In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de alimentatieverplichtingen na de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De beschikking van de rechtbank Gelderland, uitgesproken op 21 december 2020, bepaalde dat de man € 309,- per kind per maand aan de vrouw moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en € 403,- per maand aan partneralimentatie. De man ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij de behoefte van de kinderen en de vrouw betwistte. De vrouw voerde verweer en trok haar verzoek in incidenteel hoger beroep in. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2021 werd de procedure besproken, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun advocaten. Het hof oordeelde dat de man niet kon aantonen dat de rechtbank een verkeerd netto besteedbaar gezinsinkomen had vastgesteld. Het hof volgde de rechtbank in haar berekening van de gemiddelde winst uit onderneming van de man en concludeerde dat het netto besteedbaar gezinsinkomen € 8.712,- per maand bedroeg. Het hof verwierp het beroep van de man en verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken in incidenteel hoger beroep. De beschikking van de rechtbank bleef daarmee in stand.