ECLI:NL:GHARL:2021:10761
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van het openbaar ministerie in een strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 februari 2020. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen het vonnis, maar werd later partieel ingetrokken. De officier van justitie had aanvankelijk onbeperkt hoger beroep ingesteld, maar trok dit op 13 oktober 2021 volledig in. Het hof heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 27 januari 2021 was aangevangen, waardoor de intrekking van het hoger beroep niet mogelijk was volgens artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vervolgens overwogen dat er geen redenen waren voor een inhoudelijke behandeling van de zaak en dat er geen rechtens te beschermen belang was. Daarom heeft het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A. Dörholt.