In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter van 21 mei 2021, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing werden verlengd. De moeder stelde dat zij onvoldoende gelegenheid had gekregen om haar standpunt te verduidelijken en dat de verlenging van de uithuisplaatsing op basis van verouderde informatie was genomen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E.J. Coxon. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, was verweerster in deze zaak, vertegenwoordigd door [naam3]. De vader van [de minderjarige] was ook betrokken bij de procedure en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. T.C. Schouten. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2021 zijn de betrokken partijen gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder had geen bewijs geleverd dat haar situatie was verbeterd en dat zij in staat was om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. De zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] bleven bestaan, en het hof oordeelde dat de continuïteit en veiligheid in de verzorging van [de minderjarige] gewaarborgd moesten blijven. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 28 mei 2022.