ECLI:NL:GHARL:2021:11016

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
200.265.535
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil over gebrekkige uitvoering van gevelvloer aansluiting en deskundigenonderzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een bouwgeschil tussen opdrachtgevers en een aannemer. De opdrachtgevers hebben de aannemer aangeklaagd wegens gebrekkige uitvoering van de aansluiting van de gevel op de vloer bij de verbouwing van drie woningen. De aannemer heeft de feitelijke situatie niet correct uitgevoerd en heeft de opdrachtgevers niet gewaarschuwd toen bleek dat de uitvoering afweek van de tekeningen. Het hof heeft een deskundige benoemd om de situatie te onderzoeken en heeft vragen geformuleerd over de uitvoering en de kosten van herstelwerkzaamheden. De deskundige moet ook beoordelen of de bewoners hun woningen moeten ontruimen voor de herstelwerkzaamheden. De vordering van de opdrachtgevers is toegewezen, maar voor een lager bedrag dan oorspronkelijk geëist. Het hof heeft bepaald dat beide partijen de kosten van de deskundige moeten delen en dat de deskundige een concept- en definitief rapport moet opstellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.265.535
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland NL18.12839)
arrest van 30 november 2021
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [de opdrachtgevers] ,
advocaat: mr. F.A. Hoveijn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde] Bouw B.V.,
gevestigd te [plaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [de aannemer] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 december 2020 hier over. Partijen hebben beiden op 12 januari 2021 een akte na tussenarrest ingediend. Zij hebben de inhoud van hun aktes op voorhand (grotendeels) met elkaar gedeeld.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 1 december 2020 zijn voornemen geuit om een onderzoek door een deskundige te gelasten en heeft aan partijen de volgende vragen voor de deskundige voorgelegd:
1. Wilt u een beschrijving geven van de manier waarop de begane-grondvloer en de achtergevel van de drie woningen volgens het bestek op elkaar moesten aansluiten? Was het ontwerp van de architect in overeenstemming met de destijds geldende normen, waaronder het Bouwbesluit, wat het voorkomen van koudebruggen en vochtintreding betreft?
2. Wilt u een beschrijving geven van de afwijking van de werkelijke situatie ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden door [de aannemer] ten opzichte van het bestek en de bestektekeningen 1521.TO-40 en 1521.TO-10?
3. Op welke manier heeft [de aannemer] de begane-grondvloer en de achtergevel op elkaar laten aansluiten en hoe beoordeelt u de gekozen oplossing en de uitvoering daarvan?
4. Op welke manier moet de aansluiting van de betonnen vloer met de achtergevel correct worden uitgevoerd om koudebruggen en vochtintreding te voorkomen en hoe hoog zijn de kosten die met deze werkzaamheden zijn gemoeid? Kunt u van deze kosten een specificatie geven? Wilt u daarbij betrekken de stelling van [de opdrachtgevers] dat in de patio na de herstelwerkzaamheden de schuttingen en het kunstgras moeten worden vernieuwd (nr. 16 van de memorie van grieven)?
5. Is het voor de herstelwerkzaamheden nodig dat de bewoners hun woningen moeten ontruimen en zo ja, voor welke periode?
6. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
2.2
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de voorgestelde vragen en desgewenst suggesties te doen voor andere vragen aan de deskundige en voor de persoon van de deskundige. Partijen hebben bij akte aan die uitnodiging gevolg gegeven.
2.3
Partijen hebben voorgesteld om ing. D. Blokhuis te benoemen als deskundige, maar deze is niet beschikbaar. Partijen hebben naast deze gezamenlijke suggestie geen overeenstemming bereikt over de te benoemen deskundige. [de opdrachtgevers] hebben voorgesteld om Nieman Raadgevend Ingenieurs B.V. te Utrecht als deskundige te benoemen. [de aannemer] heeft daar bezwaren tegen geuit. Allereerst voert [de aannemer] aan dat (medewerkers van) [de aannemer] ervaring(en) c.q. banden met dit bureau (hebben)/heeft en dat zou kunnen leiden (de schijn van) belangenverstrengeling. [de opdrachtgevers] hebben hier in hun akte op gereageerd. Zij geven aan dat zij navraag hebben gedaan bij het bureau en dat deze aangaf nimmer betaald werk te hebben gedaan voor [de aannemer] . Verder hebben [de opdrachtgevers] aangegeven alle vertrouwen te hebben dat dit bureau onafhankelijk en onpartijdig te werk zal gaan. Het hof vindt het door [de aannemer] geuite bezwaar, zonder nadere toelichting die is uitgebleven, niet steekhoudend, te minder omdat [de opdrachtgevers] hebben aangegeven vertrouwen te hebben in dit bureau. Verder heeft [de aannemer] als bezwaar opgeworpen dat het een commercieel bureau betreft, dat een commercieel belang kan hebben inzake de wijze van herstel en de eventueel daarbij te betrekken partijen, omdat niet uitgesloten is dat voor de herstelwerkzaamheden een commerciële partij wordt aangeprezen als verkapte acquisitie vanuit de deskundige. Het hof acht ook dit argument niet overtuigend. De deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard is ingevolge artikel 198 lid 1 Rv verplicht de opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen. Dat is in beginsel een voldoende waarborg voor de onafhankelijkheid van de deskundige. Er bestaan daarbij in zijn algemeenheid geen bezwaren tegen de benoeming van een commercieel bureau als deskundige. [de aannemer] heeft onvoldoende concreet toegelicht waarom dit ten aanzien van de door [de opdrachtgevers] voorgestelde deskundige in dit geval anders is. Bovendien zal de deskundige niet worden gevraagd om advies uit te brengen over wie de herstelwerkzaamheden uit zou kunnen voeren. Kortom, [de aannemer] heeft geen overtuigende bezwaren aangedragen tegen het door [de opdrachtgevers] voorgestelde bureau. [de aannemer] heeft zelf geen concreet voorstel voor een deskundige gedaan. Zij heeft wel voorgesteld om een (voormalig) arbiter van de Raad voor Arbitrage te benoemen, maar heeft daarbij niet aangegeven welke arbiter met welke expertise dan in de rede ligt. Aangezien het hof behoefte heeft aan voorlichting door een deskundige met specifieke bouwkundige kennis en [de aannemer] niet heeft weersproken dat Nieman Raadgevend Ingenieurs B.V. die deskundigheid in huis heeft, zal het hof overgaan tot benoeming van dit bureau als deskundige. Omdat vaststaat dat de aannemer is afgeweken van het bestek, ziet het hof aanleiding te bepalen dat beide partijen ieder de helft van het voorschot (€ 8.893,50) dragen. In het licht van de vordering van ruim € 175.000 is het voorschot niet te hoog. Het hof is van oordeel dat een inspectie ter plaatse voor de deskundige relevant is om hem een goed beeld te geven van de situatie.
2.4
[de opdrachtgevers] kunnen zich verenigen met de door het hof geformuleerde vragen en hebben nog een aantal suggesties gedaan voor de aan de deskundige te stellen vragen:
hoe beoordeelt de door uw Hof in te schakelen bouwkundige de gevolgen van het feit dat niet voldaan is aan het bouwbesluit?
hoe beoordeelt deze bouwkundige de gevolgen van derving van woongenot aan de zijde van de bewoners (waarvoor [de opdrachtgevers] aansprakelijk is) gedurende de periode dat de isolatie- en funderingswerkzaamheden onopgelost zijn gebleven?
hoe beoordeelt deze bouwkundige het besluit van [de opdrachtgevers] om de woningen niet in gebruik te nemen tot het moment waarop de door de rechtbank aangestelde bouwkundige Blokhuis hierover rapporteerde?
Het hof heeft de vragen niet overgenomen. De eerste vraag komt al voldoende terug in de door het hof geformuleerde vragen. De twee andere vragen zijn geen bouwkundige/technische vragen, maar vragen die het hof zonder de hulp van een deskundige kan beoordelen.
2.5
Ook [de aannemer] kan zich verenigen met de door het hof geformuleerde vragen. Zij heeft een aantal suggesties voor aan de deskundige te formuleren aanvullende vragen gedaan:
I.
Zijn er op- en/of aanmerkingen te maken op de feitelijke constateringen van de deskundige in eerste aanleg?
II.
Is er een kunststofdorpel steeds aangebracht bij gevel aan de buitenzijde en zo ja, is er dan nog DPC-folie nodig/noodzakelijk?
Het hof zal deze vragen niet overnemen. De eerste vraag vindt het hof te ruim geformuleerd. De tweede vraag komt al voldoende terug in de door het hof geformuleerde vragen.
2.6
In de in het dictum opgenomen vragen zijn de door het hof van partijen overgenomen wijzigingen verwerkt.
2.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
benoemt tot deskundige: ing. J.J. van den Engel, Nieman De Raadgevende Ingenieurs B.V. te Utrecht, Postbus 40217 3504 AA Utrecht, tel. 030-2413427,
om een onderzoek in te stellen (met een inspectie ter plaatse) en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
1. Wilt u een beschrijving geven van de manier waarop de begane-grondvloer en de achtergevel van de drie woningen volgens het bestek op elkaar moesten aansluiten? Was het ontwerp van de architect in overeenstemming met de destijds geldende normen, waaronder het Bouwbesluit, wat het voorkomen van koudebruggen en vochtintreding betreft?
2. Wilt u een beschrijving geven van de afwijking van de werkelijke situatie ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden door [de aannemer] ten opzichte van het bestek en de bestektekeningen 1521.TO-40 en 1521.TO-10?
3. Op welke manier heeft [de aannemer] de begane-grondvloer en de achtergevel op elkaar laten aansluiten en hoe beoordeelt u de gekozen oplossing en de uitvoering daarvan?
4. Op welke manier moet de aansluiting van de betonnen vloer met de achtergevel correct worden uitgevoerd om koudebruggen en vochtintreding te voorkomen en hoe hoog zijn de kosten die met deze werkzaamheden zijn gemoeid? Kunt u van deze kosten een specificatie geven? Wilt u daarbij betrekken de stelling van [de opdrachtgevers] dat in de patio na de herstelwerkzaamheden de schuttingen en het kunstgras moeten worden vernieuwd (nr. 16 van de memorie van grieven)?
5. Is het voor de herstelwerkzaamheden nodig dat de bewoners hun woningen moeten ontruimen en zo ja, voor welke periode?
6. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal toesturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat [de opdrachtgevers] aan de deskundige een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zullen stellen;
beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het ondertekende deskundigenbericht vóór 26 april 2022 toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem);
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundige op € 8.893,50 (incl. btw);
bepaalt dat beide partijen ieder de helft van het voorschot (€ 4.446,75) dienen te betalen, conform de nota met betaalinstructies die zij zullen ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen kan wenden tot mr. F.J. de Vries, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundige te verzenden;
verwijst de zaak naar de rol van 25 mei 2021 voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [de opdrachtgevers] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, M. Schoemaker en L.A. de Vrey, is ondertekend door de voorzitter en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.