ECLI:NL:GHARL:2021:1098

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
21-003050-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in hoger beroep inzake identificatie verdachte bij aankoop camera

Op 4 februari 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een tussenuitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de aankoop van een camera. Tijdens de zitting op 21 januari 2021 heeft de advocaat-generaal verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast werd er een schadevergoeding geëist van twee benadeelde partijen, die samen een bedrag van € 1.823 vorderden, te vermeerderen met wettelijke rente.

Het hof heeft tijdens de beraadslaging geconstateerd dat het onderzoek niet volledig is geweest, met name met betrekking tot de identificatie van de verdachte bij de aankoop van de camera. Getuigenverklaringen van [getuige1] en [getuige2] zijn cruciaal voor de zaak, aangezien zij betrokken waren bij de transactie. Het hof heeft besloten dat deze getuigen door de raadsheer-commissaris gehoord moeten worden om meer duidelijkheid te krijgen over de identificatie van de verdachte.

Het hof heeft de advocaat-generaal opgedragen om nader onderzoek te laten doen naar het identiteitsbewijs van de verdachte en de resultaten hiervan vast te leggen in een aanvullend proces-verbaal. De stukken zijn in handen gesteld van de raadsheer-commissaris, en het onderzoek is geschorst tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003050-18
Uitspraak d.d.: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2017 met parketnummer 16-258614-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 januari 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] tot een bedrag van € 500 en van de benadeelde partij [benadeelde partij2] tot een bedrag van € 1.323, beide te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. E. van Reydt, naar voren is gebracht.

Beoordeling

Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. Nader onderzoek is noodzakelijk, nu het hof zich naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van het onder 1. ten laste gelegde onvoldoende voorgelicht acht met betrekking tot de wijze waarop de identificatie van de verdachte bij de aankoop van de camera heeft plaatsgevonden.
Hierbij acht het hof van belang dat getuige [getuige1] verklaart dat zij samen met haar collega [getuige2] een camera heeft gekocht. [getuige1] stelt dat de persoon die de camera wilde verkopen zich heeft geïdentificeerd door het tonen van het identiteitsbewijs waarop het nummer ‘ [nummer] ’ stond vermeld. [getuige1] heeft gezien dat de foto op dit identiteitsbewijs de persoon betrof die de camera aan haar heeft verkocht.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2015 waaruit blijkt dat naar aanleiding van een onderzoek in de GBA is gebleken dat de identiteitskaart voorzien van bovengenoemd nummer op 4 maart 2009 is afgegeven aan verdachte en op 25 november 2010 is ingehouden dan wel ingeleverd.
Uit een afschrift van de resultaten van de GBA-bevraging blijkt, voor zover hier van belang, het volgende:
‘Datum uitgifte: 04-03-2009
Datum einde geldigheid: 04-03-2014
Aand inhouding/vermissing: ingehouden, ingeleverd
Ingangsdatum geldigheid: 25-11-2010’
Gelet op het voorgaande acht het hof het noodzakelijk dat getuige [getuige1] wordt gehoord door de raadsheer-commissaris. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van deze getuige wordt dan ook toegewezen. Eveneens acht het hof het wenselijk dat getuige [getuige2] wordt gehoord de raadsheer-commissaris. Derhalve zullen de stukken in handen worden gesteld van de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde [getuige1] en [getuige2] als getuigen te horen.
Daarnaast wenst het hof door middel van een aanvullend proces-verbaal voorgelicht te worden omtrent de vraag welke betekenis kan worden toegekend aan de omstandigheid dat het identiteitsbewijs met het nummer ‘ [nummer] ’ blijkens het dossier op
25 november 2010 is ingehouden dan wel ingeleverd, terwijl in het afschrift GBA-bevraging als ingangsdatum geldigheid eveneens de datum 25 november 2010 is vermeld.

BESLISSING

Het hof:
geeft
de advocaat-generaalopdracht om de politie een nader onderzoek te (laten) doen naar het identiteitsbewijs met het nummer [nummer] en de resultaten hiervan vast te leggen in een aanvullend proces-verbaal.
Stelt de stukken in handen van de
raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen:
  • [getuige1], op [geboortedatum] 2015 woonachtig aan de [adres] , [plaats] (zie pagina 19 dossier) en
  • [getuige2], op [geboortedatum] 2014 werkzaam als collega van [getuige1] bij het pandjeshuis [naam] , verdere personalia onbekend.
Bepaalt dat het onderzoek wordt
heropenden voor
onbepaalde tijdzal worden geschorst en worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte en aan de benadeelde partijen.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 4 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.