ECLI:NL:GHARL:2021:1095

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
21-004260-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte ter zake van fietsendiefstallen met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1977, is veroordeeld voor het stelen van fietsen, gepleegd op 15 en 16 juni 2017. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, die het hof heeft bevestigd, maar met de toevoeging van bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft een lange geschiedenis van crimineel gedrag en verslaving aan drugs en alcohol. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de samenleving als de verdachte, om recidive te voorkomen en de verdachte te motiveren tot een positieve verandering in zijn leven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004260-19
Uitspraak d.d.: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 juni 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-108418-17 en 18-107583-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 januari 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast is gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. I. Djordjevic, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. De vordering van de benadeelde partij is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-108418-17:
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één/twee fiets(en), in elk geval (enig) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Zaak met parketnummer 18-107583-17 (gevoegd):
hij op of omstreeks 15 juni 2017 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus, type Crescendo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Vrijspraak van medeplegen feit 18-108418-17Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de twee fietsen heeft gestolen, maar deelt het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsvrouw dat onvoldoende is komen vast te staan dat hierbij sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte zal dan ook van het medeplegen van dit feit worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 en in de zaak met parketnummer 18-107583-17 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-108418-17:
hij op 16 juni 2017 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee fietsen, toebehorende aan [benadeelde partij2] en [benadeelde partij1] .
Zaak met parketnummer 18-107583-17 (gevoegd):
hij op 15 juni 2017 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus, type Crescendo) toebehorende aan [benadeelde partij3] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 18-107583-17 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van fietsen en heeft met dit handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 december 2020 blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke en andere strafbare feiten.
Aan het dossier is een reclasseringsrapport van 12 januari 2021 toegevoegd dat is opgesteld ten behoeve van een zitting van de politierechter te Noord-Nederland op 26 januari 2021. Hieruit volgt dat verdachte een lang verleden heeft binnen het criminele circuit, waarbij sprake was van jarenlange verslaving aan diverse harddrugs (heroïne en cocaïne) en aan alcohol. De afgelopen jaren is er diverse malen door de reclassering geprobeerd om samen met verdachte te zorgen voor een stabieler leven, maar hij leek niet gemotiveerd zijn leefstijl te veranderen. Er was een patroon waarneembaar waarin verdachte vermogensdelicten pleegde om in zijn levensonderhoud en middelengebruik te kunnen voorzien. Sinds hij in het [naam1] , de begeleide woonvorm van het [naam2] , is geplaatst en vrij snel daarna op de Groningse Veelplegerlijst kwam te staan, lijkt verdachte wel ontvankelijk voor begeleiding. Hij heeft een dagbesteding in de vorm van het verkopen van de Riepe en krijgt methadon verstrekt door Verslavingszorg Noord Nederland. Deze interventies gebeuren tot nu toe op vrijwillige basis, maar verdachte heeft aangegeven dat het hem zou helpen als het wonen en de methadonbehandeling, samen met het verrichten van diagnostisch onderzoek, als stok achter de deur opgelegd zouden worden als bijzondere voorwaarden binnen een reclasseringstoezicht. De reclassering denkt dat verdachte op deze manier gemotiveerd kan worden om op het rechte pad te blijven en uiteindelijk te komen tot een situatie waarin het risico op recidive verminderd is. Geadviseerd wordt dan ook om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Ter zitting is, onder verwijzing naar voornoemd reclasseringsrapport, namens verdachte naar voren gebracht dat hij op vrijwillige basis hulp heeft gezocht en zijn leven momenteel beter op de rit heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen. Verzocht wordt om, ondanks het reclasseringsadvies, in deze zaak te volstaan met een taakstraf dan wel gecombineerd met een voorwaardelijk strafdeel zonder bijzondere voorwaarden.
Al met al is het hof van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, voor de duur van twee weken en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering worden geadviseerd, passend en geboden is. Hoewel verdachte op dit moment op vrijwillige basis gebruik maakt van de hem aangeboden hulp door de betrokken instanties, acht het hof het aangewezen, in het belang van zowel de samenleving als de verdachte, om hieraan zo spoedig mogelijk een verplicht kader te verbinden om te voorkomen dat verdachte weer terugvalt in zijn oude patroon.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.160,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 en in de zaak met parketnummer 18-107583-17 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 en in de zaak met parketnummer 18-107583-17 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Laan Corpus den Hoorn 102 te melden en zich blijft melden op afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich direct na het ingaan van en gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, onder behandeling zal stellen van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, waarbij de veroordeelde zich aan de huisregels en de aanwijzingen houdt die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde direct na het ingaan van en gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in het [naam1] van het [naam2] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-108418-17 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 juni 2017.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr W. Foppen en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 4 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.