heeft het NFI de aanname gedaan dat de dader geen handschoenen droeg. [11] Gegeven de fijn motorische handelingen die de dader naar het oordeel van het hof moet hebben verricht, sluit het hof zich bij deze premisse aan. Het hof komt daarom niet toe aan de behandeling van het voorwaardelijke verzoek van de raadsman.
Uit de verklaring van de NFI-deskundige ter zitting volgt kort gezegd dat het verkregen DNA profiel uit de bemonstering van de stekkers/snoeren nagenoeg een enkelvoudig profiel betreft met kenmerken van verdachte, alsmede dat als een derde die bedrading heeft beetgepakt, men die derde meer in de bemonstering zou verwachten. [12]
De rechtbank overweegt dat verdachte in de onderhavige periode in [pleegplaats] was. [13] Gelet hierop en de door het NFI berekende bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde van het uit bemonstering verkregen DNA-profiel, dat matcht met dat van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat het celmateriaal in de sporen die op de bekabeling van de Renault zijn aangetroffen, van verdachte afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het daarbij bovendien om een delictgerelateerd spoor. Het celmateriaal is immers aangetroffen op losgetrokken kabels die aangeraakt zijn door de dader om de auto te kunnen starten en welke kabels pas onder zijn bereik kwamen na het verwijderen van de kappen onder het stuur.
Verdachte heeft betwist dat hij de dader is en heeft een alternatieve toedracht geschetst: de “echte dader” moet de schroevendraaier hebben gebruikt, die verdachte een dag voor het delict kwijt is geraakt. Indirecte overdracht door de dader van verdachtes al aanwezige celmateriaal op de schroevendraaier vormt de verklaring voor de resultaten van het DNA-onderzoek.
De rechtbank verwerpt dit alternatieve scenario, waarvoor in het dossier geen steun te vinden is, omdat zij dit niet aannemelijk acht. In het geval de dader een onbekende man is. die verdachtes celmateriaal van de schroevendraaier heeft verplaatst naar de bekabeling onder het stuur, dan had het voor de hand gelegen dat die onbekende dader meer celmateriaal aan de bemonstering had bijgedragen, aldus de deskundige, in plaats van zo weinig celmateriaal dat daaruit slechts enkele DNA-kenmerken verkregen werden.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de man is die heeft ingebroken in de auto en die aangever ernstig, met een scherp voorwerp, heeft verwond. Verdachte heeft geprobeerd de auto te stelen, wat hem niet lukte; wel heeft hij een navigatiesysteem en geld uit de auto meegenomen. Het door aangever en zijn vriendin gegeven signalement brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel nu dit in grote lijnen overeenkomt met het signalement van verdachte.
Zwaar lichamelijk letsel
Aangever is op 26 april 2019 onderzocht door een forensisch arts. Het letsel is ingeschat op score 3 tot 4: ernstig tot levensbedreigend. Indien aangever niet tijdig en adequaat was behandeld en geopereerd, had hij aan het letsel (maagperforatie en bloeding uit de slagader) kunnen overlijden. Het letsel kon volgens de arts passen bij het steken met een mes of een schroevendraaier of een ander scherppuntig voorwerp waarmee gestoken kan worden. [14]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op deze wijze te handelen tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever. De buik is een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam, waarin zich onder meer belangrijke (slag)aderen en vitale organen bevinden. Algemeen bekend is dat het steken met een mes of een ander scherp voorwerp in de buikstreek dodelijk kan zijn. Door met een mes of met een ander scherp voorwerp in aangevers buik te steken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer aderen of organen met een vitale lichaamsfunctie zouden worden geraakt en dat aangever als gevolg van de ontstane verwondingen zou overlijden.
Conclusie feit 1 primair en feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende komen vast te staan dat verdachte op 20 april 2019 in [pleegplaats] heeft geprobeerd aangever opzettelijk van het leven te beroven door hem met een mes of een scherp voorwerp in de buik te steken. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - een gekwalificeerde poging diefstal van de auto en diefstal van een aantal goederen uit die auto. Het onder 1, primair, en onder 2 tenlastegelegde is dus wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op
of omstreeks20 april 2019 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde 1]
meermalen, althanseenmaal
, (met kracht)met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en
/ofpuntig
en/of snijdendvoorwerp in de buik
, althans het lichaamheeft gestoken/geprikt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op
of omstreeks20 april 2019 te [pleegplaats]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
een auto
en/of enig (ander(e)) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,die
/dat geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan
[benadeelde 1] en/of[benadeelde 2]
,weg te nemen met het oogmerk om hem
/hetzich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/ofdat
/dieweg te nemen goed
/goederenonder zijn bereik te brengen door middel van
braak en/ofverbreking,
- in de auto is gegaan, en
/of
- de stuurkap van die auto heeft verbroken, en
/of
- de bedrading heeft losgehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen
die[benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzijde vlucht mogelijk te maken
, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door: - die [benadeelde 1] een mes, althans een daarop gelijkend scherp en
/ofpuntig
en/of snijdendvoorwerp te tonen
/voor te houdenen
/ofmet dat mes, althans met dat daarop gelijkende scherpe en
/ofpuntige
en/of snijdendevoorwerp, een stekende en/of zwaaiende beweging
(en)te maken, en
/of
-
(vervolgens)die [benadeelde 1]
meermalen, althanseenmaal
, (met kracht)met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en
/ofpuntig
en/of snijdendvoorwerp, in de buik
, althans het lichaam,te steken/prikken;
en
/of
hij op
of omstreeks20 april 2019 te [pleegplaats]
een navigatie systeem
en/of enig(e) (ander(e)) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde
, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2],
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen
die[benadeelde 1] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers heeft verdachte
- die [benadeelde 1] een mes, althans een daarop gelijkend scherp en
/ofpuntig
en/of snijdendvoorwerp getoond
/voorgehoudenen
/ofmet voornoemd mes, althans een daarop gelijkend scherp en
/ofpuntig
en/of snijdendvoorwerp, een stekende en/of zwaaiende beweging
(en)gemaakt en
/of
-
(vervolgens)die [benadeelde 1]
meermalen, althanseenmaal,
(met kracht)met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en
/ofpuntig
en/of snijdendvoorwerp in de buik
, althans het lichaamgestoken/geprikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:

poging tot doodslag

en

ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking

en

diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Voor het geval het hof tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat dient te worden meegewogen dat [benadeelde 1] op 20 april 2019 cocaïne en alcohol had genuttigd en naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van anderhalf jaar eerder in de rede ligt dan de door de rechtbank opgelegde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft [benadeelde 1] in zijn buik gestoken, toen hij probeerde te ontkomen nadat hij was betrapt bij een (poging tot) diefstal van en uit de auto van de vriendin van het slachtoffer. [benadeelde 1] raakte hierbij zeer ernstig gewond, overleefde het incident ternauwernood en ondervindt er nog immer gevolgen van. Zodoende heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een (poging tot) diefstal met geweld. Aldus heeft verdachte niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 1] en op het eigendomsrecht van diens vriendin, maar ook in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid gevoed. Het hof rekent verdachte beide feiten zwaar aan en neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag teneinde zelf te kunnen ontkomen. Het hof heeft rekening gehouden met uitspraken in vergelijkbare zaken en neemt in ogenschouw dat voor een voltooide doodslag in vergelijkbare omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht tot twaalf jaar aangewezen zou zijn. Het hof neemt gezien het vorenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden als vertrekpunt voor de door verdachte gepleegde feiten. Het hof heeft verder rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 9 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de onderhavige feiten zowel onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict als voor meerdere diefstallen. Dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee. Reeds omdat uit het dossier niet blijkt dat het middelengebruik van het slachtoffer het kwalijke handelen van verdachte op enige manier heeft beïnvloed, ziet het hof geen reden om dit middelengebruik mee te wegen bij de strafoplegging. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden is. Het hof zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van het voorarrest opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.090,42. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.219,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.090,42 (zesduizend negentig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 1.090,42 (duizend negentig euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.090,42 (zesduizend negentig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 1.090,42 (duizend negentig euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 april 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.219,99 (duizend tweehonderdnegentien euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.219,99 (duizend tweehonderdnegentien euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 april 2019.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. D. Stoutjesdijk en mr. R.D.J. Visschers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.W. Levelt-Iseger, griffier,
en op 28 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 augustus 2020.
14.