ECLI:NL:GHARL:2021:10761

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
21-001000-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van het openbaar ministerie in een strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 februari 2020. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen het vonnis, maar werd later partieel ingetrokken. De officier van justitie had aanvankelijk onbeperkt hoger beroep ingesteld, maar trok dit op 13 oktober 2021 volledig in. Het hof heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 27 januari 2021 was aangevangen, waardoor de intrekking van het hoger beroep niet mogelijk was volgens artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vervolgens overwogen dat er geen redenen waren voor een inhoudelijke behandeling van de zaak en dat er geen rechtens te beschermen belang was. Daarom heeft het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A. Dörholt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001000-20
Uitspraak d.d.: 11 november 2021
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 februari 2020 met parketnummer 16-659852-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-236348-14, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, er toe strekkende dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep
wegens gebrek aan belang. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J. Michels, voorafgaand aan de zitting per e-mail naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De officier van justitie heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Bij akte van 20 januari 2021 is het hoger beroep partieel ingetrokken, te weten ten aanzien van feit 2. Bij akte van 13 oktober 2021 heeft het openbaar ministerie kenbaar gemaakt het gehele hoger beroep te willen intrekken.
Op 27 januari 2021 is het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aangevangen middels uitroeping van de zaak ter terechtzitting, waarna het onderzoek ter terechtzitting is aangehouden voor onbepaalde tijd. Het hof overweegt dat nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op 27 januari 2021 is aangevangen, intrekking van het hoger beroep op 13 oktober 2021 - gelet op het bepaalde in artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering - niet mogelijk is.
Op grond van hetgeen door de advocaat-generaal en de verdediging naar voren is gebracht zal het hof, nu het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de behandeling van deze zaak, de officier van justitie gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 11 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.