In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 is opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst had een belastbaar inkomen van € 15.000 vastgesteld, waarbij ook belastingrente en een verzuimboete van € 369 waren opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 10 november 2021 was belanghebbende niet aanwezig, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. Het Hof oordeelde dat de uitnodiging correct was verzonden en dat de zaak kon worden behandeld. Belanghebbende had geen aangifte gedaan, ondanks herhaalde verzoeken van de inspecteur. De inspecteur had daarop ambtshalve een aanslag opgelegd, waarbij hij rekening hield met eerdere inkomensgegevens van belanghebbende en de omstandigheden van zijn beroep als rijnvarende.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanslag op een redelijke schatting berustte. Belanghebbende had niet het bewijs geleverd dat de aanslag onjuist was, en de opgelegde verzuimboete werd als passend beschouwd. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 november 2021.