Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat in 2014 was ingesteld over de goederen van de rechthebbende, die als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De rechthebbende, geboren in 1952, had in 2019 verzocht om opheffing van het bewind, maar de kantonrechter had dit verzoek afgewezen. In hoger beroep heeft de rechthebbende twee grieven ingediend en verzocht om het bewind op te heffen, dan wel om een deskundigenonderzoek te gelasten.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende niet voldoende heeft aangetoond dat de oorzaken voor het instellen van het bewind niet meer aanwezig zijn. De rechthebbende had een verklaring van een specialist overgelegd, maar het hof oordeelde dat deze verklaring onvoldoende onderbouwd was. Bovendien bleek uit het dossier dat de rechthebbende recentelijk nog financiële problemen had ervaren, waaronder het niet kunnen rondkomen van haar maandgeld en het regelmatig aanvragen van nieuwe bankpassen. De bewindvoerder heeft verklaard dat er grote problemen te verwachten zijn als het bewind opgeheven zou worden, en het hof heeft deze zorgen gedeeld.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de rechthebbende bescherming nodig heeft van haar vermogensrechtelijke belangen en dat het bewind noodzakelijk blijft. Het hof heeft geen aanleiding gezien voor een nader deskundigenonderzoek, zoals door de rechthebbende was verzocht.