ECLI:NL:GHARL:2021:10847

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
200.286.871
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over verkoop gezamenlijke woning en alimentatie na beëindiging samenleving

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot de verkoop van een gezamenlijke woning en de betaling van huishoudgeld. De partijen hebben een relatie gehad en hebben samengewoond, maar zijn in februari 2020 uit elkaar gegaan. Uit de relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren. In een samenlevingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de gezamenlijke woning en de financiële verplichtingen van beide partijen.

In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van beide partijen afgewezen. [appellant] vordert in hoger beroep dat het hof de verkoop van de woning zal faciliteren en [geïntimeerde] zal veroordelen om mee te werken aan de verkoop. Hij stelt dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop om financiële problemen te voorkomen. [geïntimeerde] vordert in incidenteel hoger beroep dat [appellant] alimentatie zal betalen voor haar levensonderhoud en de kosten van de kinderen.

Het hof oordeelt dat [appellant] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat de verkoop van de woning noodzakelijk is om financiële stabiliteit te waarborgen. Het hof wijst de vorderingen van [appellant] toe en veroordeelt [geïntimeerde] om mee te werken aan de verkoop van de woning. De vorderingen van [geïntimeerde] met betrekking tot alimentatie worden afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd zijn. Het hof compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.286.871
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland KG 8797963)
arrest in kort geding van 23 november 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser van de vordering, verweerder op de tegenvordering,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. N.H. Fridsma,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde op de vordering, eiseres van de tegenvordering,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat mr. F.L.M. Broeders.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 6 november 2020 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland (sector kanton, locatie Utrecht) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 4 december 2020 met grieven (met producties 1 tot en met 9),
- de memorie van antwoord, tevens van incidenteel hoger beroep (met producties A tot en met F),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met productie 10).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg (in conventie) – samengevat – gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [naam1] Makelaars als deskundige zal benoemen die de waarde van de woning te [woonplaats2] aan de [adres] (hierna: de woning) in onbewoonde staat zal vastleggen, dan wel een deskundige zal benoemen die de waarde in onbewoonde staat zal vastleggen;
- [geïntimeerde] zal veroordelen om na betekening van het te wijzen vonnis alle medewerking te verlenen aan een zo spoedige mogelijke verkoop en levering van de woning;
- zal bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de ondertekening door [geïntimeerde] van de verkoopovereenkomst, alsmede een in wettige vorm opgemaakte akte tot levering van de woning, indien [geïntimeerde] weigert de koopovereenkomst te ondertekenen en/of op het door de notaris vastgestelde tijdststip niet verschijnt ofwel zijnde verschenen weigert aan de levering dan wel aan hetgeen de notaris voor de levering noodzakelijk acht, haar medewerking te verlenen;
- zal bepalen dat ieder zijn eigen kosten betaalt.
3.2
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg (in reconventie) – samengevat – gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [appellant] zal veroordelen aan [geïntimeerde] met ingang van 1 november 2020 tot aan de datum van notariële levering van de woning aan derden maandelijks voor de eerste van iedere maand € 2.500,- bruto te betalen ten titel van huishoudgeld;
II. [appellant] zal veroordelen tot aan de datum van notariële levering van de woning aan derden maandelijks voor de eerste van iedere maand de hypotheeklasten en de opgelegde gemeentelijke heffingen en belastingen de verschuldigde bedragen te betalen aan de desbetreffende instanties, met overhandiging van bewijs van betaling aan [geïntimeerde] ;
III. zal bepalen dat [geïntimeerde] bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning en de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, met bevel aan [appellant] de woning niet te betreden, met machtiging aan [geïntimeerde] deze beschikking zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te doen brengen;
IV. [appellant] zal gelasten de huissleutels van de woning aan [geïntimeerde] af te geven;
V. voor het geval [geïntimeerde] veroordeeld wordt mee te werken aan het verstrekken van een
verkoopopdracht, aan verkoop en aan notariële levering van de woning:
a. partijen zal gelasten aan een door de rechtbank te benoemen NVM- makelaar een
verkoopopdracht te verstrekken inhoudende dat de woning per 1 maart 2021 te koop wordt gezet tegen een in overleg met de makelaar vast te stellen vraagprijs;
b. zal bepalen dat de woning notarieel geleverd wordt aan de koper(s) uiterlijk zes
maanden nadat de verkoopovereenkomst is gesloten, dan wel 1 september 2021;
c. zal bepalen dat partijen zich dienen te conformeren aan de door de makelaar te
adviseren werkzaamheden voor het verkoop-klaar maken van de woning, dat deze
werkzaamheden worden uitgevoerd door een door [geïntimeerde] in te schakelen derde en
dat de kosten van het verkoop-klaar maken van de woning voor rekening van partijen
komen, ieder voor de helft.
3.3
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 6 november 2020 de vorderingen van partijen afgewezen en de kosten van de procedure gecompenseerd.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

In het principaal en in het incidenteel hoger beroep.
Waar gaat deze zaak over?
4.1
Partijen hebben een relatie gehad en hebben samengewoond. In februari 2020 hebben zij hun samenwoning verbroken.
Uit de relatie van partijen zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
• [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [plaats1] ;
• [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te [plaats1] .
[appellant] heeft de kinderen erkend en partijen hebben het gezamenlijk gezag over de kinderen.
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij [geïntimeerde] .
4.2
Partijen hebben op 20 april 2015 een samenlevingsovereenkomst ten overstaan van de notaris laten opstellen. In die samenlevingsovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“(…) IV. WONING IN GEZAMENLIJKE EIGENDOM
1. Indien zij een woning in gezamenlijke eigendom hebben, zullen zij naar rato van hun aandeel in de eigendom bijdragen in geldelijke investeringen in de woning, voor zover zij niet anders overeenkomen. Mitsdien komen de koopprijs, alsmede alle kosten van verbouwing en buitengewoon
onderhoud voor rekening van beiden, naar rato van hun aandeel in de eigendom.
2. a. Zij zijn met ingang van vandaag gezamenlijk (ieder voor de helft) gerechtigd tot een perceel grond, waarop een woning zal worden gebouwd, plaatselijk bekend [adres] , [woonplaats2] , kadastraal bekend gemeente Utrecht sectie [Y] nummer [nummer] , hierna te noemen: de woning.
Ter financiering van de aankoop van de grond en de bouw van de woning is een hypothecaire geldlening afgesloten bij de [de bank] groot achthonderd
vijfenvijftigduizend euro (€ 855.000,00). Partijen zijn samen, ieder voor de helft, draagplichtig voor deze geldlening, voorzover de lening is aangewend voor de aankoop van de grond en de bouw van de woning. (…)
c. De annuïtaire rente- en aflossingstermijnen van de geldlening die is aangegaan ter financiering van de aankoop van de grond en de bouw van de woning komen ten laste van partijen in dezelfde verhouding als zij de kosten van de gemeenschappelijke huishouding dragen. Indien en voor zover een partij ter zake van de annuïtaire aflossingstermijnen meer bijdraagt dan zijn of haar aandeel in de woning (dus meer bijdraagt dan de helft), zal (derhalve) geen vergoedingsvordering ontstaan op de andere partij. Partijen wensen hiermee te voldoen aan een natuurlijke verbintenis om de minstverdienende partij mee te laten delen in de vermogensopbouw in de woning die ontstaat door de annuïtaire aflossing.
d. In het geval er naast de reguliere annuïtaire aflossingen overigens door partijen extra aflossingen plaatsvinden op hypothecaire geldlening(en) op de woning en partijen hierin niet bijdragen in verhouding tot hun aandeel in de woning (dus niet ieder de helft), zal de partij die meer dan de helft heeft bijgedragen in de extra aflossing voor het meerdere een vergoedingsvordering krijgen op de andere partij overeenkomstig het bepaalde in lid b. (…)
V. EINDE SAMENWONING TIJDENS LEVEN
Voor het geval de samenwoning eindigt anders dan door overlijden, komen zij als volgt overeen:
a. met betrekking tot een woning in gezamenlijke eigendom:
1. Binnen drie maanden na het einde van de samenwoning is iedere partij verplicht om aan de ander mee te delen of hij toedeling van de woning wenst met inachtneming van het hierna in lid 5 bepaalde.
2. Indien slechts één partij toedeling van de woning wenst is de andere partij verplicht daaraan zijn medewerking te verlenen mits het bepaalde in lid 5 in acht wordt genomen, waaronder begrepen het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de geldlening(en).
3. Indien geen van partijen toedeling van de woning wenst zijn zij over en weer verplicht om de gehele woning uiterlijk zes maanden na het einde van de samenwoning in vrij te aanvaarden staat te koop aan te bieden en aan de daaruit voortvloeiende levering hun medewerking te verlenen.(…)
VII. BEWIJS EINDE SAMENWONING
Zij kunnen het einde van de samenwoning bewijzen op grond van:
a. de feitelijke omstandigheden zoals het niet langer op hetzelfde adres ingeschreven
staan bij de gemeentelijke basisadministratie;
(…)”
4.3
[appellant] heeft in februari 2020 de woning verlaten. Hij heeft op 1 april 2020 een andere woning gekocht waarop hij een hypotheek van € 532.650,- heeft gevestigd. Ook is [appellant] een overbruggingskrediet van € 57.416,- aangegaan. Dit overbruggingskrediet diende voor 30 april 2021 te worden afgelost. [appellant] wil de woning van partijen niet toegedeeld krijgen. [appellant] heeft bij brief van 2 september 2020 [geïntimeerde] verzocht haar medewerking te verlenen aan het verstrekken van een opdracht tot dienstverlening door een makelaar. [appellant] heeft [geïntimeerde] daarbij verzocht dat, mocht zij voorkeur hebben voor een bepaalde makelaar, zij dat binnen twee weken na de brief kenbaar kon maken. Indien [geïntimeerde] geen voorkeur zou opgeven, zou [appellant] ervan uitgaan dat hij de makelaar kan aanstellen. Bij brief van 9 september 2020 heeft [geïntimeerde] [appellant] laten weten dat zij pas uiterlijk 9 oktober 2020 op de brief van 2 september 2020 kan reageren.
4.4
Bij brief van 7 oktober 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan [appellant] onder meer bericht dat [geïntimeerde] de woning wenst over te nemen en dat zij het aandeel van [appellant] in de overwaarde middels een achtergestelde lening wil betalen. [appellant] heeft hierop aan [geïntimeerde] te kennen gegeven niet in te stemmen met de wijze waarop zij de woning wenste te financieren.
4.5
[appellant] is zelfstandige en werkt als [de baan] en is gespecialiseerd in [specialisme] . [geïntimeerde] heeft geen inkomen.
De vordering van [appellant] in hoger beroep.
4.5
[appellant] vordert in het principaal hoger beroep dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende:
I. [geïntimeerde] zal veroordelen om vanaf zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest alle medewerking te verlenen aan een zo spoedige mogelijke verkoop van de woning door [naam1] Makelaars en zal bepalen dat wanneer [geïntimeerde] na het verstrijken van de genoemde termijn weigert om aan de verkoop van deze woning mee te werken, het arrest in de plaats treedt van een voor een voor de verkoop benodigde machtiging van [geïntimeerde] ;
II. [geïntimeerde] zal veroordelen om medewerking te verlenen aan het opstellen en ondertekenen
van de verkoopovereenkomst van de woning aan een derde waarbij in principe geldt dat de levering van de woning uiterlijk drie maanden na ondertekening van het voorlopige koopcontract dient plaats te vinden, tenzij anders akkoord bevonden door [appellant] ;
III. [geïntimeerde] zal veroordelen om daartoe met medeneming van een geldig legitimatiebewijs te verschijnen bij de door de koper gekozen notaris op een door de notaris vast te stellen datum en tijdstip, de voor de levering op te maken notariële akte te ondertekenen volgens de door de notaris juist geachte tekst en verder al hetgeen te doen en uit te voeren wat door de notaris voor de levering noodzakelijk wordt geacht;
IV. zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de ondertekening door [geïntimeerde] van de verkoopovereenkomst, alsmede een in wettige vorm opgemaakte akte tot levering van de woning, indien [geïntimeerde] weigert de koopovereenkomst te ondertekenen en/of op het door de notaris vastgestelde tijdststip niet verschijnt ofwel zijnde verschenen weigert aan de levering dan wel aan hetgeen de notaris voor de levering noodzakelijk acht, haar medewerking te verlenen;
V. zal bepalen dat [geïntimeerde] een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag of dagdeel dat zij in gebreke is aan het onderhavige arrest te voldoen;
VI. zal bepalen dat ieder zijn eigen kosten draagt.
4.6
[appellant] voert één grief aan tegen het bestreden vonnis. Hij stelt dat hij, anders dan de voorzieningenrechter heeft beslist, een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft omdat:
1. het verkopen van de gezamenlijke woning op korte termijn voorkomt dat partijen in financiële problemen raken;
2. hij een executoriale titel heeft in de vorm van een notariële samenlevingsovereenkomst, maar een dwangmiddel nodig heeft om deze ten uitvoer te kunnen leggen;
3. partijen en de kinderen in onzekerheid verkeren door de huidige situatie waardoor de spanningen tussen en bij partijen toeneemt, waarvan de kinderen de dupe zijn.
Indien de voorgenoemde argumenten niet afzonderlijk een spoedeisend belang opleveren dan leveren die argumenten in onderlinge samenhang bezien wel een spoedeisend belang op.
4.7
[geïntimeerde] voert gemotiveerd verweer.
De vordering van [geïntimeerde] in hoger beroep.
4.8
[geïntimeerde] vordert in het incidenteel hoger beroep dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [appellant] zal veroordelen aan [geïntimeerde] met ingang van 1 december 2020, dan wel de datum van het te wijzen arrest tot aan de datum van notariële levering van de woning aan derden maandelijks voor de eerste van iedere maand als bijdrage in haar levensonderhoud een bedrag van € 2.500,- bruto te betalen, dan wel een bedrag van € 2.500,- netto (inclusief bijdrage aan de kosten van de kinderen) ten titel van huishoudgeld;
II. [appellant] zal veroordelen met ingang van de datum van het te wijzen arrest tot aan de datum van notariële levering van de woning aan derden maandelijks voor de 1ste van iedere maand aan [geïntimeerde] te voldoen de volgende bedragen:
1. ter zake de hypotheeklasten de maandelijks verschuldigde bedragen tijdig over te maken op de hypotheekrekeningen van de hypotheekverstrekker, [de bank] , met overhandiging van bewijs van betaling aan [geïntimeerde] ;
2. ter zake de opgelegde gemeentelijke heffingen en belastingen de verschuldigde bedragen te betalen aan de desbetreffende instanties, met overhandiging van bewijs van betaling aan [geïntimeerde] ;
III. voor het geval [geïntimeerde] veroordeeld wordt mee te werken aan het verstrekken van een
verkoopopdracht, aan verkoop en aan notariële levering van de woning:
a. partijen zal gelasten de door [appellant] te kiezen makelaar uit de drie door [geïntimeerde] voorgedragen NVM-makelaars, die bekend zijn met de woningmarkt in de wijk [de wijk] , een verkoopopdracht te verstrekken inhoudende dat de woning niet eerder dan twee
maanden na het te wijzen arrest, dan wel een andere in goede justitie te bepalen datum te koop wordt gezet tegen een in overleg met de makelaar vast te stellen vraagprijs;
b. zal bepalen dat de woning notarieel geleverd wordt aan de koper(s) uiterlijk zes maanden nadat de verkoopovereenkomst is gesloten, dan wel zoveel eerder als voor [geïntimeerde] mogelijk is;
c. zal bepalen dat partijen zich dienen te conformeren aan de door de makelaar te adviseren werkzaamheden voor het verkoop-klaar maken van de woning, dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd door een door [geïntimeerde] in te schakelen derde en dat de kosten van het verkoop-klaar maken van de woning voor rekening van partijen komen, ieder voor de helft.
4.9
[geïntimeerde] voert twee grieven aan tegen het bestreden vonnis. Grief 1 ziet op de beslissing van de voorzieningenrechter dat zij geen spoedeisend belang heeft bij het door haar gevorderde. Grief 2 is voorwaardelijk ingesteld voor het geval het hof van oordeel is dat [appellant] wel een spoedeisend belang heeft en toekomt aan een inhoudelijke beoordeling en ziet op hetgeen [geïntimeerde] onder III. vordert.
4.1
[appellant] voert verweer tegen hetgeen [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep heeft gevorderd.
De vorderingen met betrekking tot de verkoop van de gezamenlijke woning.
4.11
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
4.12
Het hof zal zich daarbij een voorlopig oordeel vormen van de feiten en het daarop toe te passen recht en vervolgens beoordelen of gelet op de belangen van partijen de gevraagde voorlopige voorziening moet worden gegeven. Het hof zal bij deze belangenafweging in elk geval het voorlopige karakter van zijn oordeel, de (beweerde) spoedeisendheid, de ingrijpendheid of onomkeerbaarheid van de voorziening en de voor- en nadelen van het uitblijven daarvan in aanmerking nemen.
4.13
Het hof is van oordeel dat [appellant] een spoedeisend belang heeft bij het door hem gevorderde. Het hof zal uitleggen waarom het tot dit oordeel komt. Het hof zal in die beoordeling de stellingen van partijen bespreken.
Partijen zijn al sinds februari 2020 uit elkaar. Inmiddels heeft [appellant] een nieuwe woning gekocht en betaalt hij naast de lasten van de nieuw gekochte woning ook de hypotheekrente van de woning van partijen en de kinderalimentatie, zijnde in totaal € 4.471,- per maand. [appellant] is zzp-er en is afhankelijk van opdrachten van derden. Hoewel hij niet betwist dat hij voor 2021 ook weer een opdracht van een derde heeft gekregen en het aannemelijk is dat de vraag naar zijn expertise gewild is, maakt dit niet dat vervolgopdrachten op korte termijn vanzelfsprekend zijn. Dit brengt naar het oordeel van het hof met zich dat er sprake is van onzekerheid over het kunnen blijven verwerven van inkomen door [appellant] aan de ene kant, en hoge financiële verplichtingen van hem aan de andere kant. Dat [appellant] nauwelijks risico’s loopt wanneer hij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypotheekschuld op de gezamenlijke woning en er op dit moment geen executiegevaar is, maakt het voorgaande niet anders.
Daarbij komt dat [geïntimeerde] geen inkomen heeft en zij en de kinderen financieel volledig afhankelijk van [appellant] zijn. Partijen komen niet voor een uitkering in aanmerking vanwege hun vermogen. Uit de stellingen van partijen volgt verder dat partijen over de verkoop van de gezamenlijke woning niet tot overeenstemming kunnen komen, omdat [geïntimeerde] eerst wil weten hoeveel alimentatie zij van [appellant] krijgt, terwijl [appellant] eerst de woning wil verkopen voordat hij in staat is om uitsluitsel geven over een eventuele financiële ondersteuning van [geïntimeerde] , die volgens hem overigens geen wettelijke basis heeft. Kortom, partijen zitten op dit moment in een impasse waar zij niet uitkomen.
De hiervoor genoemde omstandigheden maken dat [appellant] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
4.14
Anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] wel een spoedeisend belang heeft bij haar vordering ter zake van de wijze waarop de woning wordt verkocht, omdat deze vordering nauw samen hangt met die van [appellant] en [geïntimeerde] mede-eigenaar van de woning is.
4.15
Het hof is van oordeel dat de vorderingen van [appellant] als na te melden kunnen worden toegewezen. Het hof overweegt daarover het volgende.
Partijen hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten. Daarin hebben partijen een duidelijke regeling vastgesteld met betrekking tot de gezamenlijke woning in het geval hun relatie zou worden verbroken. Feitelijk hebben zij de wijze van verdeling van de gezamenlijke woning bij het einde van hun relatie in de samenlevingsovereenkomst al vastgelegd. Vast staat dat [geïntimeerde] de woning niet kan overnemen. Zij kan de woning niet zelf financieren, althans niet zonder achtergestelde lening van [appellant] , die daar niet mee akkoord gaat. [appellant] wil de woning ook niet overnemen. Op grond van de samenlevingsovereenkomst moet de woning dan worden verkocht en de eventuele overwaarde worden verdeeld. Daaraan moeten beide partijen meewerken. Omdat [geïntimeerde] niet wenst mee te werken aan een verkoop van de woning voordat zij uitsluitsel heeft over een bijdrage van [appellant] in haar levensonderhoud en de in de samenlevingsovereenkomst genoemde termijnen zijn verstreken, heeft [appellant] er belang bij dat hij de mogelijkheid heeft om ook zonder die medewerking de verkoop te bewerkstelligen.
4.16
[geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat haar belangen bij uitstel van verkoop zwaarder wegen dan de belangen van [appellant] . Het hof is het daarmee niet eens. Het kan wel zo zijn dat de mogelijkheden van [geïntimeerde] om passende huisvesting te krijgen afhangen van een door [appellant] wellicht te betalen partneralimentatie, maar eerst zal de woning moeten worden verkocht om te kunnen beoordelen of [appellant] daartoe in staat is en hoe hoog die bijdrage zal zijn. Gelet op de impasse waarin de onderhandelingen van partijen verkeren, hebben partijen dan ook beiden belang bij een spoedige verkoop van de woning.
Dat het voor [geïntimeerde] met haar aandeel in de overwaarde van de woning niet financieel mogelijk is om een andere passende woning te kopen, wat daar verder ook van zij, maakt dit niet anders. Dat een huurwoning ook geen optie is, heeft [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd.
Het moge dan zo zijn dat de woning een veilige en vertrouwde omgeving voor de kinderen is en dat een verhuizing een ingrijpende verandering is, maar dit wordt niet anders indien de verkoop van de woning wordt uitgesteld.
4.17
Gelet op de tijd die inmiddels is verstreken sinds partijen uit elkaar zijn gegaan en de door [geïntimeerde] in haar oorspronkelijke reconventionele vordering genoemde termijnen, zal het hof hierna een termijn bepalen voor de verkoop en levering van de woning aan een derde. Het hof acht een termijn van vier maanden na het aangaan van de koopovereenkomst (voorlopig koopcontract) redelijk.
4.18
Verder ziet het hof aanleiding om ter voorkoming van verdere geschillen tussen partijen nadere ordemaatregelen te geven voor de vaststelling van de verkoopprijs van de woning. Het hof ziet echter geen aanleiding om de door [geïntimeerde] voorgestelde wijze van aanwijzing van de makelaar te volgen. Zij heeft naar het oordeel van het hof geen, dan wel onvoldoende onderbouwde bezwaren tegen de door [appellant] genoemde makelaar aangevoerd.
Het hof zal tevens bepalen dat, indien en voor zover [naam1] Makelaars het noodzakelijk vindt dat de woning verkoop-klaar wordt gemaakt, de werkzaamheden daartoe door een door [appellant] in te schakelen derde worden uitgevoerd en dat de kosten van het verkoop-klaar maken van de woning voor rekening van partijen komen, ieder voor de helft. Een en ander om verdere discussie tussen partijen te voorkomen.
De vordering van [geïntimeerde] ter zake van levensonderhoud/kosten van de huishouding.
4.19
[geïntimeerde] stelt in haar eerste grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vordering in reconventie van [geïntimeerde] tot betaling van het huishoudgeld en de eigenaarslasten heeft afgewezen omdat zij het spoedeisend belang niet heeft gesteld of onderbouwd. Zij voert daartoe aan dat [appellant] per 1 december 2020 de betaling van huishoudgeld heeft stopgezet. Hij betaalt alleen € 871,- per maand ter zake van de kosten van de kinderen. [geïntimeerde] moet daardoor haar eigen geringe vermogen aanspreken om alle gebruikerslasten te betalen en in haar eigen levensonderhoud te voorzien. [appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.2
Het hof stelt voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is en dienaangaande naar behoren feiten en omstandigheden moeten worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten onderzoeken of de vordering van de eisende partij voldoende aannemelijk is, maar ook - kort gezegd - of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij de afweging van de belangen van de partijen mede (als één van de voor toewijsbaarheid in aanmerking te nemen factoren) het restitutierisico zal hebben te betrekken.
4.21
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] niet, dan wel onvoldoende de grondslag van haar vordering heeft onderbouwd. Partijen hebben samengewoond. Samenwoning brengt nog niet met zich dat [appellant] aan [geïntimeerde] huishoudgeld of alimentatie verschuldigd is. Onduidelijk is ook welke kosten daarmee bestreden moeten worden.
Indien en voor zover in een mediationtraject een (intentie)overeenkomst tussen partijen is aangegaan vormt dat nog geen basis waardoor [appellant] het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag van € 2.500,- ter zake van partneralimentatie zonder meer verschuldigd is. Dit klemt te meer nu [appellant] betwist dat hij tegenover [geïntimeerde] op grond van die (intentie)overeenkomst gehouden is partneralimentatie te betalen. Voorts heeft [geïntimeerde] haar behoefte aan een bijdrage in haar levensonderhoud niet onderbouwd. Daarbij komt dat [appellant] onweersproken heeft gesteld dat hij naast de kinderalimentatie de eigenaarslasten van de woning, waaronder de hypotheekrente, voldoet. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] geen (spoedeisend) belang bij haar vordering heeft. Haar grief faalt.

5.De slotsom

5.1
De grief in het principaal hoger beroep slaagt. De voorwaardelijke grief 2 van [geïntimeerde] slaagt deels. Grief 1 van [geïntimeerde] faalt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd.
5.2
Gelet op de omstandigheid dat partijen een relatie hebben gehad en hebben samengewoond en het geschil voortvloeit uit de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun samenlevingsovereenkomst, zullen de kosten van beide instanties worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
In het principaal en in het incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 november 2020 en doet opnieuw recht:
6.1
veroordeelt [geïntimeerde] om uiterlijk 14 dagen na betekening van dit arrest om samen met [appellant] [naam1] Makelaars te machtigen en opdracht te geven om de woning aan de [adres] te [woonplaats2] te verkopen en bepaalt dat wanneer [geïntimeerde] na het verstrijken van de genoemde termijn weigert om die machtiging en opdracht te verstrekken dit arrest in de plaats treedt van een voor een voor de verkoop benodigde machtiging en opdracht van [geïntimeerde] ;
6.2
bepaalt dat partijen in overleg met [naam1] Makelaars een vraag- en een laatprijs vaststellen en, indien partijen niet tot overeenstemming komen over de verkoopprijs, dat [naam1] Makelaars een partijen bindende vraag- en laatprijs zal vaststellen;
6.3
veroordeelt [geïntimeerde] om vanaf 14 dagen na betekening van dit arrest mee te werken aan de verkoop van voornoemde woning door [naam1] Makelaars door al datgene te verrichten respectievelijk na te laten wat op instructie van de makelaar noodzakelijk is om tot verkoop en eigendomsoverdracht te komen, waaronder begrepen:
  • toestemming geven tot het publiceren van de woning op de Funda website;
  • het toelaten van [naam1] Makelaars in de woning te [woonplaats2] aan de [adres]
en het maken van foto’s ten behoeve van de verkoop van de woning;
  • toestaan van het plaatsen van te - koop - borden en - biljetten in en bij de woning, en deze te laten staan c.q. hangen;
  • het afgeven van een sleutel van de woning aan [naam1] Makelaars;
  • het opruimen en schoon houden van de woning voorafgaand aan een bezichtiging;
  • het toelaten van bezichtigingen;
  • het afwezig zijn bij bezichtigingen;
  • mee te werken aan het verkoop-klaar maken van de woning door een door [appellant] aan te wijzen derde;
6.4
bepaalt dat [geïntimeerde] een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag of dagdeel dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling onder 6.3 te voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
6.5
bepaalt dat, indien en voor zover [naam1] Makelaars het noodzakelijk vindt dat de woning verkoop-klaar wordt gemaakt en de werkzaamheden daartoe door een door [appellant] in te schakelen derde worden uitgevoerd, de kosten van het verkoop-klaar maken van de woning voor rekening van partijen komen, ieder voor de helft;
6.6
veroordeelt [geïntimeerde] om medewerking te verlenen aan het opstellen en ondertekenen van de verkoopovereenkomst van de woning aan een derde waarbij geldt dat de levering van de woning uiterlijk vier maanden na ondertekening van het voorlopige koopcontract dient plaats te vinden;
6.7
veroordeelt [geïntimeerde] om daartoe met medeneming van een geldig legitimatiebewijs te verschijnen bij de door de koper gekozen notaris op een door de notaris vast te stellen datum en tijdstip, de voor de levering op te maken notariële akte te ondertekenen volgens de door de notaris juist geachte tekst en verder al hetgeen te doen en uit te voeren wat door de notaris voor de levering noodzakelijk wordt geacht;
6.8
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de ondertekening door [geïntimeerde] van de verkoopovereenkomst, alsmede de door de notaris in wettige vorm opgemaakte akte tot levering van de woning, indien [geïntimeerde] weigert de koopovereenkomst te ondertekenen en/of op het door de notaris vastgestelde tijdststip niet verschijnt ofwel zijnde verschenen weigert aan de levering dan wel aan hetgeen de notaris voor de levering noodzakelijk acht, haar medewerking te verlenen;
6.9
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.1
compenseert de kosten in beide instanties in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
6.11
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, M.L. van der Bel en M.H.H.A. Moes, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 november 2021.